ChristenUnie


Bijdrage debat over adoptie

Bijdrage debat over adoptie

woensdag 27 juni 2007 11:12

De heer Anker (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Voorstellen met betrekking tot adoptie worden door de fractie van de ChristenUnie altijd met bijzondere belangstelling behandeld. Het zal geen verbazing wekken als ik zeg dat mijn fractie erg gehecht is aan de mogelijkheid van adoptie. De openingen die adoptie biedt aan kinderen en aan adoptieouders op een gezamenlijk gezinsleven en op het geven en ontvangen van liefdevolle zorg, aandacht en opvoeding, waardeert mijn fractie hoog.

Adoptie is een vorm van kinderbescherming, een mogelijkheid om kinderen een eerlijke kans op een goed leven te geven. Voor veel kinderen en adoptieouders is het een geschenk of, zo u wilt, een uitkomst. Tegelijk is het ook een oplossing die uit de aard der zaak nooit een gemakkelijke is. Niet voor niets heeft het heel lang geduurd -- tot in de jaren vijftig - voordat Nederland een adoptieregeling instelde. De band met de oorspronkelijke ouder blijft immers altijd bestaan. Daar moet mee worden omgegaan, als oorspronkelijke ouder, als nieuwe ouder en niet in de laatste plaats ook als adoptief kind.

Vandaag debatteren wij over een wetsvoorstel dat wel die bijzondere belangstelling, maar niet dezelfde positieve waardering van mijn fractie krijgt. Het wetsvoorstel -- wat ons betreft een onplezierige erfenis van het vorige kabinet -- borduurt grotendeels voort op de voorstellen die huwelijk en adoptie door personen van gelijk geslacht mogelijk maken. Die voorstellen werden in september 2000 in dit huis besproken. Mijn voorgangers in de fracties van RPF en GPV zagen zich inderdaad genoodzaakt tegen deze wetsvoorstellen te stemmen evenals de fracties van SGP en CDA. Tot onze spijt kon dit echter de aanvaarding van beide voorstellen niet verhinderen.

De ChristenUnie wil het debat van vandaag niet aangrijpen om de principiële discussie uit 2000 over te doen alsof er toen niets gebeurd zou zijn. De Handelingen bewijzen zwart op wit het tegendeel en ik verwijs daarnaar. Wel wil ik hier met nadruk stellen dat ons standpunt sindsdien niet is gewijzigd. Nog altijd is mijn fractie van mening dat adoptie in het belang van het kind beperkt moet blijven tot gezinnen met een vader en een moeder. Nog altijd voelen wij ons gesterkt in de stelling dat de kans van slagen van adoptie het grootst is bij opname door adoptieouders die de biologische ouders van het kind hadden kunnen zijn. Nog altijd vinden wij dat de overheid een volstrekt verkeerd signaal afgeeft door net te doen alsof het helemaal niets uitmaakt of een kind opgroeit in een gezin met een vader en een moeder, een eenoudergezin of binnen een verhouding van twee mannen of twee vrouwen.

Voor alle duidelijkheid: hiermee zeg ik niets over de kwaliteit van de opvoeding in de een of de andere situatie. Situaties waarin kinderen slechts door een van beide ouders of zelfs geen van beide biologische ouders worden opgevoed, kunnen op enig moment ontstaan bijvoorbeeld na een scheiding en vervolgens het samenwonen of een huwelijk van twee mensen van gelijk geslacht en de kinderen van een van beiden.

De heer Pechtold (D66): Mevrouw De Pater zei dat haar fractie tegen de invoering van het homohuwelijk was, maar dat zij het nu als een gegeven beschouwd. Dat is geen ja en geen nee. Namens de ChristenUnie zegt u nog steeds tegen het homohuwelijk te zijn. U bent het kabinet ingegaan met een paar stevige punten, te weten het homohuwelijk, abortus en euthanasie. U zegt nog steeds tegen te zijn, maar blijkbaar wordt de soep niet zo heet gegeten als opgediend. U laat uw kans nu namelijk voorbijgaan, want u dwingt uw coalitiepartners niet om consequenties te trekken uit uw standpunt.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik ben van na de coalitiebesprekingen. Ik wil mij daar niet achter verschuilen, maar het is wel een punt. De verhoudingen in de Kamer zijn duidelijk. Nu de CDA-fractie ook voor dit wetsvoorstel is, zijn alleen de fracties van de SGP en de ChristenUnie nog tegen. In het coalitieakkoord is hierover niets geregeld en wij kunnen ons dan ook niet op een afspraak beroepen om onze coalitiepartners op andere gedachten te brengen.

