Voorstel van wet totTot wijziging van enige wetten teneinde het verhaal van kosten van re-
integratiemaatregelen te vergemakkelijken
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het verhaal te vergemakkelijken
van kosten van door (overheids)werkgevers en het UWV verplicht genomen maatregelen tot
re-integratie van een gekwetste tijdens diens ziekte of arbeidsongeschiktheid;
Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I Wijziging van het Burgerlijk Wetboek
In artikel 107a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt, onder vernummering van lid 3
tot lid 4, een lid ingevoegd, luidende:
3. De in lid 2 bedoelde aansprakelijke is eveneens verplicht tot vergoeding van de door de
werkgever gemaakte redelijke kosten ter nakoming van zijn in artikel 658a van Boek 7
bedoelde verplichtingen. De aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de
gekwetste ten dienste zou hebben gestaan.
Artikel II Wijziging van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren
De Verhaalswet ongevallen ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 3a
De in artikel 2 bedoelde aansprakelijke is eveneens verplicht tot vergoeding van de door het
verhalend lichaam gemaakte redelijke kosten ter nakoming van zijn in artikel 76e van de
Ziektewet dan wel in naar aard en strekking daarmee overeenkomende bepalingen van de op de
ambtenaar van toepassing zijnde rechtspositieregeling bedoelde verplichtingen. De
aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de getroffene ten dienste zou
hebben gestaan.
B
Artikel 3b. Overgangsbepaling in verband met artikel 3a
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 3a bepaalt de rechter op
verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de gelegenheid
wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan artikel 3a. Stelt
de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid, dan staat tegen die beslissing
geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend verzoek af, dan staat een
rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
Artikel III Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 69 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De in het eerste lid bedoelde aansprakelijke is eveneens verplicht tot vergoeding van de door
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gemaakte redelijke kosten ter nakoming van
de verplichtingen tot inschakeling in de arbeid van de verzekerde, die op het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen rusten op grond van deze wet en de daarop
berustende bepalingen alsmede de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de
daarop berustende bepalingen. De aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens
de verzekerde ten dienste zou hebben gestaan.
B
Na artikel 101b wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 101c. Overgangsrecht in verband met artikel 69, derde lid
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 69, derde lid, bepaalt de
rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de
gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan
artikel 69, derde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid,
dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend
verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
---
Artikel IV Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 61 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De in het eerste lid bedoelde aansprakelijke en de aansprakelijke jegens de ingezetene die de
leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt zijn eveneens verplicht tot vergoeding van de
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gemaakte redelijke kosten ter
nakoming van de verplichtingen tot inschakeling in de arbeid van de jonggehandicapte, die op
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen rusten op grond van deze wet en de daarop
berustende bepalingen alsmede de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de
daarop berustende bepalingen. De aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens
de jonggehandicapte ten dienste zou hebben gestaan.
B
Artikel 76 komt te luiden:
Artikel 76. Overgangsbepaling in verband met artikel 61, derde lid
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 61, derde lid, bepaalt de
rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de
gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan
artikel 61, derde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid,
dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend
verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
Artikel V Wijziging van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 90 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De in het eerste lid bedoelde aansprakelijke is eveneens verplicht tot vergoeding van de door
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de eigen risicodrager gemaakte redelijke
kosten ter nakoming van de verplichtingen tot inschakeling in de arbeid van de verzekerde, die
op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de eigen risicodrager rusten op grond
van deze wet en de daarop rustende bepalingen alsmede de Wet structuur uitvoerings-
organisatie werk en inkomen en de daarop berustende bepalingen. De aansprakelijke kan
hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de verzekerde ten dienste zou hebben gestaan.
---
B
Na artikel 91d wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 91e
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 90, vierde lid, bepaalt de
rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de
gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan
artikel 90, vierde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid,
dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend
verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
Artikel VI Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 99 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De in het eerste lid bedoelde aansprakelijke en de aansprakelijke jegens de persoon met een
naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking zijn eveneens verplicht tot
vergoeding van de door het UWV of de eigenrisicodrager gemaakte redelijke kosten ter
nakoming van de verplichtingen tot inschakeling in de arbeid van de persoon die recht heeft op
een uitkering op grond van deze wet of de persoon met een naar het oordeel van het UWV
structurele functionele beperking, die op het UWV of de eigenrisicodrager rusten op grond van
deze wet en de daarop berustende bepalingen alsmede de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen en de daarop berustende bepalingen. De aansprakelijke kan hetzelfde
verweer voeren dat hem jegens de persoon die recht heeft op een uitkering of voorziening op
grond van deze wet ten dienste zou hebben gestaan.
