Tienjarig jubileum VSSS
Toespraak | 18-06-2007 | Rotterdam | Staatssecretaris Tineke
Huizinga-Heringa
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
We kunnen het ons anno 2007 bijna niet meer voorstellen, maar wanneer
verladers, expediteurs en transportbedrijven tien jaar geleden dachten
aan goederenvervoer, stond hun vrijwel uitsluitend wegvervoer op het
netvlies. De gestage opmars van de kustvaart - of shortsea-vervoer,
zoals iedereen het tegenwoordig noemt - mag dan ook een succes heten.
Aan die opmars heeft het Voorlichtingsbureau Shortsea Shipping een
belangrijke bijdrage geleverd. Dat shortsea-vervoer inmiddels een
begrip is, is voor een groot deel aan het voorlichtingsbureau te
danken. Daarom feliciteer ik het bureau, niet alleen met het tienjarig
jubileum maar ook met dit wapenfeit en met de overige resultaten die
het in de afgelopen tien jaar heeft bereikt.
Het motto van deze jubileumbijeenkomst mag dan `Een duik in toekomst'
zijn, ik kan het niet laten om ter gelegenheid van het jubileum eerst
even stil te staan bij de geschiedenis van het Voorlichtingsbureau.
In de jaren negentig was, net als tegenwoordig, filevrij van A naar B
gaan de droom van politici. Een van de manieren om die droom
werkelijkheid te laten worden, was alternatieven te bedenken voor
vervoer over de weg. Het oog van de politici viel op shortsea-vervoer,
dat ze als commercieel aantrekkelijk beschouwden.
Het lag dus voor de hand dat de overheid de ontwikkeling van shortsea
ging stimuleren. Toen ze daar eenmaal toe had besloten, constateerde
ze al snel een belangrijk knelpunt. Potentiële gebruikers ontbrak het
aan kennis over de mogelijkheden van deze manier van vervoer. Daarom
richtte mijn ministerie in 1995 de Nederlandse Ronde Tafel `Shortsea'
op. Aan dit overleg hadden behalve vertegenwoordigers van de overheid
ook vertegenwoordigers van partijen uit de hele logistieke keten deel.
Het doel van de Ronde Tafel was de kansen en de bedreigingen voor de
ontwikkeling van shortsea in kaart te brengen en concrete acties te
formuleren.
Een van de kansen was de sector meer informatie te laten verstrekken
aan verladers, expediteurs en transportbedrijven. Structurele
voorlichting en informatieverstrekking waren begrijpelijkerwijs niet
de sterkste punten van de sector. Shortsea-ondernemers traden soms
autonoom op en waren zelf te klein om die voorlichtende en
informerende taak op zich te nemen. Maar intussen maakte onbekend wél
onbemind. Onderzoek wees uit dat verladers en expediteurs die
gebruikmaakten van shortsea-vervoer er positief over waren, maar dat
niet-gebruikers soms een ronduit negatief beeld hadden.
Om de sector bekender te maken en negatieve vooroordelen weg te nemen,
nam de Ronde Tafel het initiatief tot het Voorlichtingsbureau Shortsea
Shipping. Het bureau werd in 1997 door de sector opgericht, met hulp
van een subsidie van Verkeer en Waterstaat. Het bureau werd algauw een
succes. Een van de wapenfeiten is het Short Sea Journaal, dat sinds
2000 in een oplage van 4650 exemplaren verschijnt.
Maar het Voorlichtingsbureau deed meer dan promotie en voorlichting
alleen. Stilaan ontwikkelde het zich tot spreekbuis van en
aanspreekpunt voor de sector. Daarmee droeg het bij aan een betere
organisatie van het aanbod. Tot de komst van het bureau was de sector
versnipperd en sloten de diensten niet aan op de behoeften van
verladers. Inmiddels is het aanbod verbeterd, is de vraag gestimuleerd
en zijn de randvoorwaarden infrastructuur, regelgeving, milieu en
veiligheid genoegzaam bekend. De taakverdeling is bovendien duidelijk:
de sector ontwikkelen is de taak van de markt, de verantwoordelijkheid
voor de randvoorwaarden ligt bij de overheid.
In de afgelopen tien jaar heeft de overheid het voorlichtingsbureau
leren kennen als belangrijkste instrument voor de ontwikkeling van het
shortsea-vervoer. Het succes ervan valt op te maken uit het feit dat
het in vrijwel elke lidstaat van de Europese Unie navolging vond. Dit
eerste voorlichtingsbureau Short sea shipping van Europa werd
bovendien de drijvende kracht achter een Europees netwerk van ongeveer
twintig voorlichtingsbureaus. Samen met ons ministerie heeft het
bureau constant en actief geopereerd, waarvoor ik alle medewerkers van
harte wil bedanken.
Tot zover mijn overzicht van de geschiedenis van het
voorlichtingsbureau en van de heilzame invloed die het op de sector
heeft uitgeoefend. Tijd, lijkt me, om indachtig het motto van vandaag
vooruit te blikken. Een duik in de toekomst is, als het om
shortsea-vervoer gaat, wat mij betreft geen sprong in het duister.
Shortsea maakt de laatste jaren een onstuimige groei door,
vergelijkbaar met die van het wegvervoer. Het containervervoer via
shortsea is in de afgelopen tien jaar maar liefst verdubbeld. In de
afgelopen vijf jaar groeide het shortsea-vervoer zelfs zo'n 25
procent. Uitgedrukt in tonnen per kilometer, neemt het wegvervoer 45
procent van al het Europese vrachtvervoer voor zijn rekening. Voor
shortsea bedraagt dat percentage inmiddels al 40.
