SGP


SGP » jongeren >>
27 - 06 - 07 | Plenair EU-verdrag

De SGP houdt de nodige scepsis bij het nieuwe grondwettelijk verdrag waartoe eind vorige week in Brussel is besloten. Afgezet niet tegen de afgewezen grondwet, maar tegenover 'Amsterdam' en 'Nice', is de SGP niet onverdeeld positief. Er is sprake van plussen en minnen.

Positief is

- dat de grondwettelijke pretenties en franje zijn verdwenen;
- dat de nationale parlementen een grotere rol krijgen;
- dat de Europese minister van Buitenlandse Zaken formeel is verdwenen.

Negatief is

- dat er een 'vastere' voorzitter komt van de Europese Raad;
- dat landen op een fors aantal terreinen het vetorecht hebben in moeten leveren;

- dat de grondrechtencatalogus feitelijk gehandhaafd blijft.

Het eindoordeel van de SGP hangt af van de manier in de komende maanden uitwerking wordt gegeven aan het akkoord van Brussel.

Nadere informatie:
C.G. van der Staaij, kamerlid SGP, 06 1830 5908


---

----------

Plenair EU-verdrag
27 juni 2007
Van der Staaij

Gemengde gevoelens
Voorzitter. De SGP-fractie heeft met gemengde gevoelens kennis genomen van de resultaten van de afgelopen Europese raad over het nieuwe EU-verdrag. Ten opzichte van de afgewezen grondwet zijn er ontegenzeglijk een aantal verbeteringen te noemen. Het referentiekader is voor ons echter niet die verfoeide grondwet, maar de huidige constellatie, zoals vooral gegrond op de Verdragen van Amsterdam en Nice. In dat licht willen wij het bereikte resultaat beoordelen. En dan zijn wij niet onverdeeld positief.

Voorzitter. Ik wil uitdrukkelijk ook noemen waar wij tevreden over zijn. De grondwettelijke pretenties zijn grotendeels weggepoetst. Ook de titel van âMinister van buitenlandse zaken van de EUâ is verwijderd uit het verdrag. Dit geldt tevens verwijzingen naar een vlag of naar een volkslied; zoveel âFreudeâ was er trouwens ook niet te ontdekken tussen de âBrüderâ van de Europese raad. Over éénheid gesproken!

Positief zijn wij over de grotere rol van nationale parlementen, onder meer bij de subsidiariteitstoets (de gele kaartprocedure, alsmede zwaardere varianten hierop en de beoogde âomnibus-bepalingâ). Op een aantal onderdelen wordt voorts de relatie tussen de bevoegdheden van de lidstaten en de EU verduidelijkt. Zo is nu vastgelegd, dat de EU zich niet mag bemoeien met onder meer nationale voorzieningen als pensioenen, gezondheidszorg en volkshuisvesting. Op zichzelf waarderen wij deze zaken positief.

Keerzijde
Nu de ander kant. Het verdrag versterkt de tendens van een vaste voorzitter van de Europese Raad. Ook al zou dit formeel een soort technisch voorzitter moeten worden, de praktijk zal zijn, dat als hier een persoon van stevig kaliber zit, hij een stevig stempel op het EU-beleid en de presentatie naar buiten kan zetten. Denkt u zich maar eens in, dat hier iemand als Blair wordt gekozen. Dan zijn we niet ver meer verwijderd van presidentiele allures. Dat willen wij niet. Daarbij rijst ook de vraag hoe een dergelijk voorzitter wordt gekozen. Zal dat niet voortdurend politieke strijd geven, met alle onverkwikkelijke koehandel die hier bij hoort?

Er komt geen Europese minister voor buitenlandse zaken. Maar wel een Hoge Vertegenwoordiger die het volledige takenpakket krijgt van de gewezen minister, inclusief een dubbele hoed, die het gezicht van Europa op het wereldtoneel moet worden. Deze vertegenwoordiger krijgt ook een eigen diplomatieke dienst. Dus inderdaad, er is formeel geen sprake van een ministersfunctie, maar materieel komt dit wel erg dicht in de buurt. Erkent de minister dit?

De catalogus grondrechten komt niet als zodanig terug in het Verdrag, maar wel een verwijzingsartikel naar het EU-handvest van de grondrechten, zodat de facto dezelfde situatie ontstaat. Wij hebben al eerder aangeduid, dat grondrechten van burgers allereerst beschermd worden door de nationale grondwetten van de lidstaten. De opname van grondrechten â direct of indirect â past bij een grondwet en niet bij een verdrag. Wij vinden dit een duidelijk minpunt.

Voorzitter. âHet is een protocollen- en voetnotenverdragâ, zo mopperde de Belgische minister Karel de Gucht. Nu hebben de Belgen natuurlijk hun eigen agenda, maar een beetje gelijk heeft deze minister wel. Het is een Verdrag met vele uitzonderingsbepalingen, voorbehouden en overgangsregelingen. Ik noem slechts het recht dat lidstaten krijgen om af te zien van deelname aan samenwerking op het gebeid van politie en justitie. Mijn fractie hechtte sterk aan een vereenvoudiging van het institutionele bestel, waardoor een betere bestuurbaarheid van Europa bereikt zou worden. Daarvan lijkt geen of te weinig sprake. Dit moet toch ook voor de regering een teleurstelling zijn?

Nationale parlementen krijgen op onderdelen meer invloed. Daar staat tegenover dat op een fors aantal terreinen het vetorecht verdwijnt. Grosso modo blijft op termijn alleen ten aanzien van het buitenlands beleid, defensiebeleid en de Europese begroting het vetorecht in stand. Dat betekent een forse uitholling van het vetorecht en daarmee van de invloed van de lidstaten.

Scepsis
Voorzitter. De juridische details en de exacte formulering van de Verdragsartikelen zullen de komende maanden worden uitgewerkt tijdens een IGC. De plussen en de minnen zullen derhalve nog verder uitkristalliseren. In die zin behoeven we nu nog geen eindconclusie te trekken, maar, zoals gebleken, mijn fractie kent wel de nodige scepsis. Welke ruimte en marges ziet de regering in de komende periode nog voor wijzigingen ten aanzien van de nu bereikte resultaten?

dank u wel

Plenair EU-verdrag