Ministerie van Defensie

Datum 26 juni 2007
Ons kenmerk DMO/DB2007014486
Onderwerp

Antwoorden op vragen over de vorderingen op RDM

Mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Economische Zaken bied ik u hierbij de antwoorden aan op de vragen van de vaste commis- sie voor Defensie naar aanleiding van mijn brief van 19 maart jl. over de vorderingen op het voormalige RDM-concern (Kamerstuk 30 800 X, nr. 78).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Pagina 1/5

Ministerie van Defensie

Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over de vorderingen op RDM (Kamerstuk 30 800 X nr. 78 d.d. 19 maart 2007)

1. Hoe hoog moeten uiteindelijk de overige kosten ingeschat worden ten gevolge van het niet langer participeren van RDM in de ontwikkeling en productie van de Boxer? RDM heeft niet geparticipeerd in de ontwikkeling of de productie van de Boxer. Een schatting van de hieraan verbonden kosten is dan ook niet aan de orde.

Het failliete RDM-bedrijf 'SP Aerospace & Vehicle Systems BV' heeft alleen geparticipeerd in de ontwikkeling en de productie van de Fennek. Het contract met SP Aerospace & Vehicle Systems BV is beëindigd en het destijds verstrekte voorschot van 26 miljoen dat was afge- dekt door een bankgarantie is geheel terugontvangen. De productie van de Fennek is hervat en Krauss Maffei Wegmann heeft de activa en het betrokken personeel van SP Aerospace & Vehicle Systems BV ondergebracht in de door haar opgerichte Nederlandse Firma 'Dutch De- fence Vehicle Systems BV'. De Nederlandse industriële betrokkenheid is overeenkomstig de oorspronkelijke voorwaarden, te weten 46%. Wel heeft dit zoals bekend geresulteerd in een vertraging van de oplevering van de Fennek.

2. Kan uit deze brief geconcludeerd worden dat de totale vordering van de Staat op (het faillissement van vennootschappen uit) het voormalige RDM-concern is opgelopen tot minimaal 23 miljoen? Zo neen, hoe groot is die totale vordering dan wel en hoe is die opgebouwd?

3. Hoe hoog worden de kosten van juridische bijstand en dergelijke voor deze proce- dures geraamd en in hoeverre zijn die ook te verhalen?

4. Wilt u de Kamer onverwijld informeren over de resultaten van de afwikkeling van de betreffende faillissementen en de lopende juridische procedures? De vorderingen van de Staat op het voormalige RDM-concern zijn inderdaad in totaal opge- lopen tot 23 miljoen (exclusief de kosten van juridische bijstand en eventueel verschuldigde wettelijke rente).

Pagina 2/5

Ministerie van Defensie

Voor de vordering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter groot- te van 11,7 miljoen op RDM Holding NV, in verband met de levering van acht helikopters voor het KLPD, loopt thans een gerechtelijke procedure. In deze procedure (in eerste aanleg) wordt voor 1 januari 2008 een uitspraak van de rechtbank verwacht. De kosten van juridische bijstand in verband met deze vordering belopen op dit moment ongeveer 430.000. Deze kosten worden meegenomen in de procedure. Proceskosten kunnen echter alleen ten laste van de wederpartij worden gebracht voor zover de Staat in deze procedure in het gelijk wordt gesteld. In welke mate proceskosten ten laste van de wederpartij kunnen worden gebracht, wordt door de rechter vastgesteld. In zijn algemeenheid kan hierbij worden opgemerkt dat een proceskostenveroordeling de werkelijke proceskosten vaak niet dekt.

Voor de vordering van het agentschap SenterNovem (ministerie van Economische Zaken) ter grootte van 1,2 miljoen op RDM-Technology Holding BV, in verband met de borgstelling voor het verstrekte ontwikkelingskrediet voor de `MOBAT' (Mobile Artillery), loopt thans ook een gerechtelijke procedure. De kosten van juridische bijstand belopen op dit moment onge- veer 13.000. In welke mate proceskosten ten laste van de wederpartij kunnen worden ge- bracht, wordt door de rechter vastgesteld.

