Bijdrage tijdens debat Voorjaarsnota
toespraak | 03-07-2007 | Den Haag, Minister
3 juli 2007
Minister Bos:
: Voorzitter. Er was mij weinig tijd gegeven om mijn antwoord in
eerste termijn voor te bereiden, maar dankzij een groep geweldige
ambtenaren, die inmiddels allemaal van de hongerflauwte achterover in
hun bankjes hangen, lukt het toch om het debat nu voort te zetten en
dat doe ik graag. Ik bedank daarbij alle leden voor hun gewaardeerde
bijdragen.
Ik zal eerst op een paar algemene en grote punten ingaan, die met name
te maken hebben met het begrotingsbeleid, de kwaliteit daarvan en de
relatie met de situatie in 2007, want daarover gaat dit debat
natuurlijk in essentie. Voorts zal ik de perspectieven voor 2011
aangeven. Daarna zal ik een reeks kleinere, maar niet minder
belangrijke onderwerpen langslopen, die in de diverse bijdragen aan de
orde zijn gekomen.
Er is gevraagd naar de ambitie van deze minister van Financiën. De
minister van Financiën is de meest dienstbare minister in het kabinet.
Het ambt vergt karakters met grote bescheidenheid. Ik meen dit
serieus, want zeker bij het begrotingsbeleid is het de ambitie, ook
van deze minister, alle collega's in staat te stellen, hun ambities in
de komende vier jaren waar te maken en de belastingbetaler waar voor
zijn geld te geven. Dat klinkt allemaal heel rustig en heel gewoon,
maar het is moeilijk genoeg om dat op een goede manier te doen. Dat
stel ik mij de komende jaren ten doel.
In dat kader zijn er vragen gesteld over de kwaliteit van het
begrotingsbeleid. Dat is natuurlijk essentieel, zeker als je de
belastingbetaler waar voor zijn geld wilt geven en je ervoor wilt
zorgen dat elke euro op de juiste manier wordt besteed. Daarbij is,
met name door de heer Vendrik, gesuggereerd dat er, vanwege de
afwezigheid van kaders, helemaal geen spelregels zouden zijn waaraan
wij ons op dit moment houden. Dat is natuurlijk niet zo. De eerste set
spelregels die onverminderd vanaf dit moment geldt, betreft de
spelregels zoals die in het coalitieakkoord zijn opgenomen. Ik noem
ons aller streven om naar een overschot van 1% in 2011 toe te werken.
Wij willen dit overschot bereiken door van jaar op jaar het saldo te
verbeteren. In deze context streven wij naar een evenwichtig
koopkrachtbeeld, waar de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen,
elk jaar van deze regeerperiode. Deze regels gelden op dit moment al
en elk voorstel, van welke collega dan ook, wordt daarop getoetst.
Daarnaast zijn er de begrotingsspelregels. Deze spelregels zijn ook in
het coalitieakkoord geformuleerd en zijn inmiddels in uitgewerkte vorm
door het kabinet aangenomen. Daarbij zijn wij overgeschakeld van een
behoedzaam scenario naar een realistisch scenario. Dat is een
een-op-eenvertaling van de aanbevelingen die het IMF terzake heeft
gedaan.
Een tweede verbetering van de begrotingssystematiek van de afgelopen
jaren is dat de signaalwaarde, het punt waarop wij ingrijpen, mocht
het saldo zich de verkeerde kant op ontwikkelen, vroeger ligt dan de
afgelopen jaren. Dit is niet meer het geval bij -2,5%, maar al bij
-2%.
Een derde verbetering van het toch al zo goede begrotingsbeleid is dat
wij de rentelasten uit de uitgavenkaders hebben gehaald. Dat klinkt
allemaal wat technisch, maar het is wel een heel relevante
verbetering, met name in het licht van de opmerkingen die vandaag zijn
gemaakt over hoe procyclisch of hoe anticyclisch ik bezig ben. Juist
deze rentelasten plegen mee te bewegen met de conjunctuur. Haal je ze
dus uit je uitgavenkader, dan maak je daarmee je begrotingsbeleid
neutraler ten opzichte van de economische cyclus. Dat zijn dus de
spelregels die gelden. Voor deze zaken hebben mijn collega's en ik
allemaal getekend en die moeten wij elke dag van de week uitvoeren.
In dat licht bezien, zijn de opmerkingen over hoe zorglijk het beeld
van 2007 is, wat dat zegt over dit kabinet en dat de minister van
Financiën er met de pet naar zou gooien als het gaat om deugdelijk
begrotingsbeleid, natuurlijk larie. Dat zal ik proberen uit te leggen.
Ten eerste moeten wij niet vergeten dat het de afgelopen tien jaar
slechts een keer is voorgekomen, dat het saldo dat in de begroting
werd voorzien, gelijk was aan het saldo waarmee bij de Voorjaarsnota
werd gerekend. Het feit dat er dus verschillen optreden tussen hoe je
denkt dat het zal zijn en hoe het zich uiteindelijk ontwikkelt, is
helaas iets van alle tijden. Zelfs de grootte van het verschil, het
feit dat het van +0,2% naar -0,7% gaat, in de tijdsperiode van
Miljoenennota naar Voorjaarsnota, is weliswaar veel, maar de afgelopen
tien jaar zijn er minstens twee andere jaren geweest waarbij dat
verschil nog groter was. Deze afwijkingen kunnen voorkomen en hebben
te maken met de onvoorspelbaarheid van de economie en van de
ontwikkeling van uitgaven en inkomsten. Gezien de historie zeggen deze
afwijkingen bar weinig over het gevoerde begrotingsbeleid.
Ten tweede hebben de kabinetten voor mij, inclusief de ministers van
Financiën voor mij, de kaders die relevant waren voor hun
regeerperiode, altijd pas vastgesteld bij de eerste Miljoenennota. Zij
hadden daarin ook niet veel keuze. Het enige verschil tussen dit
kabinet en de vorige kabinetten is dat deze periode bij dit kabinet
iets langer duurt, omdat wij vroeg in het jaar zijn aangetreden en de
Miljoenennota er pas in september is. Maar ook bij de vorige
kabinetten die aan een regeerperiode begonnen, kwamen de kaders er pas
op het moment dat het Centraal Planbureau alles kon doorrekenen in het
licht van de eerste Miljoenennota en de verdere plannen voor de rest
van de kabinetsperiode. Op dat punt doet dit kabinet dus precies
hetzelfde als vorige kabinetten en doet deze minister van Financiën
ook precies hetzelfde als vorige ministers van Financiën.
Kaderloze periodes zijn geen uitvinding van ons, laat staan van mij.
Een tweede punt waarop dit kabinet volstrekt consistent handelt, in
lijn met gewaardeerde voorgangers, is dat als er een ontwikkeling
plaatsvindt aan de inkomstenkant van de begroting, wij daar niet
paniekerig op reageren. Als het meevalt, is dat mooi meegenomen, want
dat betekent dat wij de schuld sneller kunnen aflossen. Als het
tegenvalt, is dat jammer en betekent het dat wij de schuld langzamer
gaan aflossen. De allergrootste factor die heeft bijgedragen aan de
verslechtering van het saldo 2007, namelijk de tegenvallende
aardgasbaten, is er dus eentje in de trant van: jammer, maar helaas.
Ook door vorige kabinetten en vorige ministers van Financiën zouden
die net zo zijn behandeld als door dit kabinet en deze minister van
Financiën.
Dat geldt ook voor de tweede, grote oorzaak van de verslechtering van
het saldo, namelijk de overschrijdingen in de zorg. Ook daar sta ik,
helaas moet ik nu zeggen, in een traditie van voorgangers die weten
dat, als zich bijvoorbeeld in 2006 een overschrijding in de zorg
voordoet, je daar pas in 2007 achter komt en pas in 2008 maatregelen
kunt nemen. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. De manier
waarop dit kabinet daarmee is omgegaan, is ook volstrekt consistent
met de manier waarop vorige kabinetten en voorgangers dat hebben
gedaan. Ik zeg er voor de liefhebbers bij dat het niet klopt dat je
helemaal niets aan overschrijdingen in het lopende jaar kunt doen. De
heer Crone had grosso modo gelijk toen hij stelde, kijkend naar vorige
jaren waarin dat gebeurde, dat die maatregelen pas het jaar daarop
effect kregen. Wie de Voorjaarsnota echter goed heeft gelezen, heeft
bijvoorbeeld gezien dat wij in de sfeer van de tarieven van de
huisartsen wel degelijk dit jaar al ingrijpen, dit om de
overschrijdingen in de zorg aan te pakken. Het kan dus wel, zij het
beperkt.
