D/07/4
EUROPESE RAAD
Brussel, 22 juni 2007 (25.06)
(OR. en)
11198/07
JUR 261
ADVIES VAN DE JURIDISCHE DIENST
Toepassingsgebied van artikel 308 van het EG-Verdrag
1) Wat de toepassing van artikel 308 van het EG-Verdrag (de
"flexibiliteitsclausule") betreft, blijkt dat de instellingen in de
praktijk de verwijzing naar "de doelstellingen van de Gemeenschap"
ruim hebben geĂŻnterpreteerd teneinde alle doeleinden en doelstellingen
die binnen het algemene kader van het Verdrag vallen te bestrijken en
niet alleen die welke in artikel 3 worden opgesomd. Een recent
voorbeeld van deze praktijk is de aanneming van de Verordening tot
oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
. Een en ander stemt overeen met de rechtspraak van het Hof van
Justitie , dat heeft verklaard dat artikel 235 van het EG-Verdrag
(nu artikel 308) "geen grondslag zijn voor een uitbreiding van
het competentiegebied van de Gemeenschap tot buiten het algemene kader
dat gevormd wordt door het geheel van de bepalingen van het Verdrag,
en in het bijzonder die waarin de taken en het optreden van de
Gemeenschap worden omschreven".
2) Het feit dat in een toekomstig verdrag artikel 3, waarin de
doelstellingen van de Unie worden opgesomd, geen specifieke verwijzing
zou bevatten naar "een regime waardoor wordt verzekerd dat de
mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst", zou derhalve
de EU-wetgever niet beletten op te treden:
* om "een interne markt tot stand te brengen" (toekomstig artikel 3,
lid 3), en
* opdat "het optreden van de Unie (...) de invoering van een
economisch beleid dat gebaseerd is op (...) de interne
markt (...), en dat wordt gevoerd met eerbiediging van het
beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging"
(toekomstig artikel 4).
3) De toekomstige IGC zou met het oog op de transparantie passend
kunnen achten de tekst van het toekomstige verdrag te doen vergezellen
van een verklaring dat "met betrekking tot de totstandbrenging van de
interne markt overeenkomstig artikel 3 VEU, de Conferentie bevestigt
dat de Unie indien noodzakelijk zal optreden uit hoofde van artikel
308 om te verzekeren dat de mededinging niet wordt vervalst".
4) De toekomstige IGC zou tevens kunnen besluiten aan het toekomstige
verdrag een protocol toe te voegen teneinde het bovenstaande te
bevestigen. Een dergelijk protocol zou stroken met het verdrag, maar
zou juridisch gezien overbodig zijn.
______________
---
Verordening nr. 168/2007 van 15 februari 2007, PB L 53 van
22.2.2007, blz. 1.
Zie advies van het Hof van Justitie van 23 maart 1996, Advies 2/94
Jurispr., blz. I-1759.
European Union