B
In artikel 100, eerste lid, wordt "de persoon die recht heeft op een uitkering" vervangen door
"de persoon die recht heeft op een uitkering of voorziening" en wordt "als de verzekerde
jegens wie" vervangen door "als de persoon jegens wie".
C
Artikel 128 komt te luiden:
Artikel 128 Overgangsrecht in verband met artikel 99, vierde lid
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 99, vierde lid, bepaalt de
rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de
gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan
artikel 99, vierde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid,
---
dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend
verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
Artikel VII Wijziging van de Ziektewet
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 52a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De in het eerste lid bedoelde aansprakelijke is eveneens verplicht tot vergoeding van de door
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de eigenrisicodrager gemaakte redelijke
kosten ter nakoming van de verplichtingen tot inschakeling in de arbeid van de verzekerde, die
op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de eigenrisicodrager rusten op grond
van deze wet en de daarop berustende bepalingen alsmede de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de daarop berustende bepalingen. De
aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de verzekerde ten dienste zou
hebben gestaan.
B
Na artikel 92 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 93
In gedingen aangevangen voor het van toepassing worden van artikel 52a, derde lid, bepaalt de
rechter op verzoek van een van de partijen of ambtshalve een termijn waarbinnen partijen de
gelegenheid wordt geboden hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan
artikel 52a, derde lid. Stelt de rechter partijen tot een zodanige aanpassing in de gelegenheid,
dan staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open; wijst de rechter een daartoe strekkend
verzoek af, dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.
Artikel VIII Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst.
---
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand
zullen houden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
De Minister van Justitie,
(E.M.H. Hirsch Ballin)
De Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties,
(G. ter Horst)
---
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
De verantwoordelijkheid voor de inkomensbescherming van de zieke werknemer is het laatste
decennium ingrijpend gewijzigd. Tot 1 januari 1994 had de zieke werknemer ingevolge de
Ziektewet (ZW) aanspraak op een uitkering van 70% van het dagloon gedurende 52 weken.
Vanaf die datum is de rol van de ZW langzaam maar zeker beperkt. Aanvankelijk diende de
werkgever gedurende de eerste zes (of twee) weken van het ziekteverzuim 70% van het loon
door te betalen. Daarna is deze verantwoordelijkheid van de werkgever in twee stappen verder
uitgebreid. Per 1 maart 1996 werd zijn loondoorbetalingsplicht verlengd naar 52 weken, en
vervolgens per 1 januari 2004 naar 104 weken. Deze laatste wijziging hield verband met en
liep vooruit op de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet
WIA) op 29 december 2005.
De werkgever is bij ziekte niet alleen verantwoordelijk voor de inkomensbescherming, maar
ook voor de re-integratie van een zieke werknemer. Daartoe zijn in artikel 658a van Boek 7
van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de werkgever allerlei verplichtingen opgelegd. Voor de
overheidswerkgever zijn overeenkomstige verplichtingen neergelegd in onder meer artikel 76e
van de ZW en in rechtspositieregelingen. Kern van deze verplichtingen is dat de
(overheids)werkgever al het redelijkerwijs mogelijke dient te doen om de kans op
werkhervatting te vergroten. Na de periode van loondoorbetaling rusten in overeenstemming
met de doelstelling van de Wet WIA - dezelfde verplichtingen op het Uitvoeringsinstituut
werknemers-verzekeringen (UWV) of op de (overheids)werkgever als eigenrisicodrager.
Van de (overheids)werkgever en het UWV worden derhalve de nodige inspanningen gevraagd
om de zieke werknemer weer zoveel als mogelijk aan het werk te helpen. Daaraan zijn
uiteraard kosten verbonden. In beginsel kan de werkgever de kosten van deze maatregelen
gedurende de eerste twee jaar ingevolge artikel 6:107 van het BW, en daarna als
eigenrisicodrager ingevolge artikel 99 van de Wet WIA, verhalen op een aansprakelijke derde.
De overheidswerkgever kan deze kosten verhalen op grond van de Verhaalswet ongevallen
ambtenaren (VOA). Ook het UWV kan in beginsel deze kosten ingevolge artikel 99 van de
Wet WIA verhalen. In de praktijk is echter onduidelijkheid gerezen over de vraag volgens
welke maatstaf beoordeeld moet worden of en tot welk bedrag deze kosten op een
aansprakelijke derde verhaald kunnen worden. Dit vindt zijn oorzaak in het zogenaamde civiel
plafond. Zowel in artikel 6:107 van het BW en artikel 3 VOA als in artikel 99 van de Wet WIA
is immers tot uitdrukking gebracht dat verhaal van deze kosten alleen mogelijk is indien de
werknemer, zo hij deze kosten zelf zou hebben gemaakt, deze ook had kunnen verhalen. Er
bestaat onzekerheid over de vraag onder welke voorwaarden de (overheids)werkgever
respectievelijk het UWV op grond van deze bepaling hun re-integratiekosten kunnen verhalen.