Dan kom ik bij de derde oorzaak van de verslechtering, de
overschrijdingen. Die is met name gelegen in de sfeer van de Antillen.
Daarover zijn ook de nodige opmerkingen gemaakt. De heer Pechtold
sprak steeds over rente, maar het gaat echt om schuldsanering. Die
schuldsanering was aan voorwaarden gebonden. Die kwamen erop neer dat
de Antillen het Slotakkoord zouden ondertekenen en dat wij akkoord
zouden moesten zijn met een deugdelijke vorm van financieel toezicht
op de Antillen, omdat wij eerder niet beginnen met de kwijtschelding.
Door dat op te nemen in de Voorjaarsnota hebben wij willen aangeven
dat wij de kans aanwezig achten dat dat al dit jaar lukt. Dan stellen
wij de Kamer op een later tijdstip ook niet voor een verrassing. Wij
reserveren dus alvast zodat wij, als het dit jaar lukt, die uitgave
kunnen doen.
Zoals de heer Crone heeft gezegd: als die voorwaarden niet dit jaar
worden vervuld, maar misschien pas volgend jaar, komt dat volgend jaar
wel en valt het saldo ten opzichte van de Voorjaarsnota voor dit jaar
in ieder geval relatief mee. Overigens is het laatste nieuws dat er
een akkoord is bereikt met de BES-eilanden, Bonaire, Sint Eustatius en
Saba, over financieel toezicht. Zij hadden het slotakkoord al
ondertekend. Wij beginnen dit jaar met de schuldsanering die in ieder
geval op die eilanden betrekking heeft.
De heer Pechtold (D66):
Vanuit mijn interesse voor het Koninkrijk is dat goed nieuws, maar ik
wil toch graag de reservering van 410 mln. misschien niet op dit
moment, maar later onderbouwd zien. De Antillen hadden een totale
internationale schuld van 2,5 mld., waarvan slechts 150 mln. aan
Nederland. Als u die in een keer heeft kwijtgescholden, kom ik tot een
derde van dat bedrag. Maar niet duidelijk is hoe u in het eerste jaar
gelijk die kosten maakt. Het bedrag voor de BES-eilanden is een klein
deel van het totaal. Ik krijg graag de toezegging van de minister dat
wij een specificatie op dit punt krijgen.
Minister Bos:
Dat doe ik graag.
Ook wij zijn bezorgd dat het saldo in 2007 minder mooi is dan wij
hadden gehoopt. Niettemin hebben wij gehandeld zoals dat hoort in het
kader van een deugdelijk begrotingsbeleid en ook perfect past in de
traditie van mijn gewaarde voorgangers.
Een aantal leden heeft opmerkingen gemaakt over de grote
overschrijdingen en de consequenties voor volgende jaren. In het
coalitieakkoord is verondersteld dat wij in 2007 te maken krijgen met
onvermijdelijke boedel in de orde van grootte van 800 mln. Dat bedrag
voor 2007 bleek een beetje te hoger te zijn, te weten 2,4 mld. In
sommige specifieke sectoren was het verschil tussen de raming in de
boedel en het uiteindelijke bedrag nog pregnanter aanwezig. Wij gingen
bijvoorbeeld uit van een boedelproblematiek in de zorg van 50 mln.,
maar dat bleek uiteindelijk 1,2 mld. te zijn. U kunt zich voorstellen
wat het betekent voor collega's die toetreden tot een kabinet op basis
van een veronderstelling dat zij weten hoe de begroting in elkaar zit
en welke problemen zij moeten oplossen, als dat opeens van een heel
andere omvang blijkt te zijn. Niettemin zijn mijn collega's en ik op
al die terreinen het afgelopen voorjaar erin geslaagd -- in de
Voorjaarsnota vindt u in zekere zin de eerste tranche van de weerslag
daarvan -- overeenstemming te bereiken over de wijze waarop wij die
tegenvallers wegwerken in de komende jaren. Het kabinet heeft daarbij
bewust de keuze gemaakt om structurele problemen structureel weg te
werken, niet met incidentele geintjes, maar door ervoor te zorgen dat
wat nu nog een forse tegenvaller lijkt in die zin dat het groter is
dan in de boedelbrief is geraamd over een paar jaar tot nul is
teruggebracht. Wij hebben er overeenstemming over bereikt en ik heb
goede hoop dat het ons zal lukken.
De heer Weekers (VVD):
Zegt de minister dat hij in het kader van de begroting 2008 door
middel van maatregelen het structurele element zal compenseren van de
uitgavenoverschrijdingen die op dit moment zijn gepresenteerd?
De minister heeft in het verantwoordingsdebat gezegd dat de scheiding
van inkomsten en uitgaven zal worden gehandhaafd. Geldt dat ook voor
het jaar 2007?
Minister Bos:
De scheiding van inkomsten en uitgaven kun je alleen hanteren als je
kaders hebt. Wij hebben op dit moment geen kaders. Wanneer die kaders
er zijn na vaststelling van de Miljoenennota, zal de scheiding tussen
inkomsten en uitgaven gehandhaafd blijven. Tot die tijd blijf ik de
regels hanteren zoals ik net heb geëxpliciteerd: ministers zijn
verantwoordelijk voor datgene wat op hun eigen begroting gebeurt en er
is geen ruimte voor nieuw beleid, tenzij dat in het coalitieakkoord is
afgesproken. Het enige nieuwe beleid dat geld kost en dat in 2007
wordt uitgevoerd, betreft zaken die in het coalitieakkoord expliciet
zijn afgesproken, bijvoorbeeld in de sfeer van de WAO. De rest zal
moeten wachten tot 2008 en verder. Dat is niet voor niets, want dan
hebben wij kaders en kunnen wij de daarvoor benodigde
controlemechanismen gebruiken.
Ik kom bij de eerste vraag van de heer Weekers. Inderdaad, over de
overschrijdingen waarmee de collega's in het voorjaar langskwamen, in
zekere zin de werkelijke dimensies van wat wij dachten te kennen uit
de boedelbrief, zijn afspraken gemaakt hoe wij ervoor zorgen dat ze in
2011 het saldo niet meer belasten. Daarvoor zijn structurele
oplossingen gevonden die u bij de begrotingen voor de komende jaren
keer op keer zult tegenkomen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
De minister zegt dat er geen uitgavenkaders zijn, maar dat er
structurele oplossingen zijn gevonden voor de problemen die hij is
tegengekomen. Als ik hem goed heb beluisterd, betekent dit dat, voor
zover er zich verdere tegenvallers voordoen die niet uit het vorige
kabinet komen, de bewindslieden die dit jaar binnen hun eigen
begroting moeten opvangen. De sky is dus niet de limit. Je kunt niet
toetsen aan uitgavenkaders, dus je moet ervoor zorgen dat je niet in
de problemen komt.
Minister Bos:
Net als in vorige jaren en net als in tijden dat er wel kaders zijn,
zijn er soms zaken in negatieve zin waaraan je niets kunt doen. Maar
gelukkig staan er dan ook altijd zaken in positieve zin tegenover. De
hoofdregel, ook op dit moment, is dat er geen ruimte is voor nieuw
beleid, tenzij er expliciet afspraken over zijn gemaakt en dat
collega's eventuele problemen in de uitvoering zelf opvangen. Dat
loopt op dit moment buitengewoon goed.
Ik kijk even kort vooruit naar 2008 en verder naar 2011.
De heer Irrgang (SP):
Mag ik nog een vraag stellen over 2007? Ik heb gevraagd of de
inmiddels hogere olieprijs nog een gunstig effect heeft. Het is een
beetje raar: het CPB heeft een hogere raming, terwijl er ook een
hogere olieprijs in zit.
Minister Bos:
Ik kan er op dit moment weinig zinnigs over zeggen. Ik wacht af welke
veronderstellingen het CPB uiteindelijk gaat hanteren in de MLT, die
tegelijkertijd met de Miljoenennota wordt gepubliceerd. Ik durf er
geen voorspelling aan te wagen wat er de komende maanden gedurende de
zomer gaat gebeuren, op welk punt het CPB zijn voorspellingen vastzet
en welke realisaties van het saldo dat oplevert aan het eind van dit
jaar.
