Antwoorden op kamervragen van Thieme over overdraagzaamheid van de MRSA-bacterie
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG-K-U-2771711
25 juni 2007
Antwoorden van minister Klink en mede namens de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, op kamervragen van het Kamerlid Thieme
over overdraagzaamheid van de MRSA-bacterie (2060715090).
Vraag 1
Kent u het bericht "Ziekenhuisbacterie overdraagbaar van koe op mens"?
1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven of er plannen zijn om, conform de opnamerestricties
voor varkenshouders in ziekenhuizen, ook aanvullende maatregelen te
treffen bij ziekenhuisopname van rundveehouders? Zo ja, waaruit
bestaan die? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
In juli 2006 heeft het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb)
een bijeenkomst van deskundigen, het zogenaamde Outbreak Management
Team (OMT), georganiseerd. Hierbij waren onder andere
vertegenwoordigers van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) aanwezig.
Er is toen afgesproken dat op basis van de destijds beschikbare
onderzoeksgegevens de MRSA-richtlijn "MRSA, ziekenhuis" van de WIP
aangepast zou worden. Deze richtlijn is te vinden op:
http://www.wip.nl/.
Deze aanpassing houdt in dat personen die beroepsmatig in nauw contact
komen met levende varkens op varkensbedrijven en personen die
woonachtig zijn op dergelijke varkensbedrijven in de hoge
risicocategorie 1 worden geplaatst. Personen die in hun werk in nauw
contact komen met levende vleeskalveren op vleeskalverbedrijven worden
in een lagere risicocategorie 3 geplaatst. Voor de specifieke
maatregelen die bij deze risicocategorieën moeten worden genomen,
verwijs ik naar de website van de WIP. Voor melkveehouders worden
momenteel geen maatregelen overwogen, omdat er geen aanwijzingen zijn
dat melkveehouders een verhoogde kans op dragerschap van de MRSA
bacterie hebben.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel ziekenhuizen met een protocol werken waarin de
opname van patiënten afkomstig uit de varkenssector afzonderlijk
geregeld is? Kunt u inzage geven in dergelijke protocollen?
Antwoord 3
Alle ziekenhuizen volgen in principe de richtlijnen van de WIP
(http://www.wip.nl/). Er zijn echter verschillen in de mate van
implementatie van de richtlijnen. Sommige ziekenhuizen vragen
bijvoorbeeld alle patiënten naar hun relatie met varkens, andere
screenen alleen personen die zelf melden dat zij contact hebben met
varkens of kalveren. Prof. Dr. M. Bonten en zijn medewerkers (UMC
Utrecht) zijn bezig te inventariseren hoe de Nederlandse ziekenhuizen
hiermee omgaan en wat de resultaten zijn van hun
screeningsactiviteiten in het afgelopen jaar. Naar verwachting komt
een eerste rapportage hierover binnen enkele maanden beschikbaar.
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze protocollen voldoende zijn om besmetting
van patiënten met de MRSA-bacterie te voorkomen? Zo ja, waaruit kunt u
dat opmaken? Zo neen, welke maatregelen gaat u nemen om de
besmettingskans verder te verkleinen?
Antwoord 4
Of de getroffen hygiënische maatregelen in de Nederlandse ziekenhuizen
voldoende zijn, moet blijken uit het lopende onderzoek in het UMC
Utrecht.
Om de introductie van MRSA uit de veehouderij tegen te gaan zouden
maatregelen moeten worden genomen om de prevalentie van MRSA bij
varkens en andere dieren terug te dringen. Dit kan gedaan worden door
besmetting in de keten te voorkomen en antibiotica terughoudender toe
te passen. Het CIb, de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en het Amphia
Ziekenhuis Breda voeren een onderzoek uit naar prevalentie en
overdrachtsmechanismen bij varkenshouderijen. Dit onderzoek zal naar
verwachting aanwijzingen geven voor de omvang van de risico's en
handvatten bieden voor preventieve maatregelen.
Vraag 5
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de
aanwezigheid van MRSA bij koeien en varkens en op welke wijze een
MRSA-besmetting voorkomen kan worden? Zo ja, wanneer wilt u dit
onderzoek opstarten? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
LNV financiert vanaf 2007 onderzoek om meer inzicht te verkrijgen in
het voorkomen en de verspreiding van MRSA in de belangrijkste
landbouwhuisdierensoorten (varken, rundvee en pluimvee) en
eindproducten. Tussenrapportages vinden plaats eind 2007 en eind 2008.
In 2009 zal een eindrapportage beschikbaar zijn. De verspreiding in de
keten en de insleeproutes zullen waarschijnlijk aanknopingspunten
bieden om MRSA te beheersen.
Vraag 6
Kunt u aangeven of er indicaties zijn dat de oorzaak gezocht moet
worden bij de toepassing van grote hoeveelheden antibiotica in de
veehouderij?
Zo ja, bent u bereid hiertegen maatregelen te treffen? Zo neen, kunt u
aangeven of er een andere indicatie is van de oorzaken van de
MRSA-verspreiding bij vee?
Antwoord 6
Zoals al is aangegeven in onze brief aan uw Kamer van 17 januari 2007
(Kamerstukken II 2006/07, 29683, nr. 11) zijn er sterke aanwijzingen
dat het hoge gebruik van antibiotica in de dierhouderij verband houdt
met de aanwezigheid van antibioticaresistentie, waaronder MRSA. Voor
een overzicht van de reeds genomen en aangekondigde maatregelen
verwijs ik u naar deze brief.
Vraag 7
Kunt u aangeven of er een risico-analyse wat betreft de verspreiding
van MRSA via de veeteelt is uitgevoerd, waarbij vooral is gekeken naar
de risico's voor de volksgezondheid? Zo ja, kunt u de resultaten van
de risico-analyse aan de Kamer zenden? Zo neen, bent u bereid een
dergelijke risicoanalyse te laten maken door een onafhankelijke
onderzoeksinstelling?
Antwoord 7
Een formele risico-analyse is lastig uitvoerbaar, zeker gezien de
beperkte beschikbaarheid van gegevens. Het feit dat men een verband
heeft gevonden tussen MRSA in dieren en MRSA in de mensen die daarmee
te maken hebben is echter al een risicobeoordeling met als resultaat
"dieren zijn een risico voor de mens voor wat betreft MRSA''. Op deze
risicobeoordeling is de WIP-richtlijn gebaseerd (mensen met
nutsdiercontact hebben een grotere kans met MRSA gekoloniseerd te
raken). Zie verder ook het antwoord op vraag 5.
1) http://www.veeteelt.nl/