Antwoorden op kamervragen van Agema en De Roon over de aanpak van overlastgevende zwakbegaafden
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2773812
2 juli 2007
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op Kamervragen van de
Kamerleden Agema en De Roon (beiden PVV) over de aanpak van overlast
gevende zwakbegaafden (2060716550).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van de burgemeester van
Hilversum dat hij de wet moet overtreden om burgers te beschermen
tegen een agressieve, verstandelijk gehandicapte man?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is als burgers die overlast
of agressie ondervinden van een agressieve, verstandelijk gehandicapte
man, geen bescherming van de overheid krijgen?
Antwoord 2
De overheid heeft tot taak via wet- en regelgeving en handhaving
hiervan de samenleving te beschermen tegen gedrag van personen die de
algemene veiligheid van andere personen of goederen bedreigt. Het doet
daarbij niet ter zake of de betrokkene die de algemene veiligheid
bedreigt al of niet een verstandelijke handicap heeft. Wel is er een
apart wettelijk kader voor personen die als gevolg van een
geestesstoornis -waaronder in termen van de wet ook wordt verstaan een
verstandelijke handicap- gevaar veroorzaken voor zichzelf of anderen.
(Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, hierna te
noemen: Wet bopz).
Vraag 3
Steunt u de door de burgemeester van Hilversum gekozen aanpak om deze
agressieve, verstandelijk gehandicapte man zonder wettelijke grondslag
door de politie preventief aan te laten houden als deze man een hem
zonder wettelijke grondslag opgelegd straatverbod overtreedt? Zo ja,
welke juridische onderbouwing kan deze aanpak schragen? Zo neen,
waarom niet en gaat u in deze stappen ondernemen?
Antwoord 3
De door de burgemeester van Hilversum in overleg met politie en
zorginstelling gekozen aanpak ligt genuanceerder dan in de
vraagstelling wordt gesuggereerd. Er is gekozen voor een praktische
oplossing om bescherming te bieden aan het bejaarde echtpaar. Van een
opgelegd straatverbod of een preventieve aanhouding door de politie is
dan ook geen sprake. Concreet is tussen de burgemeester, politie en
zorginstelling afgesproken dat voorkomen moet worden dat de
verstandelijk gehandicapte man op zaterdag tussen 09.00 en 14.00 uur
in het centrum van Hilversum komt. De zorginstelling waar betrokkene
verblijft (stichting Sherpa) houdt hier toezicht op en biedt de
zwaarst mogelijke ondersteuning. De familie van betrokkene wordt
betrokken bij het zaterdagprogramma. Indien betrokkene toch wegloopt
en niet kan worden tegengehouden dan schakelt de stichting Sherpa de
politie in. De politie vangt betrokkene op en brengt hem weer thuis.
Ik heb begrip voor deze door partijen gekozen persoonsgerichte aanpak,
die naar mijn oordeel op dit moment voldoende oplossing biedt.
Ik bezie dit mede in het licht van de afweging van het Openbaar
Ministerie om (vooralsnog) niet om een Bopz-machtiging te verzoeken,
dit omdat het gevaar - nu dit tegen enkele hem bekende personen is
gericht - met specifieke maatregelen buiten een psychiatrisch
ziekenhuis afgewend zou moeten kunnen worden. Een machtiging kan
namelijk niet worden verleend als het gevaar buiten een psychiatrisch
ziekenhuis kan worden afgewend (artikel 2, tweede lid van de Wet
Bopz).
Vraag 4
Deelt u voorts de mening dat er behoefte bestaat aan een duidelijk
beleidskader of een wetswijziging voor de aanpak van overlastgevende,
geestelijk gehandicapten die op dit
moment niet in aanmerking komen voor een strafrechtelijke aanpak, en
evenmin voor een gedwongen psychiatrische opname? Zo ja, welke stappen
mag de Kamer van u
verwachten en op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Nee. Op basis van de huidige casus zie ik geen aanleiding voor een
beleidskader of een wetswijzing. Dit laat overigens onverlet dat naar
aanleiding van het rapport van de evaluatiecommissie van de derde
evaluatie Bopz de toepasbaarheid van de Wet Bopz nader wordt
bestudeerd. Het streven is erop gericht in het najaar een
kabinetsstandpunt op het rapport naar de Kamer te zenden.
Trouw, 26 mei 2007.