Voor 2008 hebben wij redelijk zicht op een verbetering van het saldo,
ook in structurele zin. Diverse cijfers doen de ronde, maar laten wij
het er voorlopig op houden dat het saldo dan weer positief zal zijn.
Deze opinie wordt gedeeld door gezaghebbende internationale
instituten. De Europese Centrale Bank, de Europese Commissie en het
IMF zien diezelfde verbetering optreden.
Het tweede punt heeft betrekking op de koopkracht in 2008. Volgens de
eerste signalen die vorige week naar buiten zijn gekomen, wordt het
een moeizaam koopkrachtbeeld. Je kunt er in zekere zin nog positief
tegen aankijken dat je dit beter in economisch goede tijden kunt
hebben dan in economisch slechte tijden. In die zin zouden sommigen
zelfs kunnen zeggen dat het een perfecte vorm van anticyclisch beleid
is. Het gaat in ieder geval alles tegen wat zou kunnen leiden tot
verhitting op de arbeidsmarkt, omdat je er niet ook nog eens met een
gigantische koopkrachtverbetering overheen gaat. Niettemin zijn wij
ons er terdege van bewust dat men er wel de redelijkheid van moet zien
en dat, of het nu heel goed of wat minder goed gaat, de lasten eerlijk
verdeeld zullen moeten worden. De komende maanden, als wij er nadere
gegevens over hebben, zullen wij er hard aan werken. Dan zullen wij
zeker ook de geluiden uit de Kamer meenemen dat met name de positie
van de lagere en de middeninkomens daarbij aan de orde dient te zijn.
De heer Pechtold (D66):
Ik zou er graag een categorie aan toevoegen die ik bij dit kabinet
nogal eens onder de aandacht moet brengen: de alleenstaanden. Ik heb
het bij het beleidsplan en bij het regeerakkoord gezegd. Ik roep de
minister van Financiën op om het ook voor alleenstaanden lonender te
maken. Zou u hen aan die groep willen toevoegen?
Minister Bos:
U heeft dat bij het debat over de regeringsverklaring al gevraagd.
Toen was het antwoord dat wij niet geweldig veel instrumenten hadden
om in de fiscaliteit of anderszins met name die groep gericht en goed
te bedienen. Ik blijf mij het liefst bedienen van een evenwichtig
inkomensbeeld waarin de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen,
waarbij wij zeker ook zullen kijken naar de groep die u hier duidt.
Sommige groepen zijn overigens wel goed herkenbaar, bijvoorbeeld
alleenstaande ouders. Ik kan mij goed voorstellen dat wij in de
begroting van volgend jaar nadrukkelijk naar die groep kijken.
De heer Pechtold (D66):
Ik ben al voor een groot deel tevreden. Wij hebben het over 2,5
miljoen à 3 miljoen mensen. U pakt daar een subgroep uit waar ik
inderdaad ook zeer veel sympathie voor heb. Met name uw collega's
lijken over elkaar heen te buitelen voor al diegenen in deze
maatschappij die in groeps- en gezinsverband georganiseerd zijn.
Wanneer er klappen vallen, kunnen alleenstaanden dingen veel minder
makkelijk opvangen. Daarom vraag ik extra aandacht voor hen. Dat is
meer een opmerking; daar hoeft de minister dus niet op te reageren.
Minister Bos:
Dat is duidelijk.
Wat kunnen wij zeggen over de ontwikkelingen richting 2011? Ik citeer
allereerst bij uitzondering de nummer 2 van de VVD-lijst: "afspraak is
afspraak". Wij hebben met elkaar 1% afgesproken als saldo. Daar gaan
wij dus ook gewoon voor en daar werken wij naartoe. Dat is natuurlijk
niet helemaal zonder problemen en risico's. In dat licht is met name
de vraag van de heer Crone over het overleg met de
woningbouwcorporaties relevant, mede in het licht van de berichtgeving
in de NRC van vanavond. In het coalitieakkoord is te lezen dat wij
zijn uitgegaan van een heffing op het corporatievermogen die per jaar
750 mln. binnen zou moeten brengen. Als dat niet zou lukken en als ook
de betaalbaarheidsheffing die op dit moment nog steeds bij de Eerste
Kamer ligt en daar voorlopig nog blijft liggen, niet zou doorgaan,
slaat dat bij elkaar een gat in het saldobeeld van ongeveer 1 mld. Het
moge iedereen duidelijk zijn dat wij dat in het licht van de
saldodoelstelling in 2011 niet kunnen hebben. Er is mij en collega
Vogelaar dus veel aan gelegen om de bijdrage van de
woningbouwcorporaties, zoals die volgens mij in alle
verkiezingsprogramma's van de hier vertegenwoordigde partijen voor
aanzienlijke bedragen aanwezig is, te realiseren.
Het gesprek daarover met de woningbouwcorporaties loopt. Zolang dat
gesprek loopt, wil ik daar niet een al te zware hypotheek op leggen,
maar het loopt niet makkelijk. Dat heeft met name te maken met twee of
drie punten, allereerst natuurlijk het bedrag. Dat hoort een beetje
bij het gesprek. Ten tweede hebben wij het in lijn met het
coalitieakkoord en in lijn met alle verkiezingsprogramma's natuurlijk
nadrukkelijk over gelden die op enigerlei wijze publiek ter
beschikking moeten komen om vervolgens vanuit onze publieke
verantwoordelijkheid met maximale invloed van de woningbouwcorporaties
en met name de gemeentelijke wethouders weer aangewend te kunnen
worden in de wijken. Dat moet liefst niet alleen in stenen gebeuren,
maar juist langs meer assen. Wij denken immers dat de sleutel tot
successen in de wijken juist gelegen is in het feit dat het zowel om
renovatie van woningen gaat als om speelplaatsen, conciërges,
toezichthouders, voorzieningen voor jongeren et cetera. De
woningbouwcorporaties hebben er iets meer moeite mee dat die gelden
via een heffing op de een of andere manier publiek ter beschikking
komen. Wij proberen zodanig met dat bezwaar om te gaan dat zij er toch
vertrouwen in hebben dat wij dat vermogen niet alleen eerst op een
verstandige wijze afromen, maar vervolgen s ook op een verstandige
wijze inzetten, waarbij zij ook zelf veel te zeggen krijgen. Dat
gesprek loopt. Ik voel mij daarbij zeer gesteund door hoe de Kamer
over deze materie denkt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Als ik de minister van Financiën zo hoor, groeit bij mij de politieke
irritatie over belangrijke publieke instellingen in dit land die
denken dat zij zelf kunnen uitmaken waar zij met onze miljarden
naartoe mogen. Er stond in het NRC vanavond ook nog iets anders. Dat
zou wel of niet verband houden met de kwestie waar de minister van
Financiën zojuist over sprak. Er is op het ministerie van VROM een
lijst beschikbaar met de topinkomens van de bestuurders van deze
prachtige instellingen. Die bestuurders vinden inderdaad dat zij als
beste weten hoe zij met onze miljarden kunnen omgaan. Naar verluidt
verdient een gemiddelde woningbouwcorporatiedirecteur drie keer het
MP-salaris. De minister van Financiën is ook een beetje chef
topinkomens.
Minister Bos:
Dat mocht hij willen!
De heer Vendrik (GroenLinks):
Waar een politieke wil is, is een weg. Ik zou dus graag van de
minister vernemen -- als het niet op dit moment kan omdat ik hem er
misschien een beetje mee overval, dan graag op een later moment in dit
debat -- hoe het met die lijst zit. Zullen wij die voor de zomer
gewoon maar openbaar maken? Mag ik ook een politieke reactie van het
kabinet op het verschijnsel dat woningbouwcorporatiedirecteuren -- dus
alweer in de publieke sector -- er zo lekker bij verdienen?
Minister Bos:
Voor de goede orde: het is de semi-publieke sector. Dat klinkt als een
detail, maar wij moeten dat heldere onderscheid handhaven omdat dat
veel uitmaakt voor wat je daar in de praktijk aan kunt doen. Niettemin
zal ik dit met collega Vogelaar opnemen.
