Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 29 juni 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk VENW/DGP-2007/5089 2060717300 Onderwerp
kamervragen elektrische fiets

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën, de antwoorden toe- komen op de vragen van de leden De Krom en Cramer over de elektrische fiets.


1. Bent u bekend met de elektrische fiets met trapondersteuning?


1. Ja.


2. Denkt u dat deze fiets waarmee een beduidende grotere afstand kan worden afge- legd, kan bijdragen aan het vergroten van het aandeel van de fiets in het woon- werkverkeer? Zo neen, waarom niet?


2. Ik geloof zeker dat de fiets met elektrische trapondersteuning voor sommige men- sen de overstap van auto naar fiets makkelijker kan maken. Hoeveel mensen daadwer- kelijk die overstap zullen maken is moeilijk te zeggen. Op dit moment hebben dit soort fietsen een relatief klein marktaandeel in vergelijking met de gewone fiets.


3. Acht u het een wenselijke situatie dat de elektrische fiets met trapondersteuning die op dit moment binnen de bedrijfsfietsenregeling valt, maar buiten het daarin genoem- de maximumbedrag? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?


4. Bent u bereid om de het gebruik van de elektrische fiets te stimuleren via een ver- hoging van het maximumbedrag uit de bedrijfsfietsenregeling van 749 inclusief BTW naar 2000 alleen voor de elektrische fiets? Zo neen, waarom niet? Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71

Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95 bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

VENW/DGP-2007/5089


5. Kunt u de financiële en andere gevolgen van een dergelijke maatregel in kaart brengen?

3,4 en 5.
De regeling voor de fiets in het woon-werkverkeer is in regelgeving gecodificeerd per
1 januari 1997 en heeft als doel het gebruik van de fiets in het woon-werkverkeer te stimuleren. De fietsregeling houdt in dat de werkgever onder voorwaarden een fiets onbelast kan vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen indien de fiets niet meer kost dan een bepaald bedrag. Tot 1 januari 2002 mocht de prijs van de fiets niet meer bedragen dan 749. Dit maximumbedrag is per 1 januari 2002 losgelaten. Zoals ook in de toelichting bij deze wijziging te lezen is, is het maximumbedrag mede losge- laten om voortaan ook fietsen met elektronische trapondersteuning onder de fietsre- geling te laten vallen. Daardoor heeft de werknemer de keuze om voor een duurdere luxere fiets te kiezen. Daarbij staat het de werkgever vrij om het meerdere boven de 749 te vergoeden aan de werknemer, waarbij het meerdere dan wel belast is. Ik zie derhalve geen reden de elektrische fiets extra te stimuleren. De budgettaire derving hiervan zou beperkt zijn. Ik zie echter geen rechtvaardiging om het maximumbedrag alleen voor elektrische fietsen te verhogen. Die verhoging zou dan voor alle fietsen moeten gaan gelden, wat zou betekenen dat ook andere, hele luxe, fietsen die ge- schikt zijn voor het afleggen van langere afstanden, zoals race- of toerfietsen duurder dan 749, geheel onbelast vergoed kunnen worden. Een dergelijke ruimhartige fiscale faciliteit zou niet passen bij een regeling voor woon-werkverkeer. Daarnaast heeft aanpassing van de regeling gevolgen voor de administratieve lasten en de handhaafbaarheid, omdat ondernemers meer moeten vastleggen dan nu het geval is. Zij moeten naast het feit dat een werknemer een fiets heeft aangeschaft ook feitelijk vaststellen dat het om een elektrische fiets gaat. Bij controles moet de Belas- tingdienst hier ook extra aandacht aan schenken.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

mw. J.C. Huizinga-Heringa

---