Beantwoording vragen lid Ferrier over schrijnende armoede in Haïti
04-07-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ferrier over schrijnende armoede in Haïti. Deze vragen werden ingezonden op 23 mei 2007 met kenmerk 2060715880.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Ferrier (CDA) over schrijnende armoede in Haïti.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat, ondanks de toegenomen stabiliteit in Haïti na de verkiezing van Preval, de schrijnende armoede in Haïti niet afneemt of zelfs toeneemt? Hoe beoordeelt u die informatie? 1)
Antwoord
De armoede in Haïti blijft vooralsnog immens groot. Op de Human Development Index van UNDP (2006) staat Haïti met de 154ste plaats tussen de armste landen ter wereld. Meer dan de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 78% van de bevolking moet rondkomen van minder dan USD 2 per dag.
De regering van Haïti heeft momenteel een Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP) in voorbereiding, welke als belangrijk instrument zal gaan dienen bij het proces van toekenning van middelen, leningen en schuldverlichting door de Wereldbank en het IMF. Ook heeft de regering toegezegd voor het eind van dit jaar een nationale dialoog te zullen starten over de strategieën ter bestrijding van de armoede en de bevordering van groei in Haïti.
Blijkens recente informatie van de Verenigde Naties zijn overigens de stabiliteit en de veiligheid in Haïti in de eerste helft van 2007 verbeterd. Stabiliteit en veiligheid zijn voorwaarden voor de ontwikkeling van het land en het vertrouwen in de economie. De economische vooruitzichten voor 2007 en 2008 zijn enigszins hoopgevend: een groeipercentage van 3,7%, dalende inflatie alsmede een stijging van de export.
Vraag 2
Kunt u de Kamer informeren over de inzet van de Nederlandse regering om de verarming in Haïti en al de daaraan verbonden consequenties, tegen te gaan?
Antwoord
Haïti is geen partnerland in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Nederlandse ontwikkelingsgelden komen ten goede aan Haïti via algemene bijdragen aan multilaterale en non-gouvernementele organisaties. Omdat dit echter algemene bijdragen betreft, is niet exact aan te geven welk deel van de Nederlandse financiering aan Haïti ten goede komt. Daarnaast kunnen projecten ter bevordering van mensenrechten en goed bestuur financieel worden ondersteund uit de Strategische Faciliteit voor Mensenrechten en Goed Bestuur (FSA). Momenteel wordt in nauw overleg met het Haïti Platform Nederland actief gezocht naar mogelijkheden om deze fondsen aan te wenden in Haïti.
Nederland onderhoudt in Brussel nauw contact met de landenmedewerkers voor Haïti van de Europese Commissie. Eind 2006 heeft de Europese Commissie bekend gemaakt dat Haïti als een van tien landen geselecteerd is als 'Pays Partenaire Pilote', met als doel harmonisatie van hulpstrategieën van de EU lidstaten en de Commissie in het kader van het 10de EOF. Deze selectie kwam tot stand na het bezoek aan Haïti in november 2006 van een gezamenlijke onderzoeksmissie van de Commissie, Frankrijk, Spanje, Duitsland en Zweden.
Vraag 3
Wat is tot nu toe het effect geweest van de inspanningen die de Europese Unie, mede namens de Nederlandse regering, ten aanzien van Haïti gepleegd heeft?
Antwoord
De voornaamste projecten en programma's van de Europese Commissie lastens het Europees Ontwikkelings Fonds (EOF) richten zich op de verbetering van het onderwijs (28 miljoen euro) en de infrastructuur (ruim 80 miljoen euro). Qua infrastructuur worden momenteel enkele belangrijke verbindingswegen aangelegd teneinde de zeer arme provincies in het Noorden en Noordoosten te ontsluiten alsook het Centraal Plateau.
Uit andere EU-fondsen worden programma's in Haïti gefinancierd op onder meer het gebied van gezondheidszorg (2,8 miljoen euro), voedselzekerheid (12 miljoen euro) en mensenrechten (5,7 miljoen euro). Ook worden door de EU NGO's gesteund die actief zijn in Haïti (11 miljoen euro).
Vraag 4
Op welke termijn zullen die inspanningen geëvalueerd worden? Zal dan ook beslist worden over de voortgang van de Europese steun?
Antwoord
Een evaluatie over het geheel van de Europese ontwikkelingssamenwerking met Haïti zal plaatsvinden in 2010. In principe betreft dat een evaluatie over de afgelopen twintig jaar (EOF). Deze evaluatie staat overigens los van de evaluaties van individuele projecten en programma's.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat er geëffectueerd is van de Europese pledge van 750 mln. US$ van juli 2006?
Antwoord
Het bedrag van 750 miljoen USD laat zich verklaren door de optelling van toezeggingen van internationale donoren. Door de Europese Commissie is tijdens de donorconferentie in 2006 233 miljoen euro toegezegd. Dit is het bedrag dat beschikbaar is voor Haïti onder het 10de EOF, dat ingaat vanaf 2008. Belangrijke sectoren in het 10de EOF zijn bestuur en infrastructuur. Uit de voorgaande EOF's bedroegen de uitgaven van de Europese Commissie in Haïti in het jaar 2005 35,3 miljoen euro en in 2006 52 miljoen euro. De verwachte uitgaven lastens het EOF voor 2007 belopen 70 miljoen euro en zullen naar verwachting verder stijgen in de komende jaren. Daar bovenop komen kleinere bedragen uit andere budgetlijnen (zie ook het antwoord op vraag 3). Er zijn 250 projecten van de Europese Commissie in Haïti in uitvoering.
Vraag 6
Heeft u kennisgenomen van het verzoek van de Statendelegatie van Koninkrijkspartner Aruba, om Haïti hoger op de politieke agenda te plaatsen, zowel in het Nederlandse buitenlandse beleid, als in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid? 2) Zo ja, hoe beoordeelt u dit verzoek en welke politieke consequenties verbindt u aldaar?
Antwoord
Het is begrijpelijk dat Aruba, dat zowel deel uitmaakt van het Koninkrijk als van de Caribische regio, aandacht vraagt voor de noden van Haïti. Anders dan de buitenlandse betrekkingen, die een Koninkrijksaangelegenheid zijn, is de hulp in het kader van ontwikkelingssamenwerking echter een aangelegenheid van het land Nederland.
Zoals gesteld behoort Haïti niet tot de partnerlanden in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Dat neemt niet weg dat er Nederlandse ontwikkelingsgelden ten goede komen aan Haïti, via algemene bijdragen aan het multilaterale kanaal en non-gouvernementele organisaties. Een ander kanaal is de FSA (zie het antwoord op vraag 2).
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de toenadering tot Haïti, die gezocht wordt door de Venezolaanse president Chavez? 3) Welke beleidsconsequenties wilt u daaraan verbinden?
Antwoord
Venezuela onderhoudt met vele landen in de regio nauwe betrekkingen, waarop Haïti geen uitzondering vormt. De relatie tussen beide landen kent overigens een extra dimensie vanwege de steun annex 'broederdienst' van Haïti aan Simon Bolivar tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in Venezuela. Aan de nauwe betrekkingen tussen Haïti en Venezuela worden door Nederland geen verdere beleidsconsequenties verbonden.
1) AlterPresse, 15 mei 2007
2) Amigoe, 12 mei 2007
3) www.ircaméricas.org, 1 mei 2007
Ministerie van Buitenlandse Zaken