Een van de onderwerpen in het gesprek met de woningbouwcorporaties,
die het voor hen interessant kunnen maken om met ons mee te werken aan
zo'n heffing voor de aanwending van wat uiteindelijk inderdaad
maatschappelijk vermogen is, is het maken van afspraken over
governance: waar bemoeien wij ons vanuit de politiek wel mee en waar
bemoeien wij ons vanuit de politiek niet mee? Er is bij de
woningbouwcorporaties behoefte om op dat terrein aan een heleboel
onduidelijkheden een eind te maken. Er is ook bij ons behoefte om
duidelijkheid te krijgen over waar wij wel of juist niet iets over te
zeggen hebben. Als wij dat tot onderdeel kunnen maken van een totale
afspraak, die dus niet alleen over woningbouwproductie,
woningisolatie, huurstijgingen en heffingen gaat, maar ook over hoe
wij ons bestuurlijk tot elkaar verhouden, zou dat een enorme winst
zijn voor alle betrokken partijen. Vandaar dat ik vanaf deze positie
nogmaals een beroep op de woningbouwcorporaties doe om zich in die
gesprekken met ons constructief op te stellen, ook wetend hoe u daar
allemaal over denkt.
De heer Van Dijck (PVV):
Begrijp ik het goed dat de minister zich nu als het ware al indekt
voor het niet halen van die 1% EMU-saldo voor 2011 als het niet lukt
met de woningbouwcorporaties? Hoe ziet dat saldo er in 2011 uit als
wij er niet uit komen over die 1 mld.?
Minister Bos:
Dat kunt u zelf berekenen: 1 mld. is al snel 0,2% minder. Ik gaf
gewoon antwoord op de vraag van de heer Crone of er een risico is. In
mijn antwoord probeerde ik te laten blijken dat ik zeer vastberaden
ben om de taakstelling die mij vanuit het regeerakkoord op dit punt is
meegegeven, tot uitvoering te brengen. Refererend aan alle
verkiezingsprogramma's denk ik daarbij ook op de steun van de Kamer te
kunnen rekenen.
De heer Van Dijck (PVV):
Zijn er nog meer risico's?
Minister Bos:
Ik heb heel bewust dit risico gekozen, omdat ik denk dat wij redelijk
grip hebben op alle andere punten die wij onder controle kunnen
hebben. Alle andere dingen zijn zaken zoals: wat gebeurt er met de
internationale olieprijs of de dollarkoers? Dat zijn zaken die ik, hoe
graag ik dat ook zou willen, uiteindelijk niet onder controle heb. De
zaken die beleidsmatig spelen, zijn volgens mij op dit moment grosso
modo redelijk onder controle.
Dat waren de algemene punten. Ik loop nu zo rap mogelijk de specifieke
punten langs die vanuit de diverse bijdragen aan mij zijn meegegeven.
Allereerst de opmerking van de heer De Nerée over de Algemene
Rekenkamer en de publieke omroep. Ik sta daar vrij ontspannen in. Ik
heb niet precies gehoord welk probleem aan de orde zou zijn waardoor
dit nodig zou zijn, maar ik merk wel hoe de Kamer daar uiteindelijk
over zal oordelen.
De heer De Nerée en de heer Van der Vlies hebben gevraagd wat ik heb
geleerd van Paars-2. Een van de zaken die wij van dat kabinet hebben
geleerd, is natuurlijk dat het gevaarlijk is om meevallerformules te
hebben op het moment dat de inkomsten meevallen. Die formules hebben
wij dus ook niet. Wij hebben een lastenkader, een inkomstenkader. Dat
is een les uit dat verleden. Wij hebben natuurlijk ook geleerd dat je
enorm moet uitkijken dat je in tijden waarin het economisch goed gaat,
niet in een spiraal van stijgende lonen en prijzen terechtkomt waar je
een paar jaar later een verslechterde export- en concurrentiepositie
aan te danken hebt die je dan met allerlei moeilijke maatregelen moet
gaan redresseren. Dat is een van de redenen waarom dit kabinet zo
inzet op het aanboren van ook de moeilijkst beschikbare krachten op de
arbeidsmarkt, omdat dat ontspanning op de arbeidsmarkt teweeg kan
brengen. Vandaar onze blijheid met het akkoord van de Participatietop
van vorige week, omdat dat juist gaat over de groep die niet vanzelf
aan de bak komt, maar met een zetje in de rug misschien wel.
De heer De Nerée heeft een proeve van wetgeving gepresenteerd met
betrekking tot een specifiek alternatief voor de effectieve
belastingdruk op oudere werknemers. Wij hebben daar in eerdere
instantie al een paar bezwaren tegen geventileerd. Omdat het inderdaad
niet de eerste keer is dat de heer De Nerée hierover begint en omdat
hij ook bereid is om zich constructief op te stellen in het
vervolgtraject, zijn wij niettemin bij uitzondering bereid om deze
proeve door te geleiden naar de Raad van State voor advies.
De heer De Nerée tot Babberich heeft ook een vraag gesteld over het
snelloket. Later in mijn betoog zal ik die beantwoorden.
De heer Irrgang en anderen hebben opmerkingen gemaakt over het FES.
Het coalitieakkoord is daarover naar mijn idee betrekkelijk duidelijk.
Wij willen dat in deze kabinetsperiode minstens 500 mln. van de
intensiveringen via het FES lopen. Daarvoor geldt dat er sprake moet
zijn van een investeringskarakter. In deze periode komen wij ook met
een wetsvoorstel om in de toekomst een beter FES te hebben en dus het
hoofd te bieden aan een aantal problemen dat met dat fonds te maken
heeft. Dan komt de op zichzelf betrekkelijk willekeurige
afhankelijkheid van de olieprijs in beeld. Daarbij komt natuurlijk ook
in algemene zin de vraag aan de orde hoe de noodzaak tot het doen van
investeringen moet worden afgewogen ten opzichte van de noodzaak tot
het doen van consumptieve uitgaven. De vraag die daarbij een rol
speelt, is hoe breed de definitie moet zijn van het belang van de
economische structuurversterking. Eveneens komt daarbij aan de orde in
hoeverre duurzaamheidsaspecten en ruimtelijke aspecten een rol kunnen
spelen, evenals de kenniseconomie, onderwijs enzovoorts. Dat cluster
aan afwegingen over het voeden van het fonds en de bestedingen van de
gelden, komt in het kader van dat wetsvoorstel aan de orde.
De heer De Nerée tot Babberich heeft gevraagd of het mogelijk is om de
wachttijd bij het snelloket van de IND tot twee weken te verkorten. Ik
heb het antwoord op die vraag inmiddels gevonden. Wij hebben begrepen
dat de vertraging van de afgelopen jaren vooral te maken heeft met het
feit dat er bijzonder veel onvolledige aanvragen binnenkwamen.
Ongeveer 40% daarvan was onvolledig. Inmiddels heeft de IND dat
percentage behoorlijk teruggebracht door gericht voorlichting aan
werkgevers te geven. De verwachting is dan ook dat de door de heer De
Nerée tot Babberich gewenste wachttijd wordt gerealiseerd.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het snelloket werkt, want daar kan men binnen twee weken terecht. Het
gaat alleen om de aanloop naar het snelloket. Voordat men daar is,
zijn er al enkele maanden verstreken. Daarvoor vraag ik aandacht.
Ik dank de minister voor zijn antwoord op mijn andere vraag. Hij heeft
geantwoord dat een en ander zal worden doorgeleid naar de Raad van
State.
Minister Bos:
De heer Cramer en anderen hebben opmerkingen gemaakt over Defensie en
de financiële perikelen aldaar. Ik benadruk dat de afwegingen die
minister Van Middelkoop maakt in het kader van zijn Defensiebegroting
niets te maken hebben met eisen of nieuwe voorwaarden die door het
ministerie van Financiën worden gesteld. Het tegendeel is waar. Voor
het eerst sinds tijden komt er meer geld op de begroting van het
ministerie van Defensie. Dat kon de Kamer lezen in het coalitieakkoord
en het beleidsprogramma. Minister Van Middelkoop heeft echter gemeend
dat herprioritering van bestedingen binnen de begroting van het
ministerie van Defensie op termijn tot een slagvaardigere krijgsmacht
zal leiden en hij wordt daarin gesteund door de andere kabinetsleden.
Ik heb begrepen dat hij daarvan deze week een eerste indicatie heeft
gegeven en ik neem aan dat daarover de komende tijd debatten met hem
zullen worden gevoerd.
