ChristenUnie
Bijdrage debat over de gesloten jeugdzorg
Bijdrage debat over de gesloten jeugdzorg
donderdag 28 juni 2007 11:44
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het onderbrengen van mensen in een gesloten inrichting is
altijd een kwetsbare zaak. Wanneer beslis je dat iemand voor zijn
eigen bestwil of die van de omgeving beter kan worden opgesloten?
Mensen wordt tijdelijk hun vrijheid ontnomen, wat een grote stap is.
Dat geldt helemaal als het om jongeren of zelfs kinderen gaat. Toch
zijn er helaas situaties waarin het beter is om tot opname in een
gesloten instelling over te gaan. Het is belangrijk dat wij met elkaar
bepalen onder welke condities dit moet plaatsvinden. Mijn fractie is
blij met dit wetsvoorstel. Nu worden civielrechtelijk geplaatste
jongeren nog samengebracht met strafrechtelijk geplaatste jongeren,
wat soms schrijnende verhalen oplevert. Jongeren die geen strafbaar
feit hebben gepleegd, snappen niet waarom zij in de gevangenis zitten.
Ouders begrijpen niet waarom hun kind iedere keer wordt gevisiteerd
als er bezoek is. Dit wetsvoorstel biedt duidelijkheid en onderscheid
in de hulpverlening aan jongeren.
Onlangs heeft de Kamer op initiatief van de ChristenUnie-fractie een
motie aangenomen -- collega Kant refereerde er al aan -- om een
versnelling te krijgen in de scheiding van de regimes voor de JJI's en
de gesloten jeugdzorg. In de motie had ik gezet "zo mogelijk voor 1
januari 2008". Hoe staat het met uitvoering van die versnellingsmotie?
Is de minister in staat geweest om het te vervroegen?
Mevrouw Kant (SP):
Ik neem aan dat de heer Voordewind nog steeds hecht aan een adequate
uitvoering van de motie. Dan vindt hij het tempo dat in de toelichting
op dit wetsvoorstel staat, 2010 in plaats van 2008, dus eigenlijk niet
snel genoeg.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De motie behelsde een versnelling van de totale scheiding. De datum
van 1 januari 2008 was bedoeld om in ieder geval de scheiding in het
regime zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen.
Ik begrijp dat de minister daarmee druk bezig is. Het plan van aanpak
lag er al onder staatssecretaris Ross. Ik zou graag van de minister
willen weten in hoeverre de motie tot een versnelling heeft kunnen
leiden ten aanzien van de scheiding van de regimes en liefst
natuurlijk ook voor de nieuwbouw. Ik heb er alle begrip voor dat de
nieuwbouw langer zal vergen dan tot 1 januari 2008. Dat begrijp ik
natuurlijk ook wel. De vraag is of de motie die Kamerbreed is
aangenomen een versnelling heeft teweeggebracht. Dat hoor ik graag van
de minister. Welke cijfers kan hij hierover noemen?
Ten aanzien van de scheiding van regimes vraag ik de minister om niet
alleen te kijken naar de fysieke scheiding, maar ook naar de
behandeling. Zojuist is daarvoor ook al aandacht gevraagd. Het betreft
de bezoekersregeling, het luchten en indien mogelijk ook de visitatie.
Ik begrijp dat dit lastig ligt. Het maken van een uitzonderingspositie
kan ertoe leiden dat mensen extra onder druk worden gezet. Dat is een
lastig dilemma. Toch vraag ik de minister om te kijken of er wellicht
voor de echt schrijnende gevallen, zoals slachtoffers van verkrachting
en slachtoffers van loverboys een beperkter systeem van visitatie kan
worden toegepast dan op de andere gevallen. Kunnen wij er niet een weg
omheen bouwen? Dat is eigenlijk mijn vraag.
In het wetsvoorstel wordt grote nadruk gelegd op de term
"verantwoordelijke zorg". Onder deze norm wordt afgewogen of en zo ja
beperkende maatregelen aan jongeren moeten worden opgelegd. De
afweging vindt plaats door de zorgaanbieders. Wij vertrouwen erop dat
de professionals een goede afweging zullen gaan maken. Ik vraag
niettemin aan de minister of het niet verstandig is om het begrip
"verantwoorde zorg" nader uit te werken zodat het in een kader kan
worden geplaatst waarin het voor alle partijen duidelijk is wat en
wanneer aan beperkende maatregelen mogelijk is wat betreft de gesloten
jeugdzorg.
Het volgende is onze fractie niet helemaal duidelijk. Heb ik het goed
begrepen dat de kinderrechter volgens deze wet straks alsnog kan
bepalen dat een jongere zonder strafrechtelijke grond in een JJI kan
worden geplaatst? Wanneer is het dan beter voor een jongere om
civielrechtelijk in een JJI te worden geplaatst? Wat kan een JJI beter
dan een jeugdzorginstelling? Het lijkt mijn fractie typisch dat wij nu
juist proberen te regelen dat een jongere met een civielrechtelijke
plaatsing niet meer in JJI's terecht komen, maar dat daarvoor nu toch
weer een opening zou worden gemaakt. Ik kan mij eigenlijk maar één
voorbeeld voor ogen halen waarin je een dergelijk regime wel laat
bestaan, namelijk als een jongere die al civielrechtelijk in een JJI
zit en daar een behandeling ondergaat en de periode afloopt terwijl
hij toch graag de behandeling wil afmaken. Onder die omstandigheden
kan ik mij voorstellen dat je zo iemand in de JJI laat zitten om de
behandeling af te maken. Dan is het dus in het belang van het kind om
hem niet direct over te plaatsen naar een civielrechtelijke instelling
maar hem in de JJI te laten zitten om de behandeling af te maken. Maar
dan nog lijkt mij de instemming van de jongere een verplichting.
De minister heeft gesteld dat hij rekening houdt met extra capaciteit
vanaf 2010. Wij juichen zijn anticiperen hierop enorm toe. Het blijft
echter de vraag in hoeverre deze uitbreiding van de doelgroep zal
leiden tot een verhoogde vraag. Het gaat hierbij om kinderen onder de
leeftijd van twaalf jaar. In het kader van het debat over de jeugdzorg
en de wachtlijsten in de jeugdzorg dat wij gisteren hebben gevoerd,
zou hierbij ook nog de vraag kunnen stellen of dit niet ontmoedigend
zou werken waardoor deze kinderen uiteindelijk toch weer in de
gesloten jeugdzorg terecht zouden komen en de druk op de gesloten zorg
dus zou kunnen toenemen. Het is de vraag of hetgeen wij nu voor 2010
qua capaciteit voor ogen hebben, voldoende zal zijn om deze groepen
onder de twaalf jaar en de jongeren die uit de gewone jeugdzorg kunnen
doorstromen, op te vangen.
De gesloten jeugdzorginstellingen zullen regionaal gespreid worden.
Over deze regionale spreiding heb ik eveneens nog een vraag. Is
hierbij het belang van de jongeren leidend geweest om hen zo dicht
mogelijk bij huis te kunnen plaatsen? Of speelt het feit dat elke
provincie een gesloten instelling zou moeten hebben? Als dat laatste
het geval is, voorzien wij dat jongeren uit de Randstad straks alsnog
bijvoorbeeld naar Groningen zouden moeten reizen omdat wij de
landelijke spreiding en niet de historisch gegroeide vraag naar de
gesloten jeugdzorg voor ogen hebben gehad. Wij voorzien dat de meeste
jongeren die aanspraak maken op de gesloten jeugdzorg uit de Randstad
zullen komen. In onze fractie bestaat de inschatting dat je zou moeten
kiezen voor een concentratie in de Randstad in plaats van voor
landelijke spreiding. Graag hoor ik hierover de mening van de
minister.
Dan maak ik een opmerking over de harmonisatie van het wetsvoorstel
met andere gelieerde wetten, zoals de BOPZ. De scheidslijn tussen de
problematiek van de jongeren en daarmee de indicatie is soms dun.
Jongeren met een lichte verstandelijke handicap of een psychiatrische
stoornis vallen onder andere regimes, terwijl zij qua doelgroep veel
overeenkomsten vertonen. Ik roep de minister op om te komen tot een
harmonisatie van de rechtspositie van de verschillende doelgroepen,
zodat voor bijna identieke groepen dezelfde regels gaan gelden.
Het is mooi dat de wet er nu komt, als de Kamer ermee instemt. Wij
hebben dan een wettelijke regeling getroffen waarbij de belangen van
het ontnemen van persoonlijke vrijheden, vooral omdat het gaat om
kinderen, goed afgewogen worden tegen de effectieve bescherming en
behandeling van die kinderen.
Tweede termijn
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording.
Ik dank hem ook voor zijn reactie met betrekking tot een versnelling
van het creëren van extra plaatsen. Ik heb gehoord dat het gaat om 119
plaatsen extra vanaf 2008. Daar is mijn fractie zeer blij mee. En ik
denk de jongen die het betreft nog meer. Ik dank de minister ook voor
de toezegging dat er gestreefd wordt om de gesloten jeugdzorg meer te
concentreren richting de Randstad.
Ik ben voorts blij dat er bij de gesloten jeugdzorg geen sprake kan
zijn van visitatie in de zin van onderzoek in het lichaam. Dat wordt
niet toegestaan. Ik denk dat dit een belangrijk signaal is voor alle
kinderen die straks in die gesloten jeugdzorg terechtkomen en er nu al
verblijven. Er wordt voorts heel voorzichtig omgegaan met visitaties
in de JJI's.
Ik wacht de reactie van de minister op mijn amendement af. Ik hoop dat
het amendement een voldoende inperking inhoudt om nu niet weer via de
achterdeur alsnog civielrechtelijke jongeren naar de JJI's toe te
leiden. Ik hoor graag nog de argumenten van de minister waarom deze
achterdeur überhaupt nog in de wet staat. Ik neem de suggestie van de
heer Van der Vlies serieus mee. Ik zal bekijken of ik die aanvulling
in het amendement kan opnemen.
Mevrouw Koser Kaya (D66): In het amendement wordt geen onderscheid
gemaakt tussen nieuwe kinderen die mogelijk in een JJI worden
geplaatst en kinderen die er al in zitten. Voor mij is dat van groot
belang. Waarom wordt dat onderscheid niet gemaakt?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb de minister gevraagd waarom dit onderscheid niet in het
wetsvoorstel is gemaakt. Hij heeft toegezegd in tweede termijn erop
terug te komen waarom die achterdeur wel open moet staan. U weet dat
wij er ook niet voor zijn bij de koffieshops. Als hij er goede redenen
voor heeft, kan mijn amendement ongewijzigd blijven, met uitzondering
van de door de heer van der Vlies gesuggereerde toevoeging. Als hij er
geen goede argumenten voor heeft of het hem om het even is, dan zal ik
mij amendement aanpassen om de achterdeur te sluiten.
Minister Rouvoet:
Met het oog op de beantwoording in tweede termijn en een mogelijke
reactie op het amendement, sluit ik aan bij de vraag van mevrouw Koser
Kaya aan de heer Voordewind of hij kan aangeven of het zijn bedoeling
is om dat onderscheid wel te maken. In het amendement wordt dat
onderscheid tussen een nieuwe plaatsing en een voortzetting van de
behandeling niet gemaakt. De heer Voordewind maakte dat onderscheid
wel in zijn eerste termijn. Het is daarom voor mij voor de
voorbereiding van mijn antwoord van belang om te weten wat de gedachte
achter het amendement is.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Dus toch niet zo consequent!
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb in mijn eerste termijn de vraag gesteld waarom die achterdeur
nog openstaat in dit wetsvoorstel. Ik ben ervan uitgegaan dat daar
goede redenen voor waren en heb daarop geanticipeerd door in ieder
geval in het amendement te stellen dat er een uitweg is op het moment
dat de jeugdige er zelf voor gaat liggen of zijn ouders dat doen. Ik
hoor graag van u waarom u ervan overtuigd bent dat die achterdeur open
moet blijven. Als die reden er niet is, zal ik het amendement wijzigen
om die deur te sluiten.