Voorgestelde verlaging
invoertarieven treft beperkt aantal Nederlandse producten
(persbericht)
28 jun 2007
Onderdeel: LEI
De WTO-onderhandelingen wordt voorzichtig nieuw leven ingeblazen.
Toegang tot de Europese landbouwmarkten vormt een belangrijk
struikelblok voor een succesvolle afsluiting van de Doha-ronde. Het
LEI, onderdeel van Wageningen UR, vergeleek in opdracht van het
Ministerie van LNV de gevolgen voor de Nederlandse landbouw- en
voedingsmiddelensector van verschillende voorstellen voor verlaging
van invoertarieven.
Prijsconcurrentie
In het onderzoek zijn uitsluitend Nederlandse landbouwproducten en
voedingsmiddelen betrokken waarvan zowel invoer uit als uitvoer naar
landen buiten de EU plaatsheeft. Het betreft bijna 1200 producten.Â
Daarvan kon de helft in 2004 in eigen land op prijs concurreren met
soortgelijke producten uit het buitenland. De andere helft van de
producten kon het buitenland in principe goedkoper aanbieden; dit zijn
de zogenaamde 'defensieve producten'. Voor een honderdtal defensieve
producten kon de Nederlandse producent de prijsconcurrentie alleen
volhouden dankzij beschermende invoerheffingen; de overige producten
bleven ook bij de bestaande invoerheffingen duurder dan het
buitenlandse aanbod. De onderzoekers bekeken voor die honderd
producten de consequenties van het doorvoeren van verschillende
WTO-voorstellen voor een betere markttoegang.
WTO-voorstellen vergeleken
Binnen de WTO hebben verschillende landen en groepen van landen
voorstellen ingediend voor tariefverlaging. In dit onderzoek zijn de
voorstellen van de EU, de G20 en de VS met elkaar vergeleken. De
Amerikaanse voorstellen gaan daarbij het verst.
Aanvaarding van de Amerikaanse voorstellen zou betekenen dat voor de
helft van de ongeveer honderd producten die de Nederlandse producent
dank zij invoerheffingen goedkoper kan aanbieden dan zijn buitenlandse
concurrent, dit voordeel zou verdwijnen: het Nederlandse product wordt
duurder dan het buitenlandse. Bij aanvaarding van de minder ver gaande
voorstellen van de G20 en de EU gaat het niet om de helft van de
producten, maar om iets minder dan een kwart. De conclusie is dat deze
voorstellen maar voor een klein aantal producten de prijsverhouding zo
zullen doen omslaan, dat het nu nog goedkopere Nederlandse product
duurder wordt dan het buitenlandse. Overigens beperkt de studie zich
tot een analyse van het aantal producten waarvoor de
concurrentieverhouding verandert en gaat zij niet in op de mogelijke
economische gevolgen van een tariefverlaging.
Gevoelige producten
Het rapport gaat ook in op de mogelijkheid om in het kader van de
onderhandelingen 'gevoelige producten' te benoemen. Voor zulke
producten worden de tarieven minder sterk verlaagd, maar de quota die
tegen dat tarief mogen worden ingevoerd, worden verhoogd. Ook hier
leiden de voorstellen van de VS in principe tot een sterkere stijging
van de invoerquota dan de voorstellen van de EU. Het effect is echter
sterk afhankelijk van de gehanteerde uitgangspunten zoals de
importelasticiteiten (de mate waarin de invoer reageert op een
prijsverandering), de benutting en het eigendom van de invoerquota.
Deze bepalen samen met een aantal technische details het uiteindelijke
economische effect van het als gevoelig aanmerken van een product.
Rapport 6.07.12 Agricultural market access proposals in the Doha
round; Dutch agro-food interests
Contact
Marijke Kuiper
marijke.kuiper@wur.nl
LEI