De heer Van der Vlies (SGP):
Er is uiteraard een onderscheid te maken tussen wat begrotingsintern
en nationaal binnen Defensie gebeurt en de diverse missies waarmee wij
te maken hebben. Er is sprake van een stijgende tendens van de
voorzienbare en onvoorzienbare kosten. Moet dat alles binnen de
begroting van het ministerie van Defensie worden opgevangen? Dat is
een kwestie van beleid. Het is goed mogelijk dat de minister van
Financiën daarop een visie heeft.
Minister Bos:
Ik ben niet de minister van Defensie, maar ik meen dat ik met enige
zekerheid kan stellen dat begrotingsregels of -kaders er nooit toe
bijdragen dat de veiligheid van onze man- en vrouwschappen over de
grens in gevaar komt. Dat is nooit het geval. De vraag is aan welke
missies wij moeten meedoen, op welk niveau en hoe lang. Uiteindelijk
is dat de vraag naar de te stellen prioriteiten. Wij hebben de Kamer
een brief gestuurd over het onderzoeken van een aantal opties. Dat
onderzoek zal gerelateerd zijn aan de vragen of wij in Uruzgan willen
blijven, voor hoe lang en van welk niveau van betrokkenheid sprake
moet zijn. Dat is iets wat mede in dat licht zal worden bezien.
De heer Van der Vlies (SGP):
Wij hoeven die discussie nu niet te openen. Het traject dat daarvoor
is afgesproken, aanvaard ik. Daarover is in de afgelopen tijd
weliswaar wat ruis geweest, maar inmiddels is bekend dat de uitkomst
ongeveer eind augustus wordt verwacht en dat daarover in september een
debat plaatsvindt. Dit speelt echter ook voor de periode waarvoor wij
al afspraken hebben gemaakt.
Minister Bos:
Ja, maar wij zien alle mogelijkheden om ons te houden aan de
verplichtingen die wij in dat kader zijn aangegaan en de veiligheid
voor onze man- en vrouwschappen daarbij te waarborgen. De minister van
Defensie maakt overigens elke dag, elke week of elke maand afwegingen
om ervoor te zorgen dat de afspraken passen binnen de
begrotingsafspraken. Tot nu toe lukt hem dat uitstekend.
De heer Weekers (VVD):
Gelet op de enorme kostenontwikkeling in Afghanistan kan worden
geconstateerd dat er bij Defensie sprake is van kannibalisme. Als wij
niet ingrijpen, eet zij zichzelf op. Is de minister van Financiën
bereid om zijn blik te werpen op de definitie van het ODA-budget en na
te gaan of vredes- en veiligheidsoperaties daaronder kunnen worden
gebracht? Uit de voorjaarsnota blijkt immers dat er in verband met de
schuldproblematiek uiteindelijk extra middelen aan het ODA-budget
worden toegevoegd. Misschien is het mogelijk om die zaken te matchen.
Minister Bos:
Nee, die bereidheid heb ik niet. Wij weten dat de Nederlandse aanpak
in Afghanistan en in andere gebieden internationaal opvalt en dat die
zeer wordt gerespecteerd. De reden daarvan is dat onze militaire
aanpak wordt gecombineerd met diplomatische aanpak en inzet op het
terrein van ontwikkelingssamenwerking. In de praktijk zien wij dus dat
ons Defensieapparaat en ons ODA-apparaat bijzonder goed samenwerken om
ervoor te zorgen dat alle inspanningen worden ondersteund. Het is naar
mijn idee niet nodig om daarvoor de definitie aan te passen.
Een aantal Kamerleden heeft gerefereerd aan de AOW-plannen. Ik meen
dat de heer Cramer dat in eerste instantie heeft gedaan. De bedoeling
blijft om daarmee in 2011 aan te vangen. Dat is conform het
coalitieakkoord. Wij menen dat het ten opzichte van alle betrokkenen
fair is om de gelegenheid te geven zich daarop tijdig in te stellen.
Daarom zal aan de hand van het belastingplan dat volgend jaar voorligt
de uiteindelijke vormgeving van die plannen in de Kamer aan de orde
worden gesteld. Zoals bekend, hebben wij in het coalitieakkoord
afgesproken dat wij daarover met sociale partners zullen spreken.
De heer Cramer heeft ook een vraag gesteld over de motie-Huizinga over
de bpm-differentiatie in het Belastingplan 2008. In het
coalitieakkoord staat dat die differentiatie zal worden verzwaard. Op
dit moment gaan wij na in hoeverre het lukt om daaraan in het
Belastingplan 2008 uitvoering te geven. De Kamer kan in ieder geval
verwachten dat daarop in dat belastingplan wordt ingegaan. Desnoods
zal duidelijk worden gemaakt dat het ons niet is gelukt om die
differentiatie meteen volgend jaar in te voeren. Ongetwijfeld zal over
deze kwestie een debat met de Kamer worden gevoerd.
Er werd gevraagd naar de motie-Slob over de faciliteit in de
inkomstenbelasting voor geruisloze doorschuiving bij
bedrijfsverplaatsing. Gevraagd wordt om dat niet alleen toe te staan
in geval van direct overheidsingrijpen, maar ook bij indirect
ingrijpen door de overheid. De fractie van de ChristenUnie heeft
daarop al meerdere malen aangedrongen. Zij weet dat dat alleen
mogelijk is door de wetsteksten te veranderen. Mijn voorganger heeft
toegezegd dat hij wil nagaan wat de mogelijkheden zijn. Daarmee zijn
wij bezig. Ik kan mij voorstellen dat wij bij het komende
belastingplan een antwoord geven op de vraag hoe ver wij met die
afweging zijn gekomen.
De heer Cramer heeft een opmerking gemaakt over de bezuinigingen op de
faciliteit buitengewone uitgaven. Dat deed hij ook in het licht van de
reacties van de raad voor chronisch zieken en gehandicapten.
Ik ben mij ervan bewust dat die raad de regeling wil behouden. Die
heeft allerlei voorstellen gedaan om de regeling nader toe te spitsten
op chronisch zieken en gehandicapten. In de afgelopen jaren is dat al
menigmaal geprobeerd. Wij hebben helaas ook menigmaal moeten
concluderen dat het nooit gelukt is om die regeling precies toe te
spitsen op de bedoelde groep. Als de TBU-regeling echt alleen ten
goede zou komen aan chronisch zieken en gehandicapten, is de conclusie
dat er in Nederland meer dan drie miljoen gehandicapten en chronisch
zieken zijn. Dat is echter niet zo. Dit element van ondoelmatigheid
moeten wij adresseren.
Bij de komende Miljoenennota doen wij de Kamer voorstellen over een
faire bezuiniging. In het coalitieakkoord staat 400 mln. Volgend jaar
gaan wij praten met de gemeenten over hoe het resterende budget te
integreren is in de WMO-verantwoordelijkheid van die gemeenten. Op
gemeentelijk niveau wordt er expertise ontwikkeld over de vraag welke
gehandicapten en chronisch zieken de meeste steun nodig hebben. Dat
spitst de zaken meer toe dan een bureaucratische formule uit Den Haag.
Zo komen de middelen die beschikbaar zijn voor gehandicapten en
chronisch zieken bij die groep terecht. In alle fasen van de discussie
blijven wij overigens in gesprek met de CG-raad. Hun suggesties nemen
wij, waar enigszins mogelijk, ter harte.
De heer Van der Vlies refereerde aan zijn motie over de
schippersinternaten. De minister van Jeugd en Gezin is op dit moment
in overleg met de schippersinternaten. Dat is de Kamer gemeld in een
brief van 22 juni. Zodra dit overleg is afgerond, wordt de Tweede
Kamer over de uitkomst van het overleg geïnformeerd. Dat zal deze
zomer zijn.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat staat inderdaad in de brief die minister Rouvoet op verzoek van de
Kamer heeft gezonden. In mijn motie staat dat het gaat om een bedrag
van 1,2 mln. Een halve ton is op voorhand gevoteerd. Het gaat om een
serieus probleem voor een kleine doelgroep. Over het resterende bedrag
zou overleg worden gevoerd. Het zou bij voorjaarsnota geregeld worden,
zo het al geregeld kan worden. Nu loopt het overleg blijkbaar nog. Wij
laten deze kans dus aan ons voorbijgaan. Ik vraag de minister daarom
de toezegging om niet moeilijk te doen als het geld gaat kosten.