De heer Pechtold (D66): Uw laatste opmerking is helder, maar uw eerste opmerking is toch wat raar. Ik neem aan dat uw fractie op dit punt niet verdeeld is of gaan wij straks bij de stemmingen meemaken dat een deel van uw fractie voor en een deel tegen wetsvoorstel zal stemmen?

Het is niet geregeld. Dat is waar, maar er is wel meer niet geregeld. Ik denk aan het Irakonderzoek. Als het voor u een zwaarwegend principieel punt is, zou u binnen de coalitie druk uitoefenen. Waarom doet u dat niet?

De heer Anker (ChristenUnie): Dit wetsvoorstel is het sluitstuk op een debat dat in 2000 is begonnen. In 2000 waren wij verklaarde tegenstanders van het homohuwelijk, maar het is er toch gekomen. Dat geldt ook voor de adoptie door homoparen. De interlandelijke adoptie door homoparen is het staartje van deze discussie. Ik ben daarop tegen, maar ik kan wat hiervoor is gebeurd, niet terugdraaien.

Mevrouw Azough (GroenLinks): U brengt mij ook in verwarring, want u accepteert natuurlijk de bestaande situatie als u niet probeert om zaken terug te draaien.

U stelt dat de adoptiefouders de biologische ouders zouden moeten kunnen zijn van het adoptiefkind. Betekent dat dat u interlandelijke adoptie voor heteroparen eigenlijk ook ongewenst vindt?

De heer Anker (ChristenUnie): Een van de uitgangspunten in het adoptiebeleid is dat een adoptie de meeste kans van slagen heeft als het kind wordt opgenomen door ouders die de biologische ouders van het kind hadden kunnen zijn. Dat betekent dat de adoptiefouders een man en een vrouw zouden moeten zijn. Twee mannen of twee vrouwen als adoptiefouders is een heel ander situatie die ver afstaat van dat uitgangspunt.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Uw partijleider is vicepremier en minister voor Jeugd en Gezin. Ik ben erg benieuwd naar zijn opvatting over het wetsvoorstel, omdat het wetsvoorstel het belang van het kind wel degelijk voorop stelt. Bent u het met mij eens dat het in het belang van het kind is dat een adoptiefkind, ook bij interlandeljike adoptie, door liefhebbende ouders wordt opgenomen? Dan maakt het toch zeker niet uit of het ouders van gelijk geslacht zijn?

De heer Anker (ChristenUnie): U legt mij nu in de mond dat ik vind dat ouders van gelijk geslacht een kind niet liefdevol zouden kunnen opvoeden. Ik heb echter al gezegd dat ik mij goed kan voorstellen dat twee vrouwen, twee mannen of één ouder een kind opvoeden. Dat kan gebeuren. Als de ouders van een kind door een vreselijk ongeluk zijn weggevallen, is het kind daarmee waarschijnlijk beter af. Wij voeren nu echter een juridische discussie over het afstammingsrecht. Als de Kamer interlandelijke adoptie mogelijk maakt, zeggen wij wederom: het maakt niet of een kind twee vaders of twee moeders heeft, want dat is een volstrekt normale situatie. Ik ben het daar niet mee eens, want volgens mij is het geen natuurlijke situatie. Die mogelijkheid moet volgens mij dan ook niet wettelijk geregeld worden. Er zijn voldoende mogelijkheden voor twee vrouwen of twee mannen om zich te ontfermen over een kind. Daarvoor is dit wetsvoorstel niet nodig.

De heer De Wit (SP): Ik wil de heer Anker graag de vraag voorleggen die ook aan de heer Van der Staaij is gesteld. Waar baseert hij de visie op dat, omdat een kind wordt verwekt in een relatie tussen een man en een vrouw, het "dus" ook in die situatie moet worden opgevoed? Wij hebben al eerder bediscussieerd dat wetenschappelijk onderzoek hierover geen uitsluitsel geeft.