Verzekeraars van aansprakelijke derden leggen deze bepaling zo uit dat de
(overheids)werkgever of het UWV aannemelijk moet maken dat, als de (overheids)werkgever
dan wel het UWV de re-integratiemaatregelen niet had genomen, de werknemer ze dan zelf
zou hebben genomen. Deze uitleg betekent dat de (overheids)werkgever en het UWV hun re-
integratiekosten alleen kunnen verhalen indien aannemelijk is dat de werknemer - zonder de
inspanningen van de (overheids)werkgever of het UWV feitelijk ook zelf deze re-integratie-
maatregelen zou hebben genomen. Dit is niet eenvoudig, want de (overheids)werkgever of het
UWV moet dan aannemelijk maken hoe de werknemer zou hebben gehandeld in een fictieve
situatie. Met dit wetsvoorstel wordt duidelijk gemaakt dat de (overheids)werkgever en het
UWV dit niet meer behoeven aan te tonen. Op grond van dit wetsvoorstel kunnen de
(overheids)werkgevers en het UWV de redelijke kosten van alle door hun op grond van de wet,
---
of een cao ter invulling van die wettelijke verplichting, genomen re-integratiemaatregelen
verhalen op de aansprakelijke derde.
Daarnaast wordt ook duidelijkheid gecreëerd over een ander in de praktijk gerezen twistpunt.
Nogal eens is de vraag gerezen of een aansprakelijke derde überhaupt verplicht is om de kosten
te vergoeden van de door een (overheids)werkgever of het UWV verplicht genomen re-
integratiemaatregelen. Omdat zij tot het nemen van deze maatregelen wettelijk verplicht zijn,
zijn de daarmee gemoeide kosten zo is de redenering geen kosten die de werknemer zou
hebben gemaakt. Een werkgever of het UWV kan deze kosten dan ook niet verhalen, aldus de
redenering, omdat een werknemer ter zake geen schade zou hebben geleden. De Hoge Raad
heeft echter meerdere malen uitgemaakt dat het feit dat een derde verplicht is om bepaalde
maatregelen te nemen niet afdoet aan de verplichting van de aansprakelijke partij om de kosten
daarvan te vergoeden. Het is volgens de Hoge Raad immers primair de aansprakelijke die
verplicht is de voor deze maatregelen nodige middelen te verstrekken. Zie HR 23 april 1976,
NJ 1976, 451, HR 23 december 1994, NJ 1996, 349 en HR 28 mei 1999, NJ 1999, 564. Het is
ook onwenselijk dat een aansprakelijke derde van zijn verplichtingen wordt ontheven door de
enkele omstandigheid dat ook een ander, die de schade niet heeft veroorzaakt, verplicht is om
maatregelen te nemen. Desalniettemin wordt in de lagere rechtspraak nog wel eens anders
geoordeeld. Daarbij doet het niet ter zake of de re-integratieverplichting van de werkgever op
de wet berust dan wel op een bepaling in de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Ook in het
laatste geval kan de werkgever de re-integratiekosten verhalen op de aansprakelijke derde. Re-
integratiebepalingen in een (collectieve) arbeidsovereenkomst zijn immers te beschouwen als
een nadere invulling en uitwerking van de in artikel 7:658a BW neergelegde re-
integratieverplichtingen voor de werkgever. Evenmin doet het ter zake of de re-integratie-
inspanningen tot het beoogde resultaat, te weten werkhervatting, hebben geleid. De re-
integratieverplichting voor de werkgever is een inspanningsverplichting en geen
resultaatsverplichting.
De onzekerheid die over het voorgaande in de praktijk leeft, is weinig gelukkig. Het kan nog
jaren duren voordat hierover in de jurisprudentie (in hoogste instantie) duidelijkheid ontstaat.
Gezien deze onzekerheid is het wenselijk dat de wet duidelijkheid verschaft, in die zin dat de
redelijke kosten van door een (overheids)werkgever of het UWV genomen re-
integratiemaatregelen in alle gevallen kunnen worden verhaald op een aansprakelijke derde.
Dit is te rechtvaardigen omdat re-integratie tot doel heeft de werknemer zo snel mogelijk weer
aan het werk te helpen waardoor zijn inkomensschade wordt beperkt. Dit is ook in het belang
van de aansprakelijke derde, die zodoende minder inkomensschade behoeft te vergoeden. De
mogelijkheid van verhaal van deze kosten heeft ook het voordeel dat werkgevers wetende dat
zij deze kosten kunnen verhalen eerder bereid zijn om zich voor de re-integratie van hun
werknemers in te zetten.
Het uitgangspunt dient derhalve te zijn dat de redelijke kosten van re-integratiemaatregelen die
een (overheids)werkgever en het UWV verplicht zijn te nemen, verhaald kunnen worden op
een aansprakelijke derde. Dit kan de vraag oproepen of dit niet een te zware last op de
aansprakelijke derde legt, omdat deze naar huidige recht niet verplicht is om iedere
schadebeperkende maatregel te vergoeden. Dit is hij alleen indien het een maatregel is die, in
de zin van artikel 6:96 lid 2, onder a, van het BW, redelijk is. Omdat het evenwel in het
aansprakelijkheidsrecht de dader is geweest die door zijn onrechtmatig handelen de benadeelde
in deze positie heeft gebracht, kan hij niet spoedig betogen dat een maatregel niet redelijk is.
Hij is dan ook spoedig tot vergoeding van de kosten van schadebeperkende maatregelen
verplicht, zodat de verplichting om de redelijke kosten van iedere verplicht te nemen re-
integratiemaatregel te vergoeden, niet of nauwelijks tot een verzwaring van zijn
aansprakelijkheidslast leidt.
---
Gevolgen voor de administratieve lasten
Het wetsvoorstel expliciteert dat (overheids)werkgevers en het UWV hun re-integratiekosten
kunnen verhalen op een aansprakelijke derde. Daarover bestaat tot nu toe onduidelijkheid. Dit
leidt tot een tweetal tegengestelde effecten. Enerzijds kan sprake zijn van een toename van het
aantal regresvorderingen omdat zaken die vanwege onduidelijkheid momenteel niet gevoerd
werden nu wel gevoerd zullen worden (dit betreft als het ware fouten van de eerste soort).
Anderzijds mag echter worden aangenomen dat (aansprakelijkheidsverzekeraars van)
aansprakelijke derden het minder snel op een procedure zullen laten aankomen (fouten van de
tweede soort). Naar verwachting heffen beide effecten elkaar ongeveer op.
Van administratieve lasten voor werkgevers en burgers is volgens de geldende definities
overigens alleen sprake bij lasten die voortvloeien uit een verplichting die wordt opgelegd door
de overheid. Het onderhavige wetsvoorstel legt geen extra verplichtingen op en neemt ook
geen bestaande verplichtingen weg. Meer algemeen is omtrent regres overigens niets
gedefinieerd in de standaard kostenmodellen die voor de berekeningen van administratieve
lasten in gebruik zijn. De gevolgen voor de administratieve lasten van dit wetsvoorstel zijn dan
ook nihil.
Ontvangen commentaren
Het UWV, de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), het Adviescollege toetsing administratieve
lasten (Actal), het Verbond van Verzekeraars en de Stichting van de Arbeid (STAR) zijn in de
gelegenheid gesteld om advies uit te brengen op een concept van dit wetsvoorstel. Op de door
deze organisaties uitgebrachte adviezen wordt hierna kort ingegaan.
Het UWV stemt van harte in met de voorgestelde wijziging van het regresrecht. Voorts merkt
het UWV op dat het voorstel goed uitvoerbaar is en dat de invoeringsdatum, te weten één dag
na publicatie in het Staatsblad, goed haalbaar is voor het UWV. Daarnaast constateert het
UWV dat de eenmalige uitvoeringskosten (kosten voor het aanpassen van de verschillende
systemen, processen en handboeken) marginaal zijn en dat er geen structurele
uitvoeringskosten aan het voorstel zijn verbonden omdat de werkzaamheden nu al worden
verricht. Tot slot spreekt het UWV de verwachting uit dat het voorstel de kans op succes bij
regres zal vergroten.
De IWI heeft een viertal opmerkingen geplaatst bij het conceptwetsvoorstel die overwegend
van technische aard zijn. Alle opmerkingen hebben tot een lichte aanpassing van de
(artikelsgewijze toelichting van de) wettekst geleid.
Actal memoreert dat het voorstel geen effect heeft op de administratieve lasten voor het
bedrijfsleven en voor de burgers. Actal heeft, gegeven zijn selectiecriteria, het voorstel niet
geselecteerd voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten.
Het Verbond van Verzekeraars kan zich geheel vinden in het wetsvoorstel. Wel heeft het
Verbond gevraagd om een nadere toelichting op het begrip `redelijke kosten' en om een nadere
uiteenzetting gevraagd over de soorten re-integratiekosten die kunnen worden verhaald. Beide
verzoeken hebben geleid tot een aanpassing van de artikelsgewijze toelichting op artikel I.
De STAR heeft slechts een tweetal opmerkingen van technische aard gemaakt. Beide
opmerkingen hebben tot een lichte aanpassing van de (artikelsgewijze toelichting van de)
wettekst geleid.
---
Artikelsgewijs
Artikel I
1. In het voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 6:107a van het BW is tot uitdrukking
gebracht dat de werkgever de door hem gemaakte redelijke kosten ter nakoming van zijn in
artikel 7:658a van het BW bedoelde verplichtingen, kan verhalen op een aansprakelijke derde.
Dit ziet niet alleen op de kosten van re-integratiemaatregelen, maar ook op de kosten die de
werkgever maakt om ingevolge artikel 7:658a lid 3 van het BW een plan van aanpak op te
stellen en te evalueren. Voorts ziet het ook op de kosten van re-integratiemaatregelen die een
werkgever op basis van een bepaling in de (collectieve) arbeidsovereenkomst neemt.
Dergelijke bepalingen vormen immers een nadere invulling of uitwerking van de wettelijke
verplichting. Met de woorden "redelijke kosten" wordt tot uitdrukking gebracht dat de hoogte
van de met de maatregelen gemoeide kosten redelijk moeten zijn geweest. Het begrip is bekend
uit artikel 6:96 lid 2 BW en zal ook langs deze lijn nader kunnen worden ingevuld. Anders dan
in artikel 6:96 lid 2, onder a, van het BW wordt hiermee overigens niet tot uitdrukking
gebracht dat de werkgever alleen de kosten kan verhalen van maatregelen die redelijkerwijs
verantwoord waren. Het uitgangspunt is immers dat een werkgever de redelijke kosten kan
verhalen van alle maatregelen die hij heeft genomen ter uitvoering van de verplichting in
artikel 7:658 a BW om de werknemer te re-integreren. De redelijkheidstoets ziet dus niet op
het nemen van de maatregelen (daarvoor is artikel 7:658 het aanknopingspunt), maar
uitsluitend op de hoogte van de met de maatregel gemoeide kosten. De beoordeling daarvan
wordt overgelaten aan de feitenrechter; in de rechtspraak ziet men wel dat wordt aangeknoopt
bij in de branche gebruikelijke tarieven.
2. Met de verplicht te nemen maatregelen kunnen onder meer de volgende kosten gemoeid
zijn. Ten eerste de kosten die verbonden zijn aan de administratieve activiteiten die de
werkgever verricht of laat verrichten in verband met de re-integratie van de werknemer. Zo
dient de werkgever bij dreigend langdurig ziekteverzuim aantekening te houden van het
verloop van de ziekte en de re-integratie van de werknemer (zie bijvoorbeeld artikel 25, eerste
lid, Wet WIA). Elke stap in het re-integratieproces dient te worden vastgelegd. Op deze manier
worden alle gegevens documenten en correspondentie gedocumenteerd die betrekking hebben
op het verloop van het ziekteverzuim en de ondernomen re-integratieactiviteiten. Voorts dient
de werkgever in overeenstemming met zijn werknemer een plan van aanpak op te stellen, als er
nog mogelijkheden zijn om de terugkeer naar arbeid van de werknemer te bevorderen. In dit
plan van aanpak wordt het perspectief op lange termijn geschetst (zoals de terugkeer naar eigen
of aangepast werk) en de weg (de tussenstappen in de vorm van re-integratieactiviteiten)
waarlangs men verwacht dit te bereiken. Verder dient de werkgever, eveneens in overleg met
de werknemer, een re-integratieverslag op te stellen, waarin verslag wordt gedaan van de re-
integratieactiviteiten die de werkgever, de werknemer en eventuele derden (waaronder de
arbodienst en een re-integratiebedrijf) hebben ondernomen. Dit verslag dient de werknemer bij
de aanvraag van een WIA-uitkering aan het UWV te overleggen.
Ten tweede de kosten van de activiteiten die de werknemer onderneemt met het oog op
terugkeer naar arbeid mits deze activiteiten door de werkgever zijn betaald. Dit geschiedt
meestal in de vorm van een re-integratietraject en daarbij kan een re-integratiebedrijf worden
ingeschakeld. Welke activiteiten in een individueel geval worden ondernomen, is sterk
afhankelijk van de concrete omstandigheden. Het kan gaan om activiteiten gericht op de eigen
of andere arbeid bij de werkgever. Dit kan een korte cursus zijn waarin enkele vaardigheden
worden geleerd, maar ook een opleiding betreffen vanwege noodzakelijke om-, her- of
10
bijscholing. Daarnaast kunnen hieronder ook activiteiten gericht op bemiddeling naar een
andere werkgever vallen, zoals het volgen van een sollicitatietraining.
Een derde kostenpost wordt gevormd door de kosten die de werkgever maakt om (de
bereikbaarheid van) de werkplek of het werk zelf aan te passen aan de beperkingen of handicap
van de werknemer, alsmede de omstandigheden waaronder en de hulpmiddelen waarmee de
arbeid wordt verricht. Men denke aan vervoersvoorzieningen om de werkplek te kunnen
bereiken (bijvoorbeeld omdat de betrokkene op een rolstoeltaxi is aangewezen) of de aanschaf
van een braillecomputer, maar ook persoonlijke hulp op de werkplek zoals een doventolk of
een voorleeshulp.
3. Indien overigens een werkgever in verband met de ziekte van zijn werknemer maatregelen
neemt of kosten maakt waartoe hij ingevolge artikel 658a van het BW of de (collectieve)
arbeidsovereenkomst niet verplicht is, is niet uitgesloten dat de aansprakelijke toch tot
vergoeding daarvan verplicht is. Ingevolge artikel 6:107 van het BW is hij ook dan tot
vergoeding daarvan verplicht indien de werknemer, zo hij deze kosten had gemaakt, deze van
de aansprakelijke had kunnen vorderen. Te denken valt aan door de werkgever ten behoeve van
een zieke werknemer gemaakte medische kosten.
4. De tweede zin van het voorgestelde derde lid bevat een gelijke bepaling als de artikelen
6:107 lid 2 en 108 lid 3 van het BW. Het brengt tot uitdrukking dat de aansprakelijke die door
een werkgever tot vergoeding wordt aangesproken dezelfde verweren kan voeren die hij jegens
de werknemer kan voeren. Te denken valt aan eigen schuld van de werknemer, aan door de
werknemer overeengekomen exoneraties of aan verjaring. Hieronder valt overigens niet het
verweer dat de aansprakelijke niet tot vergoeding verplicht is omdat hij deze maatregelen ook
niet zou behoeven te vergoeden indien zij door de werknemer waren getroffen. De eerste zin
van het derde lid verplicht immers tot vergoeding van alle maatregelen waarmee de werkgever
uitvoering geeft aan zijn verplichting in artikel 7:658a BW om de werknemer te re-integreren.
5. Verder zij opgemerkt dat er voor is gekozen om het derde lid op te nemen in artikel 6:107a
van het BW omdat zodoende de verhaalsrechten van de werkgever in verband met ziekte van
zijn werknemer in één bepaling zijn opgenomen. Daarnaast is daarvoor gekozen om het
verhaal van kosten van re-integratiemaatregelen op een aansprakelijke collega-werknemer aan
dezelfde beperking te onderwerpen als het verhaal van doorbetaald loon (het zgn. `collega-
verweer'). Zie het bepaalde in het vernummerde derde lid.
6. Aan de nieuwe bepaling komt ook in procedures die reeds lopen op het moment van
inwerkingtreding onmiddellijke werking toe (artt. 68a en 74 overgangswet nieuw Burgerlijk
Wetboek). In het bijzonder zij hier gewezen op artikel 74, tweede lid, van die wet. Daarin
wordt de mogelijkheid gegeven aan partijen om hun stellingen en conclusies voor zover nodig
aan te passen aan de nieuwe bepaling.
Artikel II
1. Voor dit artikel in de VOA is zoveel mogelijk aangesloten bij de bedoeling van het nieuw in
te voeren derde lid van artikel 6:107a van het BW. Er is daarbij wel voor gekozen de
systematiek van het BW om te zetten in de terminologie van de VOA. In artikel 3 van de VOA
wordt het verhaal op grond van artikel 2 beperkt tot de kosten die de werknemer zelf ook
gemaakt zou hebben. Om te voorkomen dat artikel 3 van de VOA ook op de nieuwe bepaling
van toepassing zou zijn wordt deze niet toegevoegd aan artikel 2 van de VOA, maar
neergelegd in een nieuw artikel 3a. Met dit wetsvoorstel wordt immers juist verduidelijkt dat
voor het verhaal van re-integratiekosten niet relevant is of de werknemer deze kosten zelf ook
gemaakt zou hebben.
2. Voor de toelichting op deze bepaling wordt voor het overige aangesloten bij die van artikel
I. In aanvulling daarop geldt het volgende. Omdat een re-integratieplicht als in artikel 76e van
---
de ZW ook in een groot aantal andere (aanvullende) bepalingen en rechtspositieregelingen
staat, bijvoorbeeld in de Ambtenarenwet en het ARAR, is het niet voldoende om in dit artikel
alleen artikel 76e van de ZW te noemen. Bovendien worden die rechtspositieregelingen
regelmatig gewijzigd waardoor verwijzing in artikel 3a van de VOA naar specifieke
bepalingen in die regelingen regelmatig aan aanpassing onderhevig zou zijn. Vandaar dat
ervoor gekozen is de toevoeging "naar aard en strekking daarmee overeenkomende
bepalingen" op te nemen. In zoverre wijkt de systematiek in het ambtenarenrecht af van die
van het BW, waaruit vergoeding van de schade direct voortvloeit, en (collectieve)
arbeidsovereenkomsten een nadere invulling of uitwerking van die regels kunnen geven.
3. Met het voorgestelde artikel 3b van de VOA wordt geregeld dat partijen de mogelijkheid
krijgen om hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan het voorgestelde
artikel 3a van de VOA.
Artikelen III tot en met VII
In de artikelen III tot en met VII, die hierna verder worden toegelicht, worden de op grond van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en de daarop
berustende bepalingen (voor het UWV) geldende verplichtingen tot inschakeling in de arbeid
genoemd. Deze wet wordt genoemd omdat in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van die Wet
SUWI de re-integratietaak voor het UWV is opgenomen. Deze re-integratietaak kan het UWV
`invullen' door de inkoop van re-integratietrajecten of afzonderlijke re-integratiediensten op
grond van artikel 30, zesde lid, Wet SUWI. Maar die taak kan tevens worden ingevuld door de
inzet van re-integratie-instrumenten die in de diverse materiewetten worden genoemd. Als
voorbeelden hiervan kunnen worden genoemd de loonsuppletie, bedoeld in artikel 67a van de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de voorzieningen ter
ondersteuning van toeleiding naar de arbeid als zelfstandige van jonggehandicapten, bedoeld
in artikel 59b van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG),
arbeidsplaatsvoorzieningen als bedoeld in artikel 35 van de Wet WIA, subsidie voor
werkgevers voor meerkosten van arbeidsplaatsaanpassingen als bedoeld in artikel 36 van de
Wet WIA, of de mogelijkheid van proefplaatsing, bedoeld in artikel 65g van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en artikel 52e van de ZW.
Artikel III
1. Het voorgestelde derde lid van artikel 69 van de WAZ geeft het UWV een regresrecht voor
de door hem gemaakte redelijke kosten van re-integratiemaatregelen. Voor de betekenis van
het woord "redelijk", wordt verwezen naar de toelichting op artikel I.
2. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat sinds de inwerkingtreding van de Wet einde
toegang verzekering WAZ er geen nieuwe instroom in de WAZ meer plaatsvindt. Wel kunnen
op grond van hoofdstuk 3a van de WAZ aan personen die (nog) een WAZ-uitkering
ontvangen, bepaalde re-integratie-instrumenten worden verstrekt.
3. Met het voorgestelde artikel 101c van de WAZ wordt geregeld dat partijen de mogelijkheid
krijgen om hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan het voorgestelde
artikel 69, derde lid, van de WAZ. Deze overgangsbepaling komt overeen met artikel 74,
tweede lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing is op de
wijziging van het Burgerlijk Wetboek in artikel I.
Artikel IV
1. Het voorgestelde derde lid van artikel 61 van de WAJONG geeft het UWV een regresrecht
voor de door hem gemaakte redelijke kosten van re-integratiemaatregelen. Voor de betekenis
van het woord "redelijk wordt verwezen naar de toelichting op artikel I.
12
2. In het voorgestelde derde lid van artikel 61 van de WAJONG is de zinsnede "en de
aansprakelijke jegens de ingezetene die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt"
opgenomen, omdat het UWV op grond van artikel 30 van de Wet SUWI ook een re-
integratietaak ten opzichte van deze persoon heeft. Ook voor deze persoon kunnen dus kosten
zijn gemaakt die moeten worden verhaald. Omdat het eerste lid van artikel 61 deze persoon
niet noemt, is het nodig om bedoelde zinsnede op te nemen.
3. Met het voorgestelde artikel 76 van de WAJONG wordt geregeld dat partijen de
mogelijkheid krijgen om hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan het
voorgestelde artikel 61, derde lid, van de WAJONG. Deze overgangsbepaling komt overeen
met artikel 74, tweede lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing
is op de wijziging van het Burgerlijk Wetboek in artikel I.