Minister Bos:
Ik geef het verzoek graag door aan collega Rouvoet. Ik kan mij
voorstellen dat hij, als het overleg deze zomer is afgerond, tot een
beslissing komt bij de uiteindelijke begroting voor 2008. Daarover
word in augustus besloten. In eerste instantie is het aan minister
Rouvoet of hij voor een miljoen ruimte vindt om aan de motie tegemoet
te komen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Er is een verschil tussen het huidige debat en het debat van straks.
Als er geld nodig is na het overleg, is de vraag of het in de eigen
begroting gevonden moet worden of dat het geplust wordt bij de
Voorjaarsnota. In dat geval zou ik een royale houding op prijs
stellen.
Minister Bos:
Ik wacht de bevindingen van collega Rouvoet af.
De heer Vendrik heeft gevraagd naar de man van 1 miljard. Hij vraagt
of het miljard bovenop de vergroeningsopgave van het coalitieakkoord
wordt gerealiseerd. Ik wijs erop dat de heer De Jager, in het gesprek
waar de heer Vendrik aan refereert, zegt zich voor te kunnen stellen
dat het kabinet op enig moment meer aan fiscale vergroening doet dan
voorgenomen in het coalitieakkoord. Ruimte daarvoor bestaat er ook,
mits wij daarover in de komende maanden overeenstemming bereiken. Dan
kan het in de kaders vastgelegd worden. Het bedrag van een miljard is
toen als voorbeeld genoemd. Ik weet niet waarop wij uitkomen en wat de
voorstellen van de heer De Jager op dit punt behelzen. Die informatie
krijgt de Kamer op Prinsjesdag.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het coalitieakkoord bevat niet voor niets een afspraak hierover. Bij
het debat over het coalitieakkoord was een belangrijk kritiekpunt van
ons dat de ambitie van de coalitie zo laag is. Nu beluister ik bij de
minister dat het coalitieakkoord op dit punt niet maatgevend is en dat
er wellicht flink wordt geplust. Is er nu wel of geen ruimte? Wat is
de waarde van de afspraken uit februari?
Minister Bos:
Er is geen ruimte om tijdens de rit te beslissen om de
milieubelastingen te verhogen en de inkomsten daarvan zus of zo te
besteden. Dat is strijdig met de begrotingsregels. Nu zijn de kaders
echter nog niet vastgesteld. Wij zijn nog in overleg over wat er
redelijkerwijs aan fiscale vergroening kan plaatsvinden en hoe er met
inkomsten- en uitgavenkant van de begroting wordt omgegaan. Vervolgens
kan bezien worden wat verstandig is. De heer De Jager bekijkt op dit
moment alle opties voor fiscale vergroening. Hij weet dat hij minimaal
thuis moet komen met wat in het coalitieakkoord staat. Als hij meer
wil, zullen voorstellen daartoe zorgvuldig worden bekeken in de
komende maanden.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik vind dit een merkwaardige gang van zaken. Het coalitieakkoord is
helder over fiscale vergroening. Er wordt een miljard opgehaald via
groenere heffingen of meer groene heffingen, bijvoorbeeld de
vliegticketbelastingen. Dat wordt t eruggesluisd via de loon- en
inkomstenbelasting. Ik beluister nu bij de minister dat er veel meer
ruimte is voor fiscale vergroening. Dat is interessant. Ik wil dan
echter horen aan welke belastingen er wordt gedacht. Ik begrijp
overigens niet dat de minister zegt dat het afhangt van het
lastenbeeld. Fiscale vergroening zoals ik het bedoel, is ongevoelig
voor het lastenkader. Wij hebben geen behoefte aan een milieuheffing
voor uitgavenverhoging. De milieuheffing moet omhoog en de loon- en
inkomstenbelasting moet naar beneden.
Minister Bos:
Ik begrijp de verbazing van de heer Vendrik niet. Hij stelde mij
immers de vraag naar het miljard van De Jager. Ik dacht dat de heer
Vendrik het had over het miljard dat eventueel bovenop het
coalitieakkoord komt. Daarover heeft De Jager een aantal maanden
geleden immers een interview gegeven. Over het miljard in het
coalitieakkoord kan ik helder zijn. Dat miljard komt er. De Kamer
vindt het terug in het komende belastingplan. De vraag wat daarbovenop
mogelijk is, valt in tweeën uiteen. Gedurende de kabinetsperiode is
het mogelijk om lastenneutraal te vergroenen. Dat kan door de
milieubelasting te verhogen en de lasten op een andere wijze te
verlagen. Dan moet ongelofelijk goed naar de koopkrachteffecten worden
gekeken en naar welke bedrijven erdoor in de knel komen. Meer
fundamenteel bekijken welke middelen vrijgespeeld kunnen worden, kan
alleen door daarover te beslissen voorafgaand aan het afspreken van
uitgavenkaders. In die afweging zijn wij nog verwikkeld.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat begrijp ik wel, maar het is niet van belang ontbloot. Omdat de
realisatie van ambitieuze milieudoelen achterblijft, hebben wij
tijdens het debat over het coalitieakkoord aan de heer Van Geel
gevraagd wat de maat der dingen is: het doel, de middelen of de
afspraken in het coalitieakkoord. Van Geel zei toen dat het financieel
kader waarin een pakket vergroening zit, maatgevend is. Daaruit
begrepen wij dat het blijft bij een miljard voor vergroening. Ik
begrijp van de minister van Financiën dat die afspraak niet zo hard is
en dat het meer kan worden, misschien wel veel meer.
Minister Bos:
Ik probeer mijn antwoord zo te formuleren dat ik geen valse
verwachtingen wek. Als die verwachtingen door uitspraken van een paar
maanden geleden wellicht wel zijn gewekt, zou het kunnen gaan om heel
grote bedragen. Ik probeer duidelijk te maken dat het niet uitgesloten
is dat er meer gebeurt dan in het coalitieakkoord, maar dat het zeer
de vraag is of dit op een verantwoorde wijze lukt. Die afweging zijn
wij op dit moment aan het maken. Ik kan het niet helderder maken.
De heer Crone heeft gevraagd hoe het zit met de bekostiging van de
specialistenopleidingen uit de rijksbegroting. Ik geloof dat hij
daarvoor het woord begrotingstruc gebruikte. Dat is per 1 januari 2007
gebeurd om een level playing field tussen ziekenhuizen te creëren. Dat
effect heeft het ook, als je het uit de begroting financiert. Wij zijn
aan het bekijken hoe wij daar de komende jaren mee omgaan. Ik ben bang
dat ik ook tegen hem moet zeggen dat wij er bij de Miljoenennota meer
over zullen vertellen.
De heer Crone ging ook in op het amendement-Arib over vaccinatie tegen
baarmoederhalskanker in het basispakket. Dat zou 35 mln. kosten.
Mevrouw Schippers heeft een amendement ingediend over een kleiner,
afgebakend cohort dat 10 mln. zou kosten. Mijn collega Klink heeft de
Gezondheidsraad om advies gevraagd over deze materie. Dat advies zal
eind van het jaar verschijnen. Wij willen wachten tot dat advies er
is, voordat wij hierover een beslissing nemen. Als wij dat al zouden
willen, denken wij dat opname in het basispakket misschien niet de
meest verstandige manier is om hiermee om te gaan. De informatie van
het College voor zorgverzekeringen is dat vaccinatie op verzoek wordt
gedaan, dus als iemand gevaccineerd wil worden, als het in het
basispakket zit. De ervaring is dat er dan zelden een hoge
vaccinatiegraad wordt bereikt, dat risicogroepen niet goed worden
bereikt en dat controle op het bereik onmogelijk is. Als je het niet
in het basispakket opneemt maar in een vaccinatieprogramma, is de kans
waarschijnlijk groter dat je het bereik hebt dat je wilt hebben. Als
het goed is, worden dit soort afwegingen, met de bijbehorende kosten
en vragen of dit de beste manier is om het probleem op te lossen,
geadresseerd in het advies van de Gezondheidsraad. Ik zou het
bijzonder op prijs stellen als de fractie van de Partij van de Arbeid
met het amendement van mevrouw Arib kan wachten tot dat advies er is,
want er hoeft geen twijfel over te bestaan dat wij sympathie hebben
voor het doel.
