Kabinetsreactie op WRR-rapport Dynamiek in islamitisch activisme
Persbericht | 29-06-2007
De aanwezigheid van grote groepen migranten van niet-westerse herkomst
heeft een impuls gegeven aan het denken over de plaats van religie in
de samenleving, over de spanning tussen pluriformiteit en
maatschappelijke samenhang en over de onderlinge verhouding van
diverse grondrechten. Tegen deze achtergrond heeft de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een rapport
uitgebracht dat de kenmerken en dynamiek van islamitisch activisme
analyseert, en tot een afgewogen oordeel komt.
In een reactie op dit rapport spreekt het kabinet zijn waardering uit
voor de bijdrage van de WRR aan het publieke debat. Deelnemers aan dat
debat nemen vaak een vooringenomen standpunt in. Met zijn zorgvuldige
en brede analyse biedt de WRR daaraan tegenwicht, geeft nuttige
informatie en legt een stevig fundament voor beleidsontwikkeling. Wat
de WRR concreet aan beleid voorstelt, is deels al praktijk. Maar voor
een deel maakt het kabinet ook andere keuzen.
Het kabinet baseert zich op een aantal uitgangspunten. Allereerst de
overtuiging dat religie - dus ook de islam - een positieve bijdrage
kan leveren aan de samenhang in de samenleving. Tegelijkertijd
waarschuwt het kabinet dat een sterke nadruk op religieuze identiteit
ook als splijtzwam kan werken. Dat risico is des te groter als
religieuze scheidslijnen samenvallen met andere scheidslijnen in de
samenleving.
Direct hiermee verbonden is de neutraliteit ten aanzien van religie.
De overheid benadert mensen als burgers, en niet als gelovigen. Maar
tegelijkertijd werkt zij samen met levensbeschouwelijke organisaties,
vooral als dat de uitvoering van overheidsbeleid bevordert. Geen
samenwerking is mogelijk met organisaties die zich op religieuze
gronden afkeren van de beginselen van de democratische rechtsstaat of
die doelen nastreven die strijdig zijn met de universele rechten van
de mens.
Mensenrechten, democratie en goed bestuur vormen het derde
uitgangspunt van het kabinetsbeleid. Deze dienen wereldwijd bevorderd
te worden, zonder een `westerse' interpretatie op te leggen maar ook
zonder iets af te doen aan de universele betekenis ervan. Daarvoor is
kennis van zaken nodig, en het WRR-rapport draagt daaraan bij. Het
laat zien dat zich in de islamitische wereld zowel kansen als
bedreigingen voor dit beleid voordoen.
De WRR schetst op basis van zijn bevindingen een beleidsperspectief,
waar het kabinet uitgebreid op ingaat. Ten aanzien van het buitenlands
beleid wijst de WRR onder andere op het dilemma dat soms contacten
moeten worden onderhouden met organisaties en regimes die niet voldoen
aan de eisen op het gebied van mensenrechten en democratie. Het
kabinet erkent dat het voor het buitenlands beleid nodig is het hele
politieke spectrum van landen te bestrijken, maar trekt de grens bij
organisaties die met geweld verandering nastreven. Die zijn geen
gesprekspartner voor de overheid, tenzij deze gesprekken erop gericht
zijn het geweld te beëindigen.
Ten aanzien van het binnenlands beleid onderschrijft het kabinet de
constatering van de WRR dat er geen sprake kan zijn van naast elkaar
bestaande rechtsstelsels in Nederland. Geen eigen rechtssysteem en
rechtspraak voor (geloofs)gemeenschappen, zelfs gedeeltelijk
acceptatie van de sharia is daarom geen optie. Maar er is ook geen
enkele reden toe, omdat het Nederlandse rechtssysteem mensen alle
ruimte biedt om zich te organiseren en hun leven naar eigen inzicht in
te richten; zolang dat niet botst met de waarden van de democratische
rechtsstaat of de beginselen van menselijke waardigheid zonder
onderscheid.
In het verlengde hiervan benadrukt het kabinet dat het eenieder vrij
staat om op welke grondslag dan ook een politieke partij op te
richten. Als zo'n partij de democratische procedures zou willen
gebruiken om de democratie te ondermijnen - iets waarvan in Nederland
momenteel geen sprake is - zal het `zelfreinigend vermogen' van de
weerbare democratie zijn werk doen. En voor het geval dat onvoldoende
werkt, staan de overheid (strafrechtelijke) middelen ter beschikking
om de democratie actief te verdedigen. Zo heeft de overheid een taak
in het stellen en handhaven van de grenzen in het publieke debat.
Het kabinet onderschrijft ten slotte het belang dat de WRR hecht aan
goede voorlichting en vergroting van kennis. In de eerste plaats is
het belangrijk dat mensen inzicht hebben in alle aspecten van hun
eigen levensovertuiging en die van anderen. Mede daarom is het
belangrijk om zowel in als buiten Nederland de kennis rond de islam en
de verscheidenheid daarbinnen te vergroten. In de tweede plaats is het
essentieel om kennis en begrip te vergroten van mensenrechten en
democratie, in het bijzonder van het karakter van de Nederlandse
rechtsorde. Op die manier kan ook duidelijk worden welke ruimte deze
biedt. Voorbeelden zijn het platform voor de culturele dialoog
Kosmopolis, het Nederlands Instituut in Rabat, de onlangs ingestelde
Commissie uitdragen kernwaarden van de rechtsstaat en het Europees
Jaar voor de Interculturele Dialoog 2008 dat momenteel wordt
voorbereid.
Meer informatie
* Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid