Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Dhr. A. Aboutaleb Postbus 90801 2509 LV Den Haag

Datum
Uw kenmerk Ons kenmerk

21 juni 2007 W&B/SFI/2007/21059 Rfv 2007-0000220079

Inlichtingen bij Doorkiesnummer
Gerlant Kooistra (070) 426 7246
Bijlagen
0

Onderwerp
Advies financieringssystematiek Wet Werk en
Bijstand 2008

Geachte heer Aboutaleb,


1. Inleiding
Naar aanleiding van de afronding van het jaarlijks onderhoudstraject van de verdeelmodellen van de Wet Werk en Bijstand (WWB), vraagt u met
uw brief van 16 juni 2007 de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) om een zienswijze op uw overwegingen betreffende de aanpassing van de
financieringssystematiek voor het jaar 2008. U vraagt om uiterlijk 25 juni advies te mogen ontvangen. Reeds met uw brief van 13 juni 2007 heeft u de Tweede Kamer uw voorstellen voorgelegd.

Vooraf wil de Raad opmerken dat hij het korte tijdspad dat u de Raad
geboden heeft om zijn advies te formuleren, zeer betreurt. Tevens is de Raad van mening dat de stelligheid van de voornemens in uw brief aan de Tweede Kamer voor hem feitelijk weinig te adviseren over laat. Het doet vermoeden dat u uw keuzes al heeft gemaakt.


2. Zienswijze
De zienswijze van de Raad volgt de lijn die de Raad in eerdere adviezen over het onderhoud van het verdeelmodel WWB heeft uitgezet.1


1 In de bijlage bij deze brief is de samenvatting van het Rfv advies over de Financieringssystematiek van 2007 opgenomen
Fluwelen Burgwal 56 Telefoon 070-4267540
Postbus 20011 Telefax 070-4267625
2500 EA`s-Gravenhage E-mail rob-rfv@minbzk.nl

Het huidige verdeelsysteem kent grote beperkingen. Zo is er sprake van grote herverdeeleffecten, is de werking van het model weinig transparant en wordt getwijfeld aan de plausibiliteit van het model. De verwachting die de Raad vanaf de inwerkingtreding van de Wet heeft gekoesterd ­
namelijk dat met het verstrijken van de jaren het model beter en
betrouwbaarder zou worden, door enerzijds een betere modelmatige
verwerking en anderzijds door het verkleinen van de verschillen in de
uitvoeringspraktijk in gemeenten ­ lijkt niet bewaarheid geworden. Het gebruik van de gegevens 2005 leiden níet tot zichtbare verbeteringen in de werking van het model, noch tot een beter inzicht in het model.

De Raad is een tegenstander van (grote) aanpassingen met een minimale
verbetering. Ook dit jaar zijn de voorgestelde aanpassingen van de
financieringssystematiek klein en brengen ze geen wezenlijke
verbeteringen met zich mee. De scores van de voorgestelde modellen
stellen teleur: er is in beide gevallen sprake van grote ex ante
herverdeeleffecten. In uw voorkeursmodel voor 2008 valt 70% van de
gemeenten binnen de ex ante inperking. Daaruit kan worden afgeleid dat de werkelijke verklaringskracht van de verdeelmodellen zeer gering is.

Het probleem van de huidige verdeelmodellen is dat ze gebaseerd zijn op statistische en econometrische methoden en op geen enkele manier een
relatie leggen met de kosten en het beleid van gemeenten. Daarvoor is een apart plausibiliteitsonderzoek nodig. Een verdeelmodel moet een logische verbinding leggen tussen kosten en budget omdat er anders een soort
schijnexactheid gaat ontstaan. De Raad heeft hoge verwachtingen van de uitkomsten van het plausibiliteitsonderzoek dat op dit moment door
Cebeon wordt uitgevoerd. Hij hoopt dat in het rapport aanknopingspunten geboden worden voor een werkelijke verbetering van het verdeelmodel.
De Raad is van mening dat, afhankelijk van de uitkomsten en in het licht van de afspraken tussen VNG en het kabinet, het huidige verdeelmodel
serieus geëvalueerd moet worden. Wanneer dat nodig blijkt, mogen
ingrijpende aanpassingen daarbij niet worden geschuwd. De Raad heeft
een grote voorkeur voor de overgang van een econometrisch naar een meer kostengeoriënteerd model. Ook de (her)invoering van een variabele die
een zekere constante van de bijstanddruk weerspiegelt is een goede
mogelijkheid. Het honoreren van een dergelijke factor hoeft bij de
verdeling geen afbreuk te doen aan de prikkelwerking van het
verdeelmodel, zolang het maar geen dominante factor is.


3. Advies
Hoewel het door u voorgestelde model de werkingssfeer van het objectief verdeelmodel vergroot en enigszins verbetert, acht de Raad deze
verbetering weinig overtuigend. Vanwege de eerdergenoemde argumenten

2

ziet de Raad voor 2008 geen aanleiding om het verdeelmodel aan te
passen. Het actualiseren van het model voor 2007 met de meest recente
gegevens volstaat.

Een afschrift van deze brief is aan de Tweede Kamer verzonden.

De Raad voor de financiële verhoudingen,

Mr. M.A.P. van Haersma Buma, voorzitter

Drs. C.J.M Breed, secretaris

3

Bijlage 1: Samenvatting advies 26 april 2006, kenmerk Rfv 2006-0000135729

De Raad onderschrijft de doelstelling van het onderhoudstraject van het verdeelmodel voor het inkomensdeel. Tegelijkertijd is de Raad tegenstander van al te vluchtige aanpassingen in het verdeelmodel. Dit ondermijnt het vertrouwen in het objectieve verdeelmodel. Aanpassingen dienen slechts te worden ingevoerd als deze onomstotelijk leiden tot een betere aansluiting tussen de modelmatige uitkomsten en de werkelijke uitgaven. Daarnaast dienen aanpassingen bij te dragen aan een betere plausibiliteit zowel qua uitkomsten als inhoudelijk. Hoewel de Raad overtuigd is van de gunstige effecten van de budgettering, plaatst hij vraagtekens bij de werking van het objectieve verdeelmodel. Zo constateert hij dat het model bij uitbreiding van de werkingsfeer instabiel is en minder goed gaat werken. En ook in de tijd moet de kwaliteit van het verdeelmodel zich nog gaan bewijzen.

Het ligt in de rede te verwachten dat de effecten van de WWB op de gemeentelijke uitvoeringspraktijk pas duidelijk worden wanneer het verdeelmodel gebaseerd is op uitvoeringsgegevens over het jaar 2005. De Raad acht het van groot belang de werking van de verdeelmodellen WWB in relatie met de feitelijke ontwikkelingen te blijven volgen. In dat licht acht de Raad nu enige terughoudendheid op zijn plaats, ofschoon de Raad niet uitsluit dat verdere kwalitatieve verbeteringen van het verdeelmodel mogelijk zijn. Het kan daarbij nuttig zijn om eerdere afwegingen ten aanzien van verdeelkenmerken nog eens tegen het licht te houden.

De Raad is gevraagd een oordeel te geven over twee voorliggende
verdeelmodellen, te weten het zogenoemde APE2007 model (een beperkt
aangepaste en geactualiseerde versie van het huidige model) en het model WWB2007(achterstandswijkvariant). De Raad stelt vast dat de beide modellen geen wezenlijke verbeteringen inhouden. Alles afwegende heeft de Raad een voorkeur voor het APE2007 als verdeelmodel. Deze voorkeur wordt ingegeven door inhoudelijke en technische overwegingen. De relatie tussen
bijstandsuitgaven en achterstandswijken acht de Raad indirect. Ook betwijfelt hij of de dynamiek van deze achterstandswijkindicator recht doet aan de gewenste dynamiek van het objectieve verdeelmodel.

Het buiten de geobjectiveerde verdeling houden van de samenwerkingsverbanden voorkomt dat deze samenwerkingsverbanden een oneigenlijke invloed uitoefenen op de uitkomsten van de budgettering. De Raad stemt daarom in met het buiten de geobjectiveerde verdeling houden van samenwerkingsverbanden. Wel dient te worden bezien op welke wijze de betrokken gemeenten een overgangstraject geboden kan worden om nadelige herverdeeleffecten te kunnen opvangen. Het uitgangspunt van de ex-ante aftopping lijkt daarbij in de rede te liggen. De Raad acht de uitbreiding van de groep gemeenten waarvoor het budget volledig objectief wordt bepaald tot gemeenten met meer dan 40.000 inwoners


4

verantwoord en passend binnen de gewenste ontwikkelingen naar een zo groot mogelijk bereik van het objectieve verdeelmodel.
Ook het opheffen van de compartimentering draagt daaraan bij. Door vanaf 2007 het macrobudget niet meer vooraf in drie compartimenten op te splitsen maar direct te verdelen, wordt de verdeelsystematiek transparanter.

De Raad kan instemmen met de voorgestelde procedure om in de maand mei van het lopende jaar de verdeelkenmerken te actualiseren en een voorspelling van het macrobudget te geven. Hiermee is een redelijke balans gevonden tussen
voorspelbaarheid en actualiteit.


5