Maar daarmee is de capaciteit van deze vervoersvorm nog lang niet
volledig benut. Mede om die reden heeft voormalig minister Peijs
gemeend dat het voorlichtingsbureau zijn werk moet kunnen voortzetten
en heeft ze de financiering van 50 procent van het bureau tot 2010
verlengd. De andere helft is voor rekening van het bedrijfsleven, dat
uiteraard belang heeft bij de verdere ontwikkeling van de sector.
Maar behalve rechtstreekse ondersteuning van het bureau doet de
Nederlandse overheid nog veel meer om verdere groei van shortsea
mogelijk te maken. Terecht stond shortsea hoog op de agenda tijdens
het Nederlandse EU-voorzitterschap in 2004. Daardoor hebben de
EU-landen de prioriteiten voor de toekomstige ontwikkeling van
shortsea-vervoer kunnen vaststellen. Shortsea-ondernemers in alle
Europese landen moeten dezelfde kansen en verplichtingen krijgen,
administratieve procedures en inspecties moeten evenals de
veiligheidsregimes binnen de EU tot een minimum worden beperkt en
vereenvoudigd, en er moeten meer zogeheten elektronische
one-stop-shops in de havens komen. Dat drukt de kosten voor
shortsea-vervoer nog verder omlaag.
Andere belangrijke punten zijn dat shortsea beter moet worden
geïntegreerd in de logistieke keten, dat het aanbod verder moet worden
verbeterd en dat shortsea nog efficiënter moet worden en nog meer moet
concurreren. De sector zal daar zelf voor moeten zorgen dankzij
innovaties en nieuwe hightech-toepassingen.
Toch staat de sector er niet alleen voor. Er zijn
samenwerkingsmogelijkheden te over. De voorlichtingsbureaus voor
shortsea-vervoer vinden ongetwijfeld een gewillig oor bij
bevoorradingsketens in het achterland. En ze zouden moeten optrekken
met de voorlichtingsbureaus van spoor en binnenvaart. Ook hier neemt
het bureau weer de rol van voortrekker op zich. Het zit immers in één
gebouw met het voorlichtingsbureau RailCargo Information Netherlands
en stemt zijn werk inmiddels ook af met het Bureau Voorlichting
Binnenvaart. Deze samenwerking verder gestalte geven is een
belangrijke opgave voor de komende jaren, zodat straks sprake is van
structurele, duurzame samenwerking binnen één bureau voor deze drie
verschillende vervoersmodaliteiten.
Laat ik, tot slot, nog twee zaken noemen die voor de toekomstige
ontwikkeling van de shortsea-sector van cruciaal belang zullen zijn.
Allereerst zijn dat de zogeheten Motorways of the Sea, zeesnelwegen
voor het vervoer van de 21ste eeuw die deel moeten gaan uitmaken van
het trans-Europese transportnetwerk. Ze bedienen zich van
verschillende manieren van vervoer, met een hoofdrol voor
shortsea-vervoer. De Europese Commissie geeft geld voor de
ontwikkeling van deze zeesnelwegen, maar hoe en waar die precies tot
stand zullen komen is nog onduidelijk. Daarom is ons er des te meer
aan gelegen de stappen van de Commissie op de voet te volgen. Op die
manier maken voorstellen van ons bedrijfsleven kans van slagen bij de
Commissie en kunnen we voor ons land een voortrekkersrol blijven
bevechten.
Punt twee is het milieu. Voor het nieuwe kabinet is dat een speerpunt.
Het hecht aan een ambitieuze en snelle aanpak van
luchtverontreinigende emissies van zeeschepen. Vergeleken met andere
modaliteiten biedt shortsea-vervoer onmiskenbaar milieuvoordelen,
zoals minder energieverbruik, minder uitstoot van kooldioxide en
voorkoming van congestie. Maar een nadeel is dat zeevaart aanzienlijk
bijdraagt aan luchtvervuiling. De Nederlandse overheid blijft de
sector stimuleren daar iets aan te doen en spant zich zelf in om
internationale afspraken te maken om de luchtverontreiniging terug te
dringen.
Dames en heren,
Ook voor de overheid is het vandaag een feestelijke dag. Ik ben blij
én trots dat ik u als degene die namens de Nederlandse regering is
belast met zeevaart en shortsea shipping kan meedelen dat we een
eerste doelstelling van de Nota Mobiliteit hebben gehaald. En die
ligt, het verbaast u niet, op uw terrein. De doelstelling voor
shortsea-vervoer in de Nota Mobiliteit is dat het intra-Europese
containervervoer over water en van en naar Nederland in 2010 naar 40
miljoen ton moet zijn gestegen. U hoort het goed: 2010. Maar uit
onderzoek blijkt dat deze doelstelling nú al is gehaald.
Was dat mogelijk geweest zonder de inspanningen van het
Voorlichtingsbureau Shortsea Shipping? Zeker zullen we het nooit
weten, maar ik vermoed van niet. Uw bureau heeft shortsea-vervoer in
Nederland op de kaart gezet en een flinke impuls aan de ontwikkeling
ervan gegeven. Ik wens het voor de toekomst minstens zo veel succes
als het in de afgelopen tien jaar heeft gehad.
Dank u wel.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat