SGP
SGP » jongeren >>
04 - 07 - 07 | Commissie-Van den Berg
De hoofdconclusie van de onderzoekscommissie Van den Berg was:
Nederlandse militairen hebben niet gemarteld.
Daarmee is wat de SGP betreft de kou uit de lucht en zijn de
Nederlandse troepen in Irak van alle blaam gezuiverd.
De les die uit deze hele affaire getrokken moet worden is dat er
voortaan een realistischer mandaat moet worden geformuleerd voordat
Nederlandse missies op stap gaan.
Te veel is gedacht vanuit theoretische situaties en papieren regels en
te weinig vanuit de realiteit waar soldaten in een
(semi-)oorlogsgebied tegenaan lopen.
Een slagveld waar gevochten wordt met gewetenloze, fanatieke
tegenstanders is onvergelijkbaar met een cricketveld waar het draait
om hoffelijkheid en sportiviteit.
---
----------
AO Commissie-Van den Berg
4 juli 2007
Van der Staaij
Niet gemarteld
Voorzitter. Er is in Irak door Nederlandse militairen nÃet gemarteld.
Dat is de verheugende hoofdconclusie van de onderhavige commissies.
Mediaberichten die dit suggereerden, hebben de plank eenvoudigweg
misgeslagen. Mijn fractie is hier erg verheugd over. De reputatie van
de krijgsmacht, voor zover die was aangetast, is hiermee hersteld. Een
belangrijk gegeven, niet in de laatste plaats vanwege de meerdere
militaire uitzendingen waarbij Nederland thans betrokken is. De
getrokken conclusie past bij een professionele krijgsmacht die wij
graag willen vormen.
In feite is hiermee voor de SGP-fractie dit hoofdstuk afgesloten. De
overige aan de orde zijnde zaken zijn relatief onbeduidend. Zo weten
we, dat er door Nederlandse militairen wel enige druk is gebruikt
tijdens de gesprekken met gedetineerden in Irak. Druk in de sfeer van
een bekertje water of enig achtergrondlawaai. Of dit paste binnen het
mandaat en binnen het gewenste waarden- en normenkader van
militairen, daarbij wil ik straks de vinger leggen.
Dat de Nederlandse militairen enige druk hebben gebruikt tijdens de
gesprekken is op zichzelf volstrekt begrijpelijk. In een situatie, die
grenst aan een oorlogssituatie, kan het al dan niet beschikken over
inlichtingen het verschil maken tussen leven en dood. Het zou weinig
vertrouwen wekken, indien onze militairen er niet alles aan zouden
doen om relevante informatie aan opgepakte Irakezen te ontrekken.
Zeker indien daarbij de veiligheid van manschappen of bondgenoten in
het geding zou zijn. Ik vind dat wij die notie wel sterk moeten
meewegen en niet te veel met boekenwijsheden moeten wapperen. In
sommige media kwam ik vereisten en voorwaarden tegen die aan onze
militairen zouden moeten worden gesteld, die zelfs in het Kröller
Möller-museum niet zijn te waarborgen, laat staan in
oorlogssituaties.
In die zin aarzel ik ook, als ik in de stukken van de minister lees,
dat de Nederlandse militairen zich âhoffelijkâ moeten gedragen
tegenover de gedetineerden (antwoord 25). Hebben we dan wel voldoende
oog voor de situatie? Het kan hier gaan om personen die net een
bomaanslag hebben gepleegd of hebben beraamd ten aanzien van jouw
manschappen. Welke hoffelijkheden dienen onze militairen dan te
betrachten? We bevinden ons immers niet op het cricketveld.
Mandaat
Dat brengt mij direct bij het verleende mandaat voor de Nederlandse
missie. De Commissie duidt aan, dat die onvoldoende was toegesneden op
de desbetreffende gevaarvolle situatie in Irak. Dat is een conclusie
die wij zeer ter harte moeten nemen. Eén van de gevolgen van dit
beperkte mandaat was, dat de militairen slechts vrijwillige gesprekken
mochten voeren en geen ondervragingen mochten doen.
Als het mandaat niet is toegesneden op de werkelijke situatie â
bijvoorbeeld te eng is â dan dwingen we onze militairen welhaast om
dit mandaat te schenden. Oorlogsomstandigheden kunnen nu eenmaal nopen
tot de toepassing van dwang of drang om bijvoorbeeld noodzakelijke
inlichtingen los te weken. In de wetenschappelijke wereld woedt niet
voor niets de discussie rondom het verbod op martelen. Bijvoorbeeld de
hoogleraar rechtsgeleerdheid John Yoo, professor te Berkeley, heeft
talloze malen beargumenteerd waarom een categorisch verbod op
marteling niets met de werkelijkheid van doen heeft (In een recente
Elsevier werd expliciet naar hem verwezen). Nu wil ik bepaald geen
pleidooi voor marteling voeren, maar we moeten wel oog houden voor de
omstandigheden die kunnen leiden tot het onder druk zetten van
potentiële terroristen om inlichtingen te verschaffen. Zoals gezegd,
kan het hier vaak gaan om de levens van manschappen en bondgenoten.
Het gaat dan om ingrijpende dilemmaâs en niet om theoretische
exercities.
Het verlenen van een mandaat moet derhalve gestoeld zijn op de
werkelijkheid, die helaas vaak rauw en huiveringwekkend zal zijn. Dat
is de les voor de toekomst. Als een mandaat hierop niet is
toegesneden, zal die als vanzelf ongeloofwaardig worden en militairen
dwingen tot het schenden daarvan. De volgende stap is dan dergelijke
dingen in de doofpot te stoppen en dan is de cirkel weer rond.
OM
Als het gaat om het begaan van strafbare feiten heeft het OM reeds het
nodige onderzocht. Daarnaast loopt er nog strafrechtelijk onderzoek
naar onder meer de aanwezigheid van het veel genoemde
stroomstootwapen. Mijn fractie vindt het niet juist om vanuit de
politiek hierop reeds vooruit te lopen. Ik neem aan, dat de minister
ons op de hoogte houdt van relevante ontwikkelingen.
Juridisch
In ieder geval is duidelijk geworden, dat het juridisch kader
waarbinnen de Nederlandse militairen moesten werken uiterst
gecompliceerd was. Zo was destijds bijvoorbeeld niet duidelijk of de
zogenaamde Rules of Engagement (ROE) waren te kwalificeren als
dienstvoorschrift in de zin van artikel 136 en 137 van het Wetboek van
Militair Strafrecht en of deze ROE ook van toepassing waren op
MIVD-functionarissen. Ook was onhelder of eventuele MIVD-instructies
zouden zijn te kwalificeren als dienstvoorschrift in de zin van de
artikelen 136 en 137 WvMSR. Dit zijn ongewenste situaties, die het
vaststellen van strafbare feiten ernstig bemoeilijkt hebben. Is
gewaarborgd dat dit voor de toekomst adequaat is geregeld?
Hier past ook de vraag omtrent de toepasbaarheid van het EVRM. De
minister acht het waarschijnlijk dat het EVRM niet van toepassing op
de situatie in Irak. Is het niet belangrijk hierover duidelijkheid te
scheppen? Of kunnen we deze vraag eenvoudig als theoretisch
beschouwen, omdat de Nederlandse militairen altijd gehouden zijn de
mensenrechtelijke standaarden na te leven?