IP/07/913
Brussel, 27 juni 2007
Interne markt: België voor Hof van Justitie gedaagd voor belemmeren van
detachering van werknemers uit derde landen
De Europese Commissie heeft besloten België voor het Hof van Justitie te
dagen wegens de voorwaarden die het land oplegt aan werkgevers uit de
Gemeenschap die in het kader van een grensoverschrijdende dienstverrichting
werknemers die onderdaan zijn van derde landen wensen te detacheren. De
Commissie is van oordeel dat deze voorwaarden in strijd zijn met de
Verdragsregels met betrekking tot het vrije verkeer van diensten (artikel 49
van het Verdrag).
De Commissie heeft België in 2005 een aanvullend met redenen omkleed
advies toegezonden en acht het door België daarop gegeven antwoord
onbevredigend.
Ten eerste voeren de Belgische autoriteiten bij bepaalde detacheringen
van werknemers uit derde landen een aan de detachering voorafgaande
controle uit, ondanks het feit dat deze werknemers op legale wijze in
een andere lidstaat werken en wonen. Zoals het Hof heeft geoordeeld in
zijn arrest van januari 2006 in een soortgelijke zaak waarin Duitsland
was gedaagd, mag bij detachering van werknemers geen voorafgaande
controle plaatsvinden.
Ten tweede moet de gedetacheerde werknemer beschikken over een
verblijfsvergunning die is afgegeven in het land van vestiging van
zijn werkgever en die geldig blijft tot drie maanden na het
verstrijken van de periode van de tijdelijke dienstverrichting.
Volgens de Commissie is ook hier sprake van een voorwaarde die niet
strookt met de voorwaarden die door het Hof zijn aangehaald in het
arrest "Vander Elst". Volgens dit arrest is het immers voldoende dat
de werknemer die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd, in de
lidstaat van vestiging van zijn werkgever op reguliere basis in vaste
dienst is, en kan de ontvangende lidstaat geen andere specifieke
voorwaarden stellen.
Ten derde zij er in verband met de verplichting dat iedere
gedetacheerde werknemer ten minste sedert één jaar bij eenzelfde
werkgever in dienst moet zijn, op gewezen dat deze verplichting reeds
werd veroordeeld in een arrest van het Hof van Justitie van september
2006 in een tegen Oostenrijk aangespannen zaak, die eveneens
betrekking had op de detachering van werknemers uit derde landen.
De voorwaarden die voor de detachering van personeel van een
onderneming gelden, hebben gevolgen voor het vermogen van deze
onderneming om haar diensten aan te bieden. De ondernemingen uit de
Gemeenschap ondervinden echter nog vaak moeilijkheden wanneer zij
personeel uit derde landen tijdelijk naar een andere lidstaat willen
zenden om aldaar diensten te verrichten. Deze moeilijkheden zijn met
name het gevolg van het feit dat niet alleen voorwaarden worden
gesteld bij het binnenkomen, verblijven of werken van de werknemer in
de ontvangende lidstaat, maar ook bij het terugkeren van de werknemer
naar het land van de werkgever.
Het stellen van dergelijke voorwaarden is in strijd met het beginsel
van het vrije verkeer van diensten. Volgens het Hof van Justitie van
de Europese Gemeenschappen (arrest van 27 maart 1990 in zaak C-113/89,
Rush Portuguesa) wordt de onderneming in de andere lidstaat door het
opleggen van dergelijke voorwaarden gediscrimineerd ten opzichte van
haar concurrenten in het ontvangende land, die vrij over hun personeel
kunnen beschikken.
Het Hof van Justitie heeft reeds talrijke arresten gewezen in zaken in
verband met de detachering van werknemers uit derde landen. Zo werd de
voorwaarde dat werknemers uit derde landen die in de lidstaat van
vestiging van hun werkgever reeds houder zijn van een wettige
arbeidsovereenkomst, in het ontvangende land in het bezit van een
arbeidsvergunning moeten zijn, door het Hof veroordeeld als een
voorwaarde die "verder gaat dan wat als noodzakelijke voorwaarde voor
het verrichten van diensten kan worden verlangd" (arrest van 9
augustus 1994 in zaak C-43/93, Vander Elst). Overigens werden
Luxemburg in 2004 (zaak C-445/03) en Duitsland en Oostenrijk in 2006
(zaken C-244/04 en C-168/04) veroordeeld omdat zij "aan de
terbeschikkingstelling voorafgaande controles" hadden toegepast en
voorwaarden hadden gehanteerd die verder gingen dan de in het
vorengenoemde arrest "Vander Elst" door het Hof vastgelegde
beginselen.
In haar mededeling van 13 juni laatstleden (IP/07/817) over de
detachering van werknemers (zie ook IP/06/423) heeft de Commissie erop
gewezen dat zij er door de inleiding van inbreukprocedures op grond
van artikel 226 van het Verdrag op zal toezien dat de conformiteit met
het communautaire recht - zoals dat door het Hof met name in het
arrest "Vander Elst" is uitgelegd - verzekerd is in gevallen waarin
lidstaten verder arbeidsvergunningen en de vervulling van andere
voorwaarden eisen van gedetacheerde werknemers uit derde landen.
Het laatste nieuws over de inbreukprocedures ten aanzien van alle
lidstaten is te vinden op:
http://ec.europa.eu/community_law/eulaw/index_en.htm
European Union