College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tijdige terpostbezorging buitenlandsituatie. Verschooonbare termijnoverschrijding

De beroepstermijn is op 15 april 2004 is gaan lopen en is derhalve op 27 mei 2004 is geëindigd. Het beroepschrift gedateerd 16 mei 2004 is blijkens de poststempel op de enveloppe op 17 mei 2004 aangetekend ter post bezorgd, derhalve ruimschoots binnen de gestelde beroepstermijn van zes weken. Het beroepschrift is echter pas op 4 juni 2004 door de rechtbank ontvangen. Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, is door de wetgever onderkend dat de termijn van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onvoldoende kan zijn voor verzendingen vanuit het buitenland. Onder omstandigheden kan in die gevallen artikel 6:11 van de Awb worden toegepast. Daarvoor is wel vereist dat de betrokkene het beroepschrift heeft verzonden op een tijdstip dat en met gebruikmaking van een middel dat niet het ernstige risico in zich draagt dat de termijn van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb wordt overschreden. De Raad is van oordeel dat niet (redelijkerwijs) gesteld kan worden dat betrokkene in verzuim is geweest. Betrokkene heeft immers het beroepschrift ruim binnen de gestelde beroepstermijn van zes weken per aangetekende post verzonden, te weten ruim een week voor het einde van de beroepstermijn alsmede ruim twee weken voor het einde van de termijn ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb. De Raad is van oordeel dat betrokkene hiermee al datgene heeft gedaan wat van hem redelijkerwijs verwacht mocht worden.

LJ Nummer:

BA6714

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 28 juni 2007