De heer Crone (PvdA):
Dank voor de sympathie, maar de adviesaanvraag is pas onlangs
verstuurd, terwijl wij er al een jaar lang om vragen. Het kabinet had
wel wat harder mogen lopen. Het is maar de vraag of mensen het
vrijwillig vragen, als het structureel in het basispakket komt, dus
het moet in het vaccinatieprogramma. Het gaat erom dat een groep
meisjes dadelijk tussen wal en schip zal vallen. Zij zouden het via
een overgangsmaatregel in het basispakket vergoed kunnen krijgen. Ik
zal met mijn collega's overleggen om wat druk op het kabinet te
zetten. Dan kan een grote groep in het najaar worden geholpen die nu
niet meer automatisch in het vaccinatieprogramma zou vallen. Voor deze
jonge vrouwen gaan wij misschien in tweede termijn een verzoek doen
aan het kabinet.
Minister Bos:
Ik merk wel welk verzoek er aan ons wordt gedaan. Dan praten wij
verder.
De heer Crone en anderen hebben vragen gesteld over de raming van de
zorgkosten. Ik geloof dat de heer Crone de cijfers paraat had. Dit
kabinet heeft in het zogenoemde basispad al een zeer hoge raming
verwerkt van de stijging van de zorgkosten in de komende jaren: ruim
acht miljard euro. Dat is niet alleen in termen van miljarden euro's,
maar ook van procenten nooit eerder vertoond. De stijging op andere
begrotingen verdwijnt daarbij als sneeuw voor de zon.
Niettemin moeten wij constateren dat een ervaringsgegeven lijkt te
zijn dat je altijd te maken hebt met overschrijdingen, hoe ruim de
raming ook is op het gebied van de zorg. Een verklarend element daarin
is, naar ik aanneem, dat het aanbod zijn eigen vraag schept. Daarbij
speelt mee dat er een recht op zorg bestaat, ook uit hoofde van het
verzekeringskarakter. De stelselwijzigingen in de zorg, zoals de
introductie van het basispakket en gematigd concurrerende
verzekeraars, hebben in termen van doelmatigheid nog niet opgeleverd
wat wij hopen dat zij over een aantal jaren zullen opleveren. Ik
geloof dat het probleem van de kosten in de zorg niet primair is dat
de ramingen niet toereikend zijn, maar dat wij onvoldoende grip hebben
op de factoren die leiden tot overschrijdingen. Ik weet dat dit een
voortdurend punt van aandacht is bij de collega's Klink en Bussemaker.
De heer Crone vroeg of wij een beetje op schema liggen bij de
terugdringing van de bureaucratie en hoe het zit met de controletoren.
De terugdringing van de bureaucratie valt onder de "operatie
vernieuwing rijksdienst", waarvoor collega Ter Horst verantwoordelijk
is. Deze ligt op schema en daar zijn wij allemaal druk mee bezig. Er
vindt overleg plaats met de Rekenkamer over de controletoren, de
manier waarop wij verantwoording afleggen en de tolerantiegrenzen die
wij daarbij hanteren. Wij willen daar het liefst uitkomen op een
manier dat wij er allebei hetzelfde van vinden. Ik heb deze week al
twee brieven gestuurd over de manier waarop in de Kamer verantwoording
wordt afgelegd over allerlei zaken, over de manier waarop het
verantwoordingsdebat wordt ingericht en op welk tijdstip dat het beste
kan plaatsvinden. Wij hopen het overleg met de Rekenkamer in de
komende maanden te kunnen afronden, zodat wij hierover na de zomer een
brief aan de Kamer kunnen sturen.
Onze inzet is om met behoud van onze huidige rechtmatigheidsambitie te
streven naar een grotere efficiency. Dat kan door minder te
controleren bij relatief kleine uitgavenposten. Een ander idee waar
wij samen met de Rekenkamer naar kijken, is dat wij sommige
uitgavenposten en subsidies misschien niet elk jaar hoeven te
controleren, maar over een reeks van meerdere jaren tezamen. Een derde
pad waarlangs efficiencywinst bereikt kan worden, is om de uitvoering
van de controle niet per departement, maar door departementen
gezamenlijk ter hand te laten nemen. Dat zijn een paar ideeën die
circuleren in het overleg met de Algemene Rekenkamer.
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid voor een korte tweede termijn, alleen voor het
indienen van moties.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Met permissie, daar maak ik bezwaar tegen. Ik probeer in financiële
debatten zo min mogelijk moties in te dienen en de dingen gewoon uit
te discussiëren. Dat wil ik vanavond ook doen. Gunt u mij dan twee
minuten spreektijd in tweede termijn in plaats van het indienen van
een motie. Dat is minder dan de helft van de eerste termijn, die al
vrij krap was. Anders wordt het wel heel mager.
De voorzitter:
Ja, als u zich daaraan houdt, gaan wij dat zo doen. Dat betekent dat
wie moties heeft, deze in die twee minuten indient.
TWEEDE TERMIJN
Minister Bos:
: Voorzitter. Ik loop het rijtje maar even af. De heer Irrgang heeft
nog eens benadrukt hoe zeer zijn fractie hecht aan een goed
koopkrachtbeeld met name voor de lagere en de middeninkomens volgend
jaar. Ik hecht daar met, naar ik aanneem, velen hier ook zeer aan. Ik
neem dat punt mee in de besluitvorming van deze zomer. De heer Irrgang
vroeg zich af of de maatregelen die kennelijk zijn afgesproken met
collega Klink -- de heer Vendrik had het vanuit een ander perspectief
over dezelfde materie -- niet een soort annex bij het coalitieakkoord
zijn. Hij moet dat maar beoordelen bij de behandeling van de begroting
straks. Bij de tegenvallers in de zorg is het van tweeën een. Er kan
worden besloten om niets te doen, waardoor de saldodoelstelling in het
coalitieakkoord niet wordt gehaald, of een en ander te verhalen op de
afgesproken intensiveringen. Het is echter ook mogelijk om het
probleem bij de wortel aan te pakken. In dat licht hebben
staatssecretaris Bussemaker en minister Klink afspraken met mij
gemaakt. Ik heb er vertrouwen in dat zij de Kamer van de maatregelen
die op dit moment verder worden uitgewerkt bij de komende begroting
kunnen overtuigen.
De heer Irrgang (SP):
Wat de leden van het kabinet met elkaar afspreken, is allereerst een
zaak van het kabinet. Als het alleen de begroting 2008 zou gelden, dan
zou ik mij kunnen voorstellen dat wij daarvan kennis nemen bij de
miljoenennota. Ik heb echter begrepen dat het gaat over 2008,
doorlopend naar 2009, 2010 en 2011. Of worden alle maatregelen in 2008
ingevoerd met een beslag in de periode daarna. Ik vind dat dit niet
nog jaren boven de markt mag blijven hangen.
Minister Bos:
Ik zal er nog met collega Klink over spreken, maar ik neem aan dat in
de komende begroting van VWS zicht wordt geboden op hoe de
geconstateerde uitvoeringsproblematiek over de volle breedte wordt
weggewerkt. De Kamer zal dan niet van jaar op jaar met nieuwe
maatregelen worden geconfronteerd, maar in één keer een zo totaal
mogelijk beeld van de aanpak krijgen.
De heer Weekers gebruikte grote woorden: er wordt gerommeld en
begrotingsregels worden aan de kant gezet. Ik heb juist een
substantieel deel van mijn betoog gebruikt om ook hem ervan te
overtuigen dat ik het gros van de regels uitvoer die door zijn
favoriete minister van Financiën de afgelopen jaren werden uitgevoerd.
De heer Weekers zei ook: en dan probeert hij het voor volgend jaar te
dekken. Ik probeer niets te dekken, wij dekken het gewoon. Dat geldt
niet alleen voor volgend jaar, ook dit jaar doen wij al allerlei
zaken. Er worden dit jaar op basis van de afspraken in het
coalitieakkoord en de boedelbrief al 800 mln. aan maatregelen genomen,
bijvoorbeeld bij de huisartsen. Daarmee hebben wij niet gewacht en
zijn wij nu al begonnen.
De heer Van der Vlies heeft mij nog een keer indringend gewezen op hoe
het kabinet hoort om te gaan met een duidelijke uitspraak van de
Kamer. Dat geldt zeker als het om betrekkelijk geringe bedragen gaat.