De vordering van het ministerie van Defensie ter grootte van 1,39 miljoen, in verband met de sloop van de twee voormalige Zwaardvisklasse-onderzeeboten in Maleisië, is op 7 februari jl. door de Landsadvocaat bij RDM-Technology Holding BV ingediend. Hierbij is een beta- lingstermijn gesteld die inmiddels is verstreken zonder dat tot betaling is overgegaan. Op na- vraag van de Landsadvocaat, heeft RDM-Technology Holding BV bij monde van haar advo- caat laten weten dat zij de sloopkosten niet vrijwillig zal voldoen. Inmiddels heb ik de Lands- advocaat opdracht geven tot dagvaarding over te gaan. De kosten van juridische bijstand (proceskosten) belopen op dit moment ongeveer 185.000. In welke mate proceskosten ten laste van de wederpartij kunnen worden gebracht, wordt door de rechter vastgesteld.

Tot slot zijn er nog de vordering van het ministerie van Financiën van 5,3 miljoen, de vorde- ring van het agentschap SenterNovem van 2,6 miljoen en de vordering van het ministerie van Defensie van 0,8 miljoen op het failliete RDM-T BV. Deze vorderingen zijn ingediend bij de curator van het failliete RDM-T BV. De curator handelt dit faillissement verder af.

Pagina 3/5

Ministerie van Defensie

Te zijner tijd zullen de betreffende ministeries bericht ontvangen over de afwikkeling van het faillissement.

Zodra zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, waaronder de afwikkeling van de faillissementen en de juridische procedures, zullen de betreffende ministeries u informeren.

5. Welke lessen met betrekking tot de ontwikkeling en aankoop van nieuw materieel en de verkoop van afgeschreven materieel wordt uit deze casus getrokken? Uit deze casus kan de les worden getrokken dat het stellen van bankgaranties en het nauw- gezet volgen van de ontwikkelingen door de Staat in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het beperken van de (financiële) schade als gevolg van tekortkomingen aan de zijde van de wederpartij.

Verkoop van strategische zaken aan private ondernemingen heeft bij uitzondering plaats, on- der de voorwaarde dat bij doorverkoop de toestemming van de Staat noodzakelijk is. Deze voorwaarde zal worden aangescherpt in die zin dat alleen nog zal worden verkocht aan priva- te ondernemingen mits vooraf de eindgebruiker bekend en goedgekeurd is.

6. Is de conclusie terecht dat de vordering van 11,7 miljoen door EZ/Staat der Neder- landen op RDM Holding, naar aanleiding van het niet leveren van acht helikopters aan het KLPD, de crediteurenpositie van Defensie nog verder aantast? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welk percentage van de totale vordering van de Staat op RDM wordt nog inbaar geacht (gespecificeerd per vordering)? De vordering van 11,7 miljoen op RDM Holding NV is ingesteld door het ministerie van Bin- nenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het KLPD. De vordering van het ministerie van Defensie van 1,39 miljoen staat hier los van. Het ministerie van Defensie heeft namelijk geen vordering op RDM Holding NV, maar op RDM-Technology Holding BV. Dit betreft een ander onderdeel van het RDM-concern.

Of de vordering van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vor- dering van het ministerie van Defensie volledig geïnd zullen worden, is afhankelijk van de uit- komst van de gerechtelijke procedures en de mogelijkheden van verhaal. Dit geldt ook voor

Pagina 4/5

Ministerie van Defensie

de vordering van het Agentschap SenterNovem van 1,2 miljoen op RDM-Technology Hol- ding BV.

De situatie is anders bij de vordering van het ministerie van Financiën van 5,3 miljoen, de vordering van het agentschap SenterNovem van 2,6 miljoen en de vordering van het minis- terie van Defensie van 0,8 miljoen op het failliete bedrijf RDM-T BV. Deze vorderingen zijn concurrent. Het lijkt niet waarschijnlijk dat in dit faillissement een uitkering aan de concurrente crediteuren zal worden gedaan.

Pagina 5/5


---- --