De heer Anker (ChristenUnie): Het is een heel principieel standpunt, dat zal ik direct zeggen. Je zou kunnen zeggen dat het de normale, natuurlijke orde is dat als er kind wordt verwekt, daarbij een man en een vrouw nodig zijn. Dat is volgens ons zo in de schepping gelegd. Als het gaat over het adopteren van kinderen, moet je ook naar die situatie moet kijken. Dat moet het uitgangspunt zijn. Je moet dan niet de mogelijkheid creëren voor ouders van hetzelfde geslacht om net te doen alsof dat een natuurlijke situatie is.

De heer De Wit (SP): Als gevolg van zijn religieuze achtergrond vindt de heer Anker dus dat een kind het beste kan worden opgevoed in een man/vrouwrelatie. Nu haal ik even het verhaal van de heer De Roon aan, die terecht zei dat wij eens om ons heen moesten kijken naar wat er op dit moment allemaal gebeurt. Waar ondervinden wij problemen in onze samenleving? Toch niet met kinderen die in een homorelatie of een lesbische relatie worden opgevoed?

De heer Anker (ChristenUnie): Het gaat ons niet primair om de vraag waar wij nu problemen ondervinden. Wij zijn hier elke dag bezig met problemen die moeten worden opgelost. Toen ik de uitspraak van de heer De Roon hoorde dat het leven een risico is en wij dus af en toe risico's moeten nemen, dacht ik: als wij er elke dag op zo'n manier in zouden vliegen in de Kamer, zou Nederland een heel interessant land worden. Ik kan daar niet zo heel veel mee. Het is inderdaad een principieel standpunt. Wij denken dat dit gewoon in de natuur ligt besloten. Wij geloven dat de natuur geschapen is. Dat is inderdaad een heel principieel standpunt. Er zijn verschillende wetenschappelijke onderzoeken geweest en de meningen zijn verdeeld. Wij zijn daardoor niet overtuigd geraakt dat dit coûte que coûte nodig is.

De heer Van der Staaij (SGP): De heer Anker sprak zo-even over een onplezierige erfenis van het vorige kabinet. Wij hebben gezien dat dit kabinet allerlei voorstellen van het vorige kabinet in heroverweging heeft genomen en met sommige ervan niet is doorgegaan, soms door toedoen van coalitiepartijen. Betreurt de heer Anker het met mij dat dit kabinet dit wetsvoorstel wel heeft doorgezet?

De heer Anker (ChristenUnie): Dit wetsvoorstel lag al bij de Kamer. Wij zijn er allemaal getuige van geweest dat de minister aan de Kamer heeft voorgesteld om het wetsvoorstel nog een keer in overweging te nemen. Hij vroeg of de Kamer het daarom wilde aanhouden. Wij zijn allemaal betrokken geweest bij dat proces. Dat wilde de Kamer niet, dus bespreken wij het wetsvoorstel nu. Volgens mij is dat de gang van zaken: het wetsvoorstel lag al in de Kamer, het is door het vorige kabinet gemaakt en dus bespreken wij het nu.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik geloof dat de heer Anker mijn punt niet helemaal begrijpt of er langsheen gaat. Het is toch altijd ter beoordeling van een nieuw kabinet of het wel wil doorgaan met oude wetsvoorstellen, ook al zijn ze al ingediend? Het ligt dan toch voor de hand dat je probeert om te bewerkstelligen dat een wetsvoorstel dat zo omstreden is bij een van de coalitiepartijen, niet door dit kabinet wordt doorgezet?

De heer Anker (ChristenUnie): De zuivere staatskunde laat ik even aan de heer Van der Staaij. Volgens mij heeft het kabinet dit punt geagendeerd. Moeten wij dit nu wel willen, moeten wij het niet in heroverweging nemen? Die keuze heeft het kabinet aan de Kamer gelaten. Ik vind dat persoonlijk een heel nette manier van werken, omdat het wetsvoorstel al in de Kamer lag. Ik denk dat het kabinet ook weet hoe zeer wij er tegen zijn en hoe zeer andere partijen het wel willen. Wij hebben het er gewoon over gehad met elkaar, en wij hebben het er nu over. Ik vind het niet prettig; ik ben tegen dit wetsvoorstel. Dat is vrij duidelijk.

Voorzitter. Het mogelijk maken van adoptie van buitenlandse kinderen door paren van gelijk geslacht werd indertijd bewust buiten de voorstellen gehouden vanwege de negatieve reacties uit het buitenland. Die zouden immers gevolgen kunnen hebben voor de bereidheid om kinderen beschikbaar te stellen voor adoptie door Nederlandse ouders, ook als het gewoon om een man en een vrouw zou gaan.