Die boodschap is duidelijk aangekomen.
De heer Pechtold zei dat ik bescheiden wilde zijn in de richting van
de belastingbetaler. Ik wilde alleen maar bescheiden zijn in de zin
dat mijn ambities vooral betrekking hebben op het in staat stellen van
mijn collega's om alle goede dingen te doen waaraan zij zich hebben
verbonden. Daarnaast heb ik nadrukkelijk gesteld dat de minister van
Financiën een eigen verantwoordelijkheid heeft om de belastingbetaler
waar voor zijn geld te bieden. Daarmee beaam ik in feite wat de heer
Pechtold van mij verlangt.
De heer Vendrik vraagt om helderheid over de wijziging in het FES. Op
dit punt is onze gedachtevorming nog niet afgerond. Hij vroeg concreet
om er in de komende miljoenennota een eerste zicht op te kunnen
krijgen. Ik ga dat proberen. Verder heeft hij opgemerkt -- dit heeft
hij wel eens eerder gedaan --dat het van de gekke is dat zorgpremies
meelopen in het lastenkader. Er valt inderdaad een vraagteken bij te
plaatsen, aangezien de zorgpremies niet door de overheid worden
vastgesteld maar door private organisaties. Het gaat echter wel om
collectief verplichte lasten, zaken die iedereen moet betalen. Dat is
een grond om ze wel degelijk mee te nemen in de relevante kaders. De
burger kan niet beslissen of hij de premie wel of niet betaalt,
waardoor wij de verantwoordelijkheid hebben om te zorgen dat hij niet
te veel betaalt.
Ik kom bij de moties.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb de minister ook gevraagd om in de miljoenennota aan te geven
hoe het de komende jaren gaat met die fiscale vergroening. Kennelijk
biedt het coalitieakkoord nog ruimte.
Minister Bos:
Wij geven in de aanstaande miljoenennota het volledige beeld.
In de motie van de heer Weekers, medeondertekend door de heren
Pechtold en Vendrik, wordt gevraagd om in de miljoenennota voor 2008
duidelijk de spelregels en de kaders uiteen te zetten en bij de
verantwoording over het jaar 2007 terug te kijken op het jaar 2007 op
dit vlak. Dat lijkt mij alleszins doenbaar. Als de Kamer daarom
vraagt, zullen wij daaraan uitvoering geven.
In de tweede motie, van de heren Weekers en Pechtold, wordt gevraagd
om koopkrachtmaatregelen in het vooruitzicht te stellen, die niet
alleen betrekking hebben op uitkeringsgerechtigden maar ook op
hardwerkende middengroepen. Ik moet hierop formeel en heel
terughoudend reageren. In dit debat geef ik geen enkele garantie over
welke koopkrachtontwikkeling dan ook. Dit heeft te maken met de grote
onzekerheid over wat straks uiteindelijk onze mogelijkheden zijn om
zaken bij te stellen. De enige garantie die ik geef, is dat het beeld
zal beantwoorden aan de afspraak die wij in het coalitieakkoord hebben
gemaakt: de sterkste schouders zullen de zwaarste lasten dragen. In
dat licht is het onverstandig om op afwegingen vooruit te lopen en
allerlei problemen te vooronderstellen waarvan nog moet worden
afgewacht of ze aan de orde zijn.
De heer Weekers heeft ook de motie van de heer Rutte weer tot leven
gebracht. In het dictum daarvan wordt de regering verzocht alle
uitgavenoverschrijdingen binnen het afgesproken uitgaventotaal op te
vangen en eventuele inkomstenmeevallers volledig te bestemmen voor
verbetering van het begrotingssaldo. Er wordt in deze motie gesproken
over "een afgesproken uitgaventotaal", alsof er op dit moment een
kader is. Dat is er niet, zoals ik reeds heb geprobeerd uit te leggen.
In die zin is het voor ons niet mogelijk gevolg te geven aan deze
motie. Overigens is er geen reden om te twijfelen aan de
zorgvuldigheid en terughoudendheid die wij in het begrotingsbeleid
betrachten.
De heer Pechtold heeft een motie ingediend om een aantal zaken terug
te draaien. Hij spreekt over beleidsmatige uitgavenverhogingen in de
sociale zekerheid -- ik neem aan dat hij doelt op de WAO -- en de
Nederlandse Antillen. Deze uitgaven moeten volgens hem worden
uitgesteld of heroverwogen teneinde andere overschrijdingen te
compenseren. Dat is allereerst in strijd met afspraken die ik heb
gemaakt met collega's, die niet strijdig zijn met het
begrotingsbeleid. Bovendien lijkt de motie me in strijd met afspraken
die wel degelijk in het coalitieakkoord zijn vastgelegd, bijvoorbeeld
over de WAO. In dat licht ontraad ik het aannemen van deze motie.
De heer Pechtold heeft ook een motie ingediend, medeondertekend door
de heren Weekers, Vendrik en Crone, waarin wordt verzocht het
koopkrachtbeleid voor alleenstaanden zodanig vorm te geven dat werken
voor alleenstaanden lonender wordt. Ik heb al eerder gezegd dat ik
deze motie zou kunnen steunen als ik die heel breed mag uitleggen. De
regering wil dat werken over de volle breedte lonend is, dus ook voor
alleenstaanden. Ik wil echter niet worden gedwongen om een nieuw
instrumentarium te ontwerpen dat specifiek op deze groepen betrekking
heeft. Deze motie zou ik willen opvatten als een algemene reminder om
deze groep niet in de vergetelheid te doen belanden. In dat licht kan
ik er prima mee leven.
Ik beschouw het als een gebaar van de heer Crone dat hij in dit debat
niet het gesprek met ons aangaat met een amendement maar met een motie
over vaccinatie tegen baarmoederhalskanker. Ik kan me er inhoudelijk
het nodige bij voorstellen. Mocht de Kamer zich hiervoor uitspreken,
dan zullen wij een grote inspanning verrichten in de richting van wat
van ons wordt verlangd. Op dit moment kan ik echter niet specifiek
vooruitlopen op waartoe wij wel of niet in staat zijn. Ik heb al
eerder gewezen op de adviesaanvraag die loopt bij de Gezondheidsraad.
Ik zal mij over dit en over andere relevante aspecten verstaan met
collega Klink.
De voorzitter:
Minister, de motie die u net behandeld heeft, wordt geacht te zijn
ondertekend door de heer Irrgang.
Minister Bos:
Dat verhoogt de druk alleen maar; ik voel een hete adem in mijn nek.
Ten slotte de motie van het lid Van Dijck, waarin wordt gevraagd de
werkloosheidspremie jaarlijks kostendekkend vast te stellen en de
premie voor werkloosheidsuitkeringen per 2008 fors naar beneden bij te
stellen. Als wij dat zomaar zouden doen, slaat dat een enorm gat in
onze begroting en in onze saldodoelstelling. Ik kan mij niet
voorstellen dat de heer Van Dijck dat van ons verlangd. Ons beleid
rondom premies is dat ze in principe lastendekkend zijn. De
maatvoering en het tempo waarin die doelstelling kan worden
gerealiseerd, hangt sterk af van de ruimte die wij van jaar tot jaar
blijken te hebben. In dat licht ontraad ik het aannemen van deze
motie.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Aanstaande donderdag zal over de ingediende moties worden gestemd.
Ik stel voor de suppletoire begrotingen samenhangende met de
Voorjaarsnota voor het jaar 2007 waarvoor zich geen sprekers hebben
gemeld en waarop zijn amendementen ingediend, te weten 31061, de
hoofdstukken IIA, IIB, III tot en met XV en de fondsen A tot en met F
zonder stemming aan te nemen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Hoofdstuk XVI is hiermee dus niet aangenomen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik wil graag mijn amendement over het vaccin tegen
baarmoederhalskanker (31061-XVI, nr. 3) intrekken.
De voorzitter:
Het amendement-Arib (stuk nr. 3) is ingetrokken.
Ik stel voor de suppletoire begroting van het ministerie van
Volksgezondheid Welzijn en Sport samenhangende met de Voorjaarsnota
voor het jaar 2007 (31061-XVI) zonder stemming aan te nemen.
Daartoe wordt besloten.
Zie ook
Zie het origineel
* Dossier Begroting en Prinsjesdag
* Laatst aangepast: 04-07-2007
Ministerie van Financiën