Ministerie van Defensie

Datum 26 juni 2007
Ons kenmerk DMO/DB/2007013792
Onderwerp

Antwoorden op vragen over de tiende jaarrapportage van het project LCF

Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie over de tiende jaarrapportage van het project Luchtverdedigings- en Commandofregatten (Kamerstuk 25 800, nr. 18). De antwoorden op de vragen 8 en 9 worden u vanwege het commercieel vertrouwelijke karakter separaat aangeboden.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Ministerie van Defensie

Antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie naar aanleiding van de tiende jaarrapportage van het project Luchtverdedigings- en Commandofregatten d.d. 14 mei 2007 (Kamerstuk 25 800, nr. 18)

1. Bent u het eens met de auditdienst dat deze jaarrapportage niet geheel voldoet aan de informatie-eisen van de regeling grote projecten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het project luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) wat dat betreft een uitzondering?
Bent u het eens met de auditdienst dat dit project momenteel een minimale bezetting kent, hetgeen gezien de `restactiviteiten' niet zonder risico is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u van zins te nemen om dit risico te verkleinen?

Gezien het feit dat dit de tiende en tevens laatste jaarrapportage is over het project `Luchtverdedigings- en Commandofregatten' is gekozen voor een opzet die consistent is met de voorgaande negen jaarrapportages, in overeenstemming met de oude regeling Grote Projecten. Ook bij de jaarrapportage over het project `Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR' is gekozen voor consistentie met eerdere jaarrapportages.

De rapportage van de Auditdiensten maakt melding van het feit dat de projectorganisatie is ontbonden en dat de resterende activiteiten elders bij de Defensie Materieel Organisatie (DMO) zijn ondergebracht. In 2006 is bij de DMO de projectorganisatie van het project LC- fregatten (LCF) bij de Directie Projecten en Verwerving ontbonden en zijn de resterende activiteiten belegd bij een projectteam van de Directie Wapensystemen en Bedrijven. Als projectleider van dit team is de wapensysteemmanager LCF (WSM-LCF) van de DMO aangesteld. Deze functionaris maakte voorheen deel uit van het project LCF als manager exploitatievoorbereiding. Tussen genoemde directies zijn afspraken gemaakt zodat met de bestaande capaciteit zowel het project LCF kan worden voltooid.

Neemt u de aanbeveling van de auditdienst om de eindevaluatie op een later tijdstip aan te vangen over?

In de op 16 juni 2006 verzonden evaluatie van het DMP (Kamerstuk 27 830 nr. 39) heb ik aangekondigd dat de evaluatie van projecten voortaan kort na de indienststelling zou worden uitgevoerd. Het voordeel daarvan is dat op die manier nog gebruik kan worden gemaakt van de kennis en ervaring van het projectteam. Ik merk op dat in de notitie van de vaste commissies voor Defensie en voor Rijksuitgaven (kenmerk 06-DEF-N-004) d.d. 20 november 2006 steun voor dit voornemen wordt uitgesproken. Ik ben dan ook voornemens de eindevaluatie van het project LCF nog dit jaar in gang te zetten.

Wat is de invloed van de door de auditdienst genoemde uitgaven tot 2010 van ca. 120 miljoen euro op het beschikbare projectbudget? Is hier sprake van een mogelijke overschrijding, of zijn deze kosten in het beschikbare budget verwerkt?

De genoemde uitgaven maken deel uit van het beschikbare projectbudget. Er is geen sprake van een overschrijding daarvan.

2. In hoeverre passen de vier LCF'n met een totale waarde van 1,5 miljard euro in een visie op de krijgsmacht waar meer aandacht aan personeel dan materieel zal worden besteed?

Voor een volledig inzetbare, expeditionaire krijgsmacht is naast goed opgeleid en gemotiveerd personeel ook hoogwaardig materieel nodig. De LC-fregatten behoren in hun categorie tot het modernste materieel ter wereld, en zijn geschikt voor inzet in een reeks van uiteenlopende maritieme operaties in het gehele geweldsspectrum. Daarmee vormen de LC- fregatten een waardevol onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht.

3. Zijn er, gezien de enorme, gebleken capaciteiten van de Apar-radar plannen bij Defensie, EZ en het bedrijfsleven om dit systeem breder, ook in burgertoepassingen, verkocht en ingezet te krijgen?
De zogenaamde `Phased array'-antennes, zoals toegepast bij de APAR-radar, zijn in de militaire infrastructuur niet meer weg te denken. Nederland heeft in deze markt zowel via de industrie als via de kennisinstituten een belangrijke positie. De kosten van deze antennesystemen dalen aanmerkelijk. Hierdoor kunnen deze antennes niet alleen worden

gebruikt voor diverse militaire toepassingen, maar komt het gebruik van dit soort antennes ook voor civiele toepassingen dichterbij. Momenteel wordt de mogelijkheid van een innovatieprogramma op het gebied van veiligheid onderzocht, waarbij onder andere wordt gekeken naar toepassingen voor havenbeveiliging.

4. Hoeveel kosten voor specifieke voorzieningen en voorbereidingen zijn inmiddels in de vier schepen gemaakt voor de Tactoms? In hoeverre zijn deze investeringen, bij niet aankoop van deze systemen, voor niets gedaan? Of, in hoeverre is het mogelijk dat de LCF'n en hun bemanningen verder voor te bereiden en op te leiden zodat ze als direct inzetbaar lanceerplatform voor de NAVO beschikbaar blijven?

Er zijn tot nu toe geen kosten gemaakt voor specifieke voorzieningen in de schepen. Zonder investeringen in een TacTom-boordsysteem, ondersteunende apparatuur en opleidingen is het niet mogelijk de LC-fregatten en hun bemanningen voor te bereiden.

5. Wanneer zullen, naar verwachting, alle Siriussystemen op de LCF'n in gebruik zijn genomen? Wat betekent de afwezigheid van Siriussystemen op LCF'n voor de inzet van die fregatten in omstandigheden waarin die systemen van belang zijn? (Vgl. ook p.5: "Dit levert geen belemmering op voor de inzetbaarheid van de schepen"). Het laatste Siriussysteem wordt in september 2009 geleverd. De vier systemen zullen naar verwachting in de periode vierde kwartaal 2008 - eerste kwartaal 2010 in gebruik worden genomen, mede afhankelijk van het vaar- en oefenschema van de schepen. Sirius is een passieve infrarood sensor met een zodanig detectiebereik dat afgevuurde geleide wapens worden opgespoord zodra deze aan de horizon verschijnen. Sirius vult de APAR-radar aan indien snelle antischip geleide wapens, die op zeer lage hoogte boven zee vliegen, door atmosferische omstandigheden minder effectief door de radar kunnen worden opgespoord. Omdat Sirius een passieve infrarood sensor is, is het ook mogelijk om antischip geleide wapens op te sporen indien om operationele redenen geen radar gebruikt kan worden. Totdat de Siriussystemen in gebruik zijn genomen, is er sprake van een onvolledige beeldopbouw. Dit kan resulteren in een latere waarschuwing voor afgevuurde geleide wapens, en dus tot kortere reactietijden.

6. Wat betekenen uw mededelingen dat "de ondersteuning van de LCF'n op korte termijn grotendeels verzekerd" is; "voor het merendeel van de systemen boord- en walreservedelen beschikbaar zijn"; "de verwerving van enkele van de zogenaamde long lead items enigszins stagneert"; "de reparatiefaciliteiten bij het Marinebedrijf grotendeels beschikbaar zijn" nu eigenlijk precies? Wilt u het gebruik van woorden als `grotendeels', `merendeel', `enkele' en `enigszins' uit het Defensie-stijlboek voor het schrijven van rapporten en beantwoorden van vragen schrappen wegens de grote vaagheid van deze begrippen?

Hoewel ik genoemde uitdrukkingen wil vermijden, was dat helaas in dit geval niet mogelijk. De aanduidingen `grotendeels', `merendeel', `enkele' en `enigszins' zijn gebruikt omdat, bijvoorbeeld bij de reservedelen, het hier gaat om pakketten reservedelen die bestaan uit enkele duizenden verschillende artikelen. Hierdoor is het niet altijd mogelijk om absolute aanduidingen als 'volledig', `geheel', 'geen enkele', etc. te gebruiken.

7. Wanneer kan de modificatie van de "asuittrede" bij de vier LCF'n tegemoet worden gezien?

De aanpassingen voor de eerste drie schepen staan gepland in de periode juni ­ oktober 2008. De aanpassing van het vierde schip wordt naar verwachting gelijktijdig met het onderhoud in 2010 uitgevoerd, of eerder indien het schip in een dok zou moeten.

10. Kan klip en klaar bevestigd worden dat budgettaire beperkingen op geen enkele wijze een rol spelen bij de tekorten aan reservedelen?

Ja. De tekorten aan reservedelen zijn veroorzaakt door diverse factoren, zoals een hoger verbruik dan aanvankelijk was voorzien en de verlate beschikbaarheid van herstelfaciliteiten. Daarnaast zijn er tekorten ontstaan doordat de aankoop van reservedelen pas mogelijk is nadat de ontwikkeling van een aantal systemen geheel is voltooid. Tot slot lopen levertijden van reservedelen op als gevolg van de aantrekkende economie.

11. Kan een gedetailleerd beeld gegeven worden van de operationele beperkingen als gevolg van tekorten aan reservedelen?

Tot op heden hebben tekorten aan reservedelen niet geleid tot beperkingen bij operationele missies.

12. Betekent uw mededeling dat het projectbudget voor nieuwbouw met 8,5 miljoen euro is afgenomen, dat het project binnen het beschikbare budget wordt gerealiseerd?

Ja. Het project kan binnen het thans beschikbaar budget worden uitgevoerd.

13. Zal de bezetting van de functies in het projectteam (nu zouden slechts twee van de vijf functies zijn bezet) weer worden opgevoerd?

Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 1 kan de projectleider LCF, wanneer hij hiertoe aanleiding ziet, een beroep doen op ondersteuning door andere delen van de DMO.

14. Valt onder de resterende werkzaamheden ook de invoering Threatre Ballistic Missile Defence op de LCF fregatten 2014 en 2015, zoals vermeld aan Kamerleden tijdens een bezoek van de commissie Defensie aan de Koninklijke Marine op 21 mei jl.?

Neen. De eerder aangekondigde beproevingen op het gebied van `Theatre Ballistic Missile Defence' zijn vorig jaar succesvol verlopen. Op dit moment worden mogelijke vervolgstappen nog bestudeerd. Zodra daar aanleiding toe is zult u hierover worden geïnformeerd.


---- --