LEI: Goed jaar voor Nederlandse
landbouw, wereldmarkten in beweging (persbericht)
26 jun 2007
Onderdeel: LEI
De Nederlandse land- en tuinbouw deed het goed in 2006. Een
tegenvallende productie in Europa leidde tot hoge prijzen, waardoor de
inkomens in de meeste productietakken stegen. In Europees verband
staan de landbouw de komende jaren nog aanzienlijke aanpassingen te
wachten, doordat het accent in het beleid verder verschuift van
agrarische productie naar plattelandsontwikkeling. Zowel in Europa als
wereldwijd zal de landbouw steeds meer de invloed ondervinden van
veranderende vraag- en aanbodverhoudingen. De vraag naar plantaardige
producten wordt opgestuwd door het gebruik van biomassa voor
energieproductie. Dierlijke producten vormen een toenemend bestanddeel
van het menu in nieuwe opkomende economieën, vooral in Azië. De
landbouwproductie in de wereld kan ook gaan verschuiven onder invloed
van klimaatveranderingen. Dat komt - naast vele andere zaken - aan de
orde in het Landbouw-Economisch Bericht 2007. Dit rapport van het LEI,
onderdeel van Wageningen UR, biedt jaarlijks een overzicht van de
ontwikkelingen in de sector.
Wereldlandbouw
Op de wereldmarkten van agrarische producten stegen de prijzen in 2006
met gemiddeld 10%. De oorzaken lagen in een iets teruglopende
productie, vooral van graan, maar meer nog in een toenemende vraag. De
bevolking in landen met opkomende economieën wil steeds meer
dierlijke producten op het menu. Daarnaast is er een groeiende vraag
naar biomassa voor energie, waarvoor suiker en maïs (naast soja en
palmolie) belangrijke grondstoffen vormen. Deze vraagontwikkeling zal
de komende jaren een belangrijke invloed blijven uitoefenen op de
internationale markten en op de structuur van de landbouw in de
wereld. Een andere belangrijke factor voor de ontwikkeling van de
wereldlandbouw vormt de toenemende waterschaarste, die zich onder
invloed van de klimaatverandering vooral in tropische landen zal
voordoen. De mondiale tegenstelling tussen arm en rijk in de landbouw
dreigt daardoor te worden verscherpt.
EU
In Europa heeft de agrarische sector te maken met belangrijke
veranderingen in het beleid. Ondersteuning per product wordt steeds
meer vervangen door ontkoppelde, brede inkomenstoeslagen. In het kader
van de voor 2008 beoogde Health Check voor het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid valt een verdere afroming van de bedrijfstoeslagen te
verwachten, tegenover meer geld voor plattelandsontwikkeling. Een
belangrijk deel van dat geld zal ten gunste moeten komen van de nieuwe
lidstaten in Oost-Europa.
Nederland: gunstig bedrijfsresultaat
Voor veel Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven was 2006 een goed
jaar. Per bedrijf bedroeg het totale gezinsinkomen gemiddeld 68.000
euro, wat meer is dan in de vijf jaar daarvoor. Bijna een kwart
hiervan is afkomstig uit activiteiten buiten het eigen bedrijf. Er
zijn nogal wat bedrijven met meer dan één ondernemer; per
ondernemersgezin ligt het gemiddelde inkomen op 55.000 euro. Drie op
de tien gezinnen verdient minder dan 25.000 euro, 15% heeft een
inkomen boven de 100.000 euro. De productiewaarde van de land- en
tuinbouw steeg in 2006 met 6%, vooral door hogere prijzen. De kosten
stegen ook, maar minder sterk en de subsidies gingen omhoog. De
verbetering deed zich in de meeste sectoren voor. Uitzonderingen zijn
de melkveehouderij, waar het inkomen wat terugliep door dalende
rundveeprijzen, de vleeskuikenbedrijven die verlies leden na een zeer
goed voorafgaand jaar, en de vleeskalverhouderij en Veenkoloniale
akkerbouw.
Bedrijven en arbeidskrachten
Het aantal land- en tuinbouwbedrijven in Nederland zakte in 2006 met
2,9% tot onder de 80.000. Tien jaar eerder waren er nog 110.000. Tot
2020 wordt een verdere daling voorzien met 40 à 50%. Het aantal in
het bedrijf werkzame gezinsleden en arbeidskrachten met een vast
dienstverband daalde in 2006 met bijna 5% nog sterker dan het aantal
bedrijven. Van de werknemers zonder vast dienstverband werkt de
overgrote meerderheid in de tuinbouw. Een toenemend aantal van hen is
afkomstig uit Midden- en Oost-Europa.
Milieu
De milieubelasting door land- en tuinbouwbedrijven in de vorm van
gewasbeschermingsmiddelen, broeikasgassen en mest en ammoniak is de
afgelopen 15 jaar sterk verminderd. De meeste milieuwinst is geboekt
in de jaren negentig en in het begin van deze eeuw. De laatste jaren
is het verbeteringsproces vertraagd of treedt een stabilisatie op. Op
energiegebied is veel bezuinigd en geïnvesteerd in nieuwe
technologieën. De hoge energieprijzen bieden kansen voor land- en
tuinbouw als leverancier van vernieuwbare energie, onder meer door het
benutten van zonnewarmte in kassen en door productie van energie uit
mest en biomassa.
Productie en consumptie
Het totale agrocomplex - alle activiteiten samenhangend met landbouw
en voedingsmiddelenproductie - draagt in Nederland ongeveer 10% bij
aan het nationale inkomen en de werkgelegenheid. In 2006 exporteerde
de sector voor een waarde van 54 miljard euro, de invoer kwam op 31
miljard euro. Dit is 8, respectievelijk 9% meer dan in het
voorafgaande jaar. Meer dan 80% van de agrarische export gaat naar
andere EU-landen en bijna 65% van de invoer komt daarvandaan.
Nederlandse huishoudens besteden gemiddeld minder dan 14% van hun
inkomen aan voedings- en genotmiddelen. Bij de voedingsmiddelen
haalden biologische producten in 2006 een marktaandeel van bijna 2%,
een fractie meer dan in 2005. Overgewicht vormt voor steeds meer
mensen een probleem. Mede daardoor neemt de belangstelling van de
consument toe voor voeding waaraan gezondheidsbevorderende
bestanddelen zijn toegevoegd (functional foods). De Nederlandse markt
voor gezondheidszuivel groeit jaarlijks met 30% en ook groente- en
fruitdranken zijn in opmars.
LANDBOUW-ECONOMISCH BERICHT 2007
Contact
Petra Berkhout
petra.berkhout@wur.nl
Cees van Bruchem
cees.vanbruchem@wur.nl
LEI