Uit het onderzoek dat met het oog op het huidige voorstel is gedaan, blijkt dat de zogeheten landen van herkomst ook nu nog negatief reageren en geen kinderen beschikbaar willen stellen voor adoptie door paren van gelijk geslacht. Voor mijn fractie staat het niet vast dat deze afwijzende houding van de landen van herkomst niet zal leiden tot terughoudendheid of zelfs tot het niet langer beschikbaar stellen van kinderen, ook voor adoptie door paren van verschillend geslacht. Daarbij loopt wereldwijd het aantal kinderen terug dat in aanmerking komt voor buitenlandse adoptie. Wij vragen ons daarbij af hoe de achterdeur- of de verschrikkelijke u-bochtconstructie (een versnelde procedure via eenouderadoptie) in de landen van herkomst gewaardeerd wordt. Landen van herkomst kunnen dit namelijk gemakkelijk opvatten als een vorm van misleiding en hieraan vergaande consequenties verbinden.

Waar mijn fractie niet bij kan, is dat het kabinet kennelijk de mogelijk negatieve gevolgen van het wetsvoorstel simpelweg voor lief neemt, terwijl nu al duidelijk is dat paren van gelijk geslacht daar in feite totaal niet mee geholpen worden. Het lijkt erop dat het gaat om een soort gelijkberechtiging coûte que coûte en dat de belangen van de betrokken kinderen en die van de aspirant adoptieouders daaraan ondergeschikt gemaakt worden.

De heer Teeven (VVD): De heer Anker zegt dat de landen dit als misleiding zouden kunnen opvatten. Mijn concrete vraag aan hem is of hij dat zelf misleiding vindt. Vindt hij de voorgestelde regeling door het kabinet, waarin uw fractie zitting heeft, dus misleiding van de landen van herkomst?

De heer Anker (ChristenUnie): Ik vind het op zich een vreemde constructie dat er, terwijl zo'n land heeft aangegeven dat het niet wil dat een kind wordt geadopteerd door ouders van hetzelfde geslacht, eenouderadoptie mogelijk is en een tijd later zich daar een tweede ouder naast schaart.

De heer Teeven (VVD): Dat mag u een vreemde constructie vinden, maar zojuist zei u dat de adoptielanden dit als misleiding kunnen opvatten. Nu heeft uw partij zitting in het kabinet en u zegt tegen de minister: eigenlijk verdedigt u iets wat voor andere landen op misleiding lijkt. Vindt u het nu misleiding of niet?

De heer Anker (ChristenUnie): Ik meen dat ik gezegd heb dat die landen het als misleidend kunnen opvatten. Daarover wil ik wel graag de mening van de minister vernemen.

Voorzitter. Mijn fractie voelt zich gesteund door de Raad van State die in zijn advies over dit wetsvoorstel termen gebruikt, zoals weinig zinvol, ongewenst, afwijkend van de grondslag van adoptie en een gewrongen constructie.

Zoals gezegd, ligt het huidige wetsvoorstel in het verlengde van wat wij in 2000 hebben besproken en besloten. Op grond van de argumenten die ik heb genoemd, trekt mijn fractie de lijnen van destijds door in haar stemgedrag. De fractie van de ChristenUnie zal daarom dit wetsvoorstel niet steunen.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik hoor vanmiddag regelmatig het woord "misleiding" vallen. In de huidige procedure is het bij de landen van herkomst echter ook bekend dat de kinderen terechtkomen in een relatie waar het paar van gelijk geslacht is. Er zou nu dus ook al sprake van misleiding zijn. Ik vind dus dat dit woord een beetje te gemakkelijk gebruikt wordt.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik begrijp uw vraag niet goed. Ik heb u misschien niet goed verstaan.

Mevrouw Azough (GroenLinks): U zegt dat er bij dit wetsvoorstel sprake is van misleiding. In de huidige praktijk weten landen van herkomst echter al dat de kinderen die zij ter adoptie afgeven, terechtkomen bij een paar van gelijk geslacht. Die landen weten dus precies dat bij de eenouderprocedures vervolgens voor wordt gezorgd dat de geadopteerde kinderen uiteindelijk opgroeien bij een homopaar.

De heer Anker (ChristenUnie): Wij waren ook niet zo enthousiast over de huidige praktijk. Ik vraag mij ook af hoe die praktijk werkt. Daarom heb ik ook aan de minister gevraagd op welke manier dit voorstel volgens hem internationaal uitwerkt. Ik blijf het een heel vreemde constructie vinden en daar waren wij in 2000 al tegen.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Wij zijn het erover eens dat het een vreemde constructie is. Daarom willen wij het voorstel veranderen. Toch vind ik dat u het woord "misleiding" iets te gemakkelijk gebruikt.

De heer Pechtold (D66): Voor mij gaat het toch niet zo gemakkelijk met de ChristenUnie, als er gezegd wordt: in 2000 waren wij er tegen, toen zaten wij in de oppositie en toen lukte het ons niet om het voorstel te wijzigen; vandaag is ons stemgedrag een logische gevolgtrekking. Als u zegt dat adoptie een logische gevolgtrekking is van het huwelijk, vind ik ook dat u in het vervolg alle andere voorstellen, zoals het lesbisch ouderschap, die voortkomen uit gelijkberechtiging van homo's en hetero's, niet meer in de weg moet zitten.

De fractie van de ChristenUnie kan niet alleen zeggen dat zij tegen zal stemmen. Zij neemt deel aan een kabinet dat vandaag hiervoor de verantwoordelijkheid neemt. Daarmee neemt zij afstand van bijvoorbeeld de standpunten van de SGP-fractie. Die heeft een rechte lijn, maar de ChristenUnie wijkt daarvan af. De heer Anker zet niets in om dit te blokkeren. Hij wijst op een logische lijn vanaf 2000, maar die is er niet. Is de heer Anker dat met mij eens?

De heer Anker (ChristenUnie): Wij hebben zes stemmen in te brengen om dit voorstel tegen te houden en dat zullen wij ook doen. Hier is niets over gezegd in het coalitieakkoord of beleidsprogramma. Ik kan mij best voorstellen dat de heer Pechtold mij even de nieren wil proeven op dit punt, maar volgens mij is hij er ook wel blij mee dat over dit punt en over een heleboel andere zaken in het regeerakkoord niets is gezegd. Op die manier valt er ook nog wat te doen in deze Kamer, valt er politiek te bedrijven. Ik vind het erg gemakkelijk dat de heer Pechtold mij vraagt waarom niet is geprobeerd, dat voorstel in het regeerakkoord dicht te timmeren. Het is een voorstel van het vorige kabinet dat behandeld moet worden. Het is ons niet gelukt om dit voorstel tegen te houden.

De heer Pechtold (D66): De ironie van zes stemmen is natuurlijk wel aardig. Oppositiefractievoorzitter Rouvoet heeft, jaar in, jaar uit tegen de fractie van D66 gezegd dat zij haar macht moest gebruiken, hoewel zij zes stemmen had. Het gaat mij om het principe. In het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie staat dat zij het homohuwelijk wil terugdraaien. "Terugdraaien" vinden wij niet terug in het regeerakkoord. Adoptiewetgeving is anders dan huwelijkswetgeving. Ik ben blij dat de ChristenUnie in dit kabinet zit en dit vandaag mogelijk maakt, maar de heer Anker komt niet weg met enkel de woorden dat hij met zes stemmen tegen zal stemmen. Als dit punt echt belangrijk was geweest, had hij hoger ingezet. Dat doet hij niet. Hij is om.

De heer Anker (ChristenUnie): Wij hebben zo onze eigen conclusie over de strategieën. Ik wil nog een ding over de term misleiding zeggen. Ik zei dat het misleidend kan overkomen. Ik zeg niet dat wij hier met elkaar internationaal een geheim plannetje aan het bedisselen zijn. Ik zeg dat het misleidend kan overkomen. Ik krijg graag een reactie van de minister.

28 juni 2007 De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb weinig toe te voegen aan het interruptiedebatje van zojuist. Er is uitgebreid over dit wetsvoorstel gesproken. De ChristenUnie is niet van mening veranderd, maar dat zal niemand verbazen, want dit is voor ons een principiële zaak. Wij zijn nog steeds tegen het wetsvoorstel.

De minister suggereert om de stemmingen uit te stellen tot het voorstel van de commissie-Kalsbeek op tafel ligt. In feite is ons dat al eens voorgelegd. Wij vinden het nog steeds netjes om die commissie rustig haar werk te laten doen en de stemmingen in één keer af te handelen. Ik vraag mij af hoe de andere fracties daarover denken.