Artikel V
1. Het voorgestelde vierde lid van artikel 90 van de WAO geeft de werkgever als eigen
risicodrager en het UWV een regresrecht voor de door hen gemaakte redelijke kosten van re-
integratiemaatregelen. Voor de betekenis van het woord "redelijk" wordt verwezen naar de
toelichting op artikel I. Voorts wordt gewezen op artikel 91 van de WAO dat het verhaal van
kosten van re-integratiemaatregelen op een aansprakelijke collega-werknemer van de
verzekerde of diens werkgever aan dezelfde beperking onderwerpt als het verhaal van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Met het voorgestelde artikel 91e van de WAO wordt geregeld dat partijen de mogelijkheid
krijgen om hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan het voorgestelde
artikel 90, vierde lid, van de WAO. Deze overgangsbepaling komt overeen met artikel 74,
tweede lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing is op de
wijziging van het Burgerlijk Wetboek in artikel I.
Artikel VI
1. Het voorgestelde vierde lid van artikel 99 van de Wet WIA geeft de werkgever als
eigenrisicodrager en het UWV een regresrecht voor de door hen gemaakte redelijke kosten van
re-integratiemaatregelen. Voor de betekenis van het woord "redelijk" wordt verwezen naar de
toelichting op artikel I. Voorts wordt gewezen op artikel 100 van de Wet WIA dat het verhaal
van kosten van re-integratiemaatregelen op een aansprakelijke collega-werknemer van de
uitkeringsgerechtigde of diens werkgever aan dezelfde beperking onderwerpt als het verhaal
van een WIA-uitkering.
2. Naast het treffen van re-integratiemaatregelen kan het UWV ingevolge de artikelen 35 en 36
van de Wet WIA in bepaalde gevallen ook voorzieningen of subsidies verstrekken aan een
werknemer of diens werkgever ter bevordering van de re-integratie deze werknemer. Te
denken valt aan een subsidie voor aanpassing van een werkplek of ten behoeve van een
vervoersvoorziening. Het vierde lid van artikel 99 biedt voor het UWV ook voor de kosten
daarvan een regresrecht.
3. Opgemerkt wordt dat in het voorgestelde vierde lid van artikel 99 van de Wet WIA naast `de
persoon die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet' tevens `de persoon met een
naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking' wordt genoemd. Reden
hiervoor is dat het UWV op grond van artikel 35 van de Wet WIA ook
arbeidsplaatsvoorzieningen kan verstrekken aan personen met een naar het oordeel van het
UWV structurele functionele beperking. Deze persoon kan tevens verzekerde in de zin van de
Wet WIA zijn, te weten als hij reeds in dienstbetrekking arbeid verricht, maar hoeft dat niet te
zijn. Dat laatste is het geval als het UWV hem op grond van artikel 35 een
arbeidsplaatsvoorziening verstrekt in het kader van het gaan verrichten van arbeid in
13
dienstbetrekking. Ook voor deze persoon kunnen op grond van de Wet WIA dus kosten voor
re-integratiemaatregelen.
4. Ingevolge het voorgestelde artikel 99, vierde lid, kunnen ook kosten die het UWV maakt
voor arbeidsplaatsvoorzieningen voor een persoon met structurele functionele beperkingen
worden verhaald op een aansprakelijke collega-werknemer van die persoon of diens
werkgever. Met de voorgestelde wijziging van artikel 100, eerste lid, wordt bewerkstelligd dat
dit verhaal aan dezelfde beperking is onderworpen als het verhaal van een WIA-uitkering.
5. Met het voorgestelde artikel 128 van de Wet WIA wordt geregeld dat partijen de
mogelijkheid krijgen om hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan het
voorgestelde artikel 99, vierde lid, van de Wet WIA. Deze overgangsbepaling komt overeen
met artikel 74, tweede lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing
is op de wijziging van het Burgerlijk Wetboek in artikel I.
Artikel VII
1. Het voorgestelde derde lid van artikel 52a van de ZW geeft de werkgever als
eigenrisicodrager en het UWV een regresrecht voor de door hen gemaakte redelijke kosten van
re-integratiemaatregelen. Voor de betekenis van het woord "redelijk wordt verwezen naar de
toelichting op artikel I. Voorts wordt gewezen op artikel 52b van de ZW dat het verhaal van
kosten van re-integratiemaatregelen op een aansprakelijke collega-werknemer van de
verzekerde of diens werkgever aan dezelfde beperking onderwerpt als het verhaal van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Met het voorgestelde artikel 93 van de Ziektewet wordt geregeld dat partijen de
mogelijkheid krijgen om hun stellingen en conclusies voor zover nodig aan te passen aan het
voorgestelde artikel 52a, derde lid, van de Ziektewet. Deze overgangsbepaling komt overeen
met artikel 74, tweede lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing
is op de wijziging van het Burgerlijk Wetboek in artikel I.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
14
15
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid