Kamerbrief inzake verslag Europese Raad d.d. 21-23 juni 2007
26-06-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, het
verslag aan van de Europese Raad te Brussel op 21-23 juni 2007
plaatsvond.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Verslag Europese Raad 21-23 juni 2007 te Brussel
De Europese Raad die duurde van 21 juni tot de vroege ochtend van 23
juni was vrijwel geheel gewijd aan het mandaat voor de
Intergouvernementele Conferentie (IGC) die vanaf 23 juli a.s. zal
werken aan een verdrag tot wijziging van de bestaande Europese
verdragen. Onder het kundige voorzitterschap van de Duitse
Bondskanselier Angela Merkel werd overeenstemming bereikt over een
gedetailleerd mandaat, dat anders dan voorafgaand aan eerdere IGC´s
reeds nauwkeurig vastlegt wat de inhoud van het nieuwe Verdrag zal
zijn. De conclusies van de Europese Raad, het mandaat dat als bijlage
van deze conclusies is opgenomen, alsmede de gebruikelijke inleiding
van de voorzitter van het Europees Parlement zijn hier bijgevoegd.
In deze brief wil de regering de Kamers op de kortst mogelijke termijn
op hoofdlijnen informeren over de uitkomsten van deze Europese Raad,
met bijzondere aandacht voor de punten die nauw verbonden zijn met de
Nederlandse onderhandelingsinzet. Een meer gedetailleerde toelichting
op het IGC-mandaat zal u iets later toegaan. Tevens wordt u in deze
brief geïnformeerd over de overige uitkomsten van de Europese Raad.
Verloop van de Europese Raad
Na maanden van intensieve voorbereidingen door het Duitse
voorzitterschap in samenspraak met de overige lidstaten, waren de
verwachtingen voor deze Europese Raad hoog gespannen. Dit was
opmerkelijk, omdat aan het begin van het Duitse voorzitterschap de
verwachting was dat de Europese Raad van juni hooguit over de te
volgen procedure afspraken zou maken en niet dan al tot een
inhoudelijk oordeel zou komen over een nieuw verdrag Het is een grote
verdienste van de Duitse regering, en in het bijzonder van de Duitse
Bondskanselier, dat in relatief korte tijd een oplossing is gevonden
voor het vraagstuk van het Verdrag. Dit werd mede mogelijk omdat een
overweldigende meerderheid der regeringen de duidelijke wens uitsprak
een compromis te zoeken waarin iedereen zich kon herkennen, maar dat
bovenal Europa weer op de rails zou zetten in een tijd van grote
Europese en mondiale uitdagingen.
De Europese Raad had, zoals steeds bij dergelijke grote beslissingen,
een zeer enerverend verloop. Er vonden openhartige discussies plaats,
er waren momenten dat velen twijfelden aan de goede afloop, er werd
doorvergaderd tot in de vroege morgen, en uiteindelijk werd een goed
resultaat geboekt. Dat resultaat zal de Europese Unie in staat stellen
de verdragsdiscussie spoedig af te ronden, en zich weer volop te
concentreren op haar kerntaken.
Hoofdlijnen van het nieuwe verdrag
Oogmerk van het nieuwe verdrag, met de werktitel ´hervormingsverdrag´,
is het verbeteren van de efficientie en de democratische legitimiteit
van de uitgebreide Unie en ook meer samenhang aan te brengen in het
externe optreden. Het hervormingsverdrag zal bestaan uit een reeks
wijzigingen op het EU- en het EG-verdrag, en daarmee een vergelijkbare
methode volgen als de verdragen van Amsterdam en Nice. Er is dus
nadrukkelijk geen sprake meer van een ´constitutionele´ benadering,
waarbij de bestaande verdragen worden ingetrokken en worden vervangen
door één tekst met de naam ´grondwet´.
Die breuk met pogingen om Europa een verdragsbasis met grondwettelijk
pretenties te geven, uit zich ook in een aantal andere aspecten. Zo is
de veelbekritiseerde bepaling uit het grondwettelijk verdrag over het
primaat van het EU-recht geschrapt en wordt niet de sprong gemaakt
naar de benaming ´Europese wet´en Europese kaderwet´. Ook de titel
´Minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie´ komt niet in
het nieuwe Verdrag voor, net zo min a ls het artikel over de Europese
symbolen. Voorts zal de tekst van het Handvest Grondrechten geen deel
uitmaken van het nieuwe Verdrag. Nederland heeft zich, samen met een
aantal andere lidstaten, voor al deze punten in gezet.
Wel wordt getracht met het hervormingsverdrag de opbouw van de
bestaande verdragen te moderniseren en doorzichtiger te maken. Zo zal
de naam Europese Gemeenschap vervallen en komt er één rechtspersoon,
met de naam Europese Unie. Het EU-verdrag houdt zijn huidige naam EU,
het EG-verdrag wordt omgedoopt in Verdrag betreffende de werking van
de Unie. De belangrijkste bepalingen over de instellingen worden bij
elkaar gezet in het EU-verdrag. Het gedeelte over het beleid inzake
Justitie en Binnenlandse Zaken verhuist naar het tweede verdrag.
De gedeelten van het Grondwettelijk Verdrag die door alle lidstaten
worden gezien als verbeteringen van slagkracht en democratie vinden
hun weg naar het nieuwe hervormingsverdrag, zij het met een aantal
belangrijke wijzigingen. Die wijzigingen betreffen onder meer de
bevoegdheidsverdeling (waaronder het punt van publieke diensten), de
specifieke kenmerken van de ´tweede pijler´, de grotere rol van de
nationale parlementen, de behandeling van het Handvest grondrechten en
een speciale flexibiliteitsconstructie op het terrein van Justitie en
Binnenlandse Zaken. Daarnaast is er nog een fors aantal andere grote
en kleine wijzigingen, waaronder de voor Nederland belangrijke
bepaling inzake de criteria voor de uitbreiding.
Hoe verhoudt het nieuwe verdrag zich tot de kabinetsinzet?
De Kabinetsinzet zoals verwoord in de brieven 19 maart en 21 mei, die
brede steun kreeg in de Eerste en Tweede Kamer, was opgebouwd rondom
een zestal strevens inzake de verbetering van de bestaande verdragen.
Een verdrag zonder grondwettelijk karakter
Zoals hierboven reeds is aangegeven is het hervormingsverdrag waarover
thans overeenstemming is bereikt, een verdrag dat niet de pretentie
van een Grondwet heeft. Het kabinet acht dat van groot belang, omdat
daarmee duidelijk wordt dat er geen sprake is van het verlenen van een
statelijk karakter aan de Europese Unie. Een gewoon wijzigingsverdrag
zoals thans wordt voorzien, sluit aan bij de wijze waarop in de
afgelopen 50 jaar gestalte is gegeven aan de Europese samenwerking. De
EU is een gezamenlijke onderneming van de lidstaten, die stap voor
stap trachten via integratie en samenwerking hun gezamenlijke
doelstellingen te bereiken. Nu is een volgende stap noodzakelijk om de
Unie in staat te stellen met 27 landen slagvaardig te opereren en
daarbij ook nieuwe uitdagingen aan te gaan.
Een verdrag dat het democratisch gehalte van Europa vergroot
In het nieuwe verdrag zal een belangrijk deel van de democratische
innovaties worden overgenomen waarover de conventie en de vorige IGC
overeenstemming bereikten, en die uiteindelijk in het Grondwettelijk
Verdrag belandden. Het betreft elementen als een grotere rol voor het
Europees parlement, het burgerinitiatief, grotere transparantie van de
besluitvorming bij wetgeving en de verheldering van de
wetgevingsprocedure.
Het protocol bij het Grondwettelijk Verdrag inzake subsidiariteit
wordt versterkt. Naast de reeds voorziene ´gele kaart´ procedure (
indien eenderde van de nationale parlementen van oordeel is dat een
voorstel tot Europese wetgeving niet strookt met het
subsidiariteitsbeginsel dient dit voorstel opnieuw in overweging te
worden genomen), wordt een zwaardere procedure opgenomen voor de
situatie waarin een meerderheid van parlementen op grond van het
subsidiariteitsbeginsel bezwaren heeft tegen een voorstel. Ook in dat
geval kan de Commissie ervoor kiezen het voorstel in te trekken, te
wijzigen of te handhaven. Kiest de Commissie voor die laatste optie,
dan dient zij het voorstel, tezamen met de beoordelingen van de
nationale parlementen en een reactie daarop van de Commissie,
rechtstreeks aan de beide takken van de gemeenschapswetgever (Europees
Parlement en Raad) voor te leggen. Indien de Raad (meerderheid van 55%
van de lidstaten) of het EP (met een eenvoudige meerderheid van
uitgebrachte stemmen) het standpunt van de nationale parlementen
overneemt, wordt dit voorstel niet verder in behandeling genomen. Deze
constructie is nodig voor de inbedding in de Europese
wetgevingsprocedure en om het initiatiefrecht van de Commissie te
respecteren. Aangezien mag worden aangenomen dat regeringen het
oordeel van hun parlementen volgen, zal vrijwel altijd als een
meerderheid van de parlementen een negatief subsidiariteitsoordeel
velt, het voorstel niet in behandeling worden genomen.
De steeds belangrijker rol van de nationale parlementen in de Europese
besluitvorming komt in het nieuwe verdrag prominent naar voren. In het
te wijzigen EU-Verdrag komt een "omnibus"-bepaling waarin alle
specifieke rechten van de nationale parlementen worden bevestigd,
zoals bijvoorbeeld in het hierboven genoemde protocol, maar ook in het
artikel over uitbreiding (zie hieronder). In de appreciatie van het
mandaat zal hierop nader worden ingegaan.
Een verdrag dat verheldert welke bevoegdheden we aan Europa geven, en
hoe die worden begrensd
Het Kabinet heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorstander is
van de invoering van meerderheidsbesluitvorming op terreinen waar dat
echt nodig is, maar dat de voorwaarde daarvoor wel een heldere
verdeling van bevoegdheden is. Daarom heeft het Kabinet zich ingezet
voor een verbetering van de bevoegdheidsverdeling uit het
Grondwettelijk Verdrag, die op zichzelf reeds een forse stap vooruit
was ten opzichte van de bestaande verdragen, maar die tevens tot veel
onduidelijkheid aanleiding gaf, zoals bleek in de referendumcampagne.
Er bestond bij de Nederlandse regering een sterke behoefte
onduidelijkheden weg te nemen en bevoegdheden beter af te bakenen.
In het mandaat wordt helder aangegeven dat een aantal bepalingen in
het hoofdstuk over bevoegdheden zal worden verduidelijkt, met name
waar het de relatie tussen de bevoegdheden van de lidstaten en de Unie
betreft. Ook worden nog enkele interpretatieve protocollen aan deze
bepalingen toegevoegd. De drempel van de 'passerelle' voor het
familierecht wordt verhoogd; als lidstaten in de toekomst de overstap
willen maken van unanimiteit naar gekwalificeerde
meerderheidsbesluitvorming, volstaat niet langer alleen een
Raadsbesluit. Ieder nationaal parlement kan voortaan zo'n overgang
geheel zelfstandig tegenhouden. Bij het artikel inzake sociale
zekerheid voor migrerende werknemers wordt gekwalificeerde meerderheid
ingevoerd, voorzien van een sterkere 'noodrem' dan aanvankelijk beoogd
in het GV. Het gebruik van de noodrem door de lidstaten krijgt hiermee
het effect dat men bij zo'n instrument verwacht, nl. dat de procedure
stopt.
Aan de EU wordt rechtspersoonlijkheid verleend, maar in een
bijbehorende verklaring wordt deze wel duidelijk binnen kaders
geplaatst, nl. doordat wordt gesteld dat deze rechtspersoonlijkheid
alleen niet automatisch kan leiden tot overdracht van bevoegdheden van
de lidstaten aan de Unie.
Tenslotte wordt gewezen op het 'flexibiliteitsartikel', waaraan niet
alleen een beperktere reikwijdte wordt gegeven dan in het GV (het GBVB
wordt uitgezonderd), maar waarin ook via een verklaring een
verduidelijking plaatsvindt dat dit artikel niet als een basis kan
worden gebruikt voor maatregelen die in de praktijk neer zouden komen
op een amendering van de verdragen.
Het totaal van deze aanpassingen ten opzichte van het GV rechtvaardigt
de conclusie dat de bevoegdheden duidelijker zijn afgebakend, zijn
verhelderd en van sterkere parlementaire controle zijn voorzien.
Een verdrag dat de inrichting van diensten van algemeen belang
verheldert.
Een zeer belangrijk punt voor Nederland is dat een protocol is
vastgesteld waarmee meer helderheid wordt gebracht in de verhouding
tussen de interne markt en de inrichting van de publieke diensten in
de lidstaten. In dit Protocol inzake de Diensten van Algemeen Belang,
wordt de ruime bevoegdheid van de lidstaten bevestigd om diensten van
algemeen economisch belang te verrichten, te machtigen en te
organiseren, waarbij ook een aantal beginselen worden opgesomd die
worden omschreven als gedeelde waarden van de Unie. Wat betreft de
niet-economische diensten van algemeen belang wordt glashelder gesteld
dat de bepalingen van de verdragen op generlei wijze afbreuk doen aan
de bevoegdheid van lidstaten om deze diensten te verrichten, te
machtigen en te organiseren. Voor het eerst worden deze uitgangspunten
en beginselen in het primaire recht van de Unie neergelegd. Oogmerk
hiervan is meer duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden, en op die
wijze te voorkomen dat de interne markt als een bedreiging kan worden
opgevat voor de mogelijkheden voor de lidstaten om hun publieke
diensten op de door hen gewenste wijze vorm te geven.
Een verdrag dat Europa in staat stelt slagvaardig op te treden op de
terreinen waar een gemeenschappelijke aanpak geboden is
Het nieuwe Verdrag zal de slagvaardigheid van de Unie vergroten. De
vaste voorzitter van de Europese Raad, de Hoge vertegenwoordiger die
thans ook vice-voorzitter van de Commissie wordt en de kleinere
Europese Commissie zijn tezamen een verbetering en vormen een
evenwichtig geheel. De invoering op termijn van de nieuwe stemregels
in de Raad, zal een forse sprong vooruit betekenen in termen van
besluitvaardigheid.
Het nieuwe verdrag zal Europa in staat stellen voortvarender tot
besluiten te komen op terreinen als energiebeleid,
grensoverschrijdende milieuproblemen, klimaatverandering, asiel- en
migratiebeleid, concurrentiekracht van de Europese economieën,
bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit. Op
dit laatste gebied `verhuizen' de bepalingen naar het verdrag inzake
het functioneren van de EU, waarbij de gebruikelijke regels uit het
voormalige EG-verdrag (stemmen bij gekwalificeerde meerderheid en
codecisie met het Europees Parlement) ook op een belangrijk deel van
de samenwerking in JBZ-kader van toepassing wordt, wat de
effectiviteit van de Unie op dit voor de burger belangrijke terrein
verbetert. Hierop wordt in de hierboven aangekondigde appreciatie
nader ingegaan.
Het Kabinet steunt de overgang naar meerderheidsbesluitvorming op een
aantal geslecteerde gebieden. Het wijst erop dat die overgang gepaard
gaat met een duidelijker bevoegdheidsverdeling en de introductie van
een noodremprocedure. Door middel van die noodrem kan een lidstaat een
besluit aanhangig maken bij de Europese Raad. De noodrem werd reeds
geïntroduceerd in het Grondwettelijk Verdrag, maar wordt versterkt en
verduidelijkt, waarbij wordt verhelderd dat besluitvorming niet
plaatsvindt wanneer de Europese Raad binnen een bepaalde periode geen
uitspraak doet. Specifiek voor strafrechtelijke- en
politiesamenwerking wordt aan het niet-handelen van de Raad de
mogelijkheid gekoppeld dat een groep lidstaten (minimaal 9) via de
regels van `versterkte samenwerking' verder beleid kan gaan
ontwikkelen in kleinere kring.
Een verdrag dat verzekert dat we onze eigen spelregels respecteren,
met name die met betrekking tot de uitbreiding
Voor het uitbreidingsartikel wordt niet gebruik gemaakt van het in het
Grondwettelijk Verdrag voorziene artikel, maar wordt aangehaakt bij de
tekst van artikel 49 van het bestaande EU-verdrag. Daarin ligt minder
dan in het grondwetsartikel de nadruk op de openheid van de Unie.
Daardoor ligt het accent meer op de toetsing van
lidmaatschapsaanvragen door de Raad. Daarbij is op Nederlands
instigatie de bepaling opgenomen dat rekening wordt gehouden met de
criteria voor toetreding zoals die zijn overeengekomen door de
Europese Raad. Door deze formulering te kiezen zijn de criteria stevig
in het Verdrag verankerd, maar wordt vermeden dat het Hof uiteindelijk
over toetredingsaanvragen zou gaan beslissen. Ook deze toevoeging aan
het verdrag werd door Nederland zwaar bevochten. Veel lidstaten, en
ook de Commissie, waren van oordeel dat door het opnemen van deze
criteria extra barrieres voor de huidige en toekomstige
kandidaat-lidstaten werden opgeworpen. Met succes wist Nederland
uiteindelijk allen te overtuigen door erop te wijzen dat opname juist
de kwaliteit van het uitbreidingsproces ten goede zou komen en dat
door een zorgvuldige toepassing van de criteria ook het draagvlak in
de lidstaten voor uitbreiding zou kunnen worden versterkt.
Andere in het oog springende punten
Polen, tot op zekere hoogte gesteund door Tsjechië, heeft zich hard en
langdurig verzet tegen het systeem van de dubbele meerderheid voor
besluitvorming in de Raad. Uiteindelijk kon Polen akkoord gaan met een
compromisoplossing die er in essentie op neerkomt dat de dubbele
meerderheid uit het GV vanaf 2014 van toepassing zal zijn, met nog een
aanvullende periode tot maart 2017 waar een lidstaat een beroep kan
doen op de stem-regels van het verdrag van Nice.
Veel publicitaire aandacht werd getrokken door de discussie of ´vrije
en onvervalste mededinging´ moest worden vermeld in het artikel over
de doelstellingen van de Unie.
Het punt had met name in de referendumcampagne in Frankrijk een
belangrijke rol gespeeld. Menigeen bleek van opvatting dat vrije
concurrentie niet zozeer een doel van de Europese Unie is, maar
veeleer een middel om andere doelstellingen te bereiken. Dit kon door
de Nederlandse regering worden onderschreven onder de strikte
voorwaarde dat op geen enkele manier afbreuk zou worden gedaan aan het
belang van vrije en onvervalste concurrentie en dat er materieel niets
zou veranderen aan de Europese regels die deze vrije concurrentie
waarborgen, noch aan de positie van de Commissie, die hiervoor ook
verantwoordelijkheid draagt.
De Europese Raad kon akkoord gaan met een artikel over doelstellingen
dat niet de woorden ´vrije en onvervalste mededinging´zal bevatten.
Dit omdat het mededingingsbeleid elders in het Verdrag zeer sterk is
verankerd. Om de overblijvende zorgen weg te nemen is in een protocol
nog een aantal waarborgen opgenomen, waar mede door Nederland sterk op
is geïnsisteerd.Van een verzwakking van de Interne Markt is op geen
enkele wijze sprake.
Beoordeling
Het akkoord dat in de vroege ochtend van 23 juni kon worden bereikt,
stemt tot tevredenheid. Door een zeer effectief voorzitterschap, een
grote gezamenlijke inspanning en compromisbereidheid aan alle kanten,
is overeenstemming bereikt over de inhoud van een Verdrag waarmee
Europa verder kan, maar waarin ook terdege rekening wordt gehouden met
de verwachtingen en de zorgen van de mensen die in Europa wonen.
Het nieuwe hervormingsverdrag zal een belangrijke stap vooruit zijn in
de door Nederland gewenste richting. Dit Verdrag helpt Europa in staat
te stellen te voldoen aan de verwachtingen die Nederlanders - en
andere Europeanen - ten aanzien van Europa hebben.
De voor Nederland belangrijke elementen uit het Grondwettelijke
Verdrag, de verbeteringen in democratie en slagvaardigheid, zijn
overeind gebleven. Tegelijkertijd zijn op een aantal essentiële
terreinen verbeteringen aangebracht:
- Het nieuwe Verdrag heeft geen grondwettelijke pretenties. Het is
gericht op concrete verbeteringen in de bestaande verdragen.
- De bevoegheidsverdeling is verhelderd, waardoor
meerderheidsbesluitvorming op de terreinen waar dat nodig is, mogelijk
is, zonder risico van verdergaande bevoegdheidsoverdracht.
- De positie van de publieke diensten is geborgd;
- De rol van de nationale parlementen bij de subsidiariteitstoets
(´moet dit op Europees niveau worden geregeld?') is versterkt,
- De uitbreidingscriteria zijn in het Verdrag verankerd.
Naar het oordeel van het Kabinet draagt het nieuwe Verdrag in
belangrijk mate bij tot oplossingen voor de punten van kritiek die in
Nederland tot een verwerping van het Grondwettelijk Verdrag leidden.
In combinatie met een aantal belangrijke verbeteringen in het
dagelijks functioneren van de Unie die de af gelopen twee jaar in gang
zijn gezet (rechtvaardiger begroting, meer transparantie, minder en
betere regelgeving, striktere toepassing van de criteria bij
uitbreiding , prioriteit voor beleid waar Europa toegevoegde waarde
heeft), geeft dit nieuwe verdrag vorm aan een Europa dat beter
aansluit bij de opvattingen en verwachtingen van de burgers.
De Europese Raad heeft geconcludeerd dat, onder het inkomende
Portugese voorzitterschap, de IGC voor eind juli van start kan gaan en
dat deze voor eind 2007 kan worden voltooid.
Overige onderwerpen Europese Raad
Vaststelling Raadsconclusies
De Europese Raad nam aan het slot van zijn vergadering conclusies aan.
Op deel I, en de bijbehorende bijlage (onderhandelingsmandaat IGC) is
hierboven reeds ingegaan. Wat betreft de overige thema's werden de
ontwerp-conclusies, zoals besproken in de Razeb van 18 juni jl. verder
nagenoeg ongewijzigd aangenomen. Vermeldenswaard is dat de Europese
Raad de conclusies bekrachtigt van de RAZEB van 18 juni jl. inzake de
Commissiemededeling van 16 mei jl. over een algemene aanpak van
migratie op regio's aan de oostelijke en zuidoostelijke buitengrenzen
van de EU. De Europese Raad benadrukt hierbij dat de mogelijkheid van
partnerschappen inzake mobiliteit en mogelijkheden voor circulaire
migratie verder moeten worden verkend. Tijdens zijn zitting van
december 2007 zal de Europese Raad de stand van uitvoering van het
alomvattend migratiebeleid toetsen aan de hand van een
voortgangsverslag van de Commissie. Voorts verwelkomt de Europese Raad
de recente besluitvorming van de JBZ-Raad van 12 juni om de essentiele
bepalingen van het Verdrag van Prum op te nemen in het wetgevingskader
van de Unie alsook het besluit van diezelfde JBZ-Raad om de
Europol-overeenkomst om te vormen tot een EU-Raadsbesluit.
De Europese Raad roept de Raad voor Concurrentievermogen op om op 25
juni een algemene orientatie aan te nemen over het Europees Instituut
voor Technologie, met het oog op definitieve besluitvorming door Raad
en EP voor het einde van dit jaar. Evenzeer roept de Europese Raad op
tot het nemen van een totaalbesluit in de herfst van dit jaar over
Galileo. Ten aanzien van de richtlijn betreffende aanvullende
pensioenrechten, die door Nederlands toedoen eerder dit jaar door het
voorzitterschap werd ingetrokken, stelt de Europese Raad uit te zien
naar de indiening van een gewijzigd voorstel, dat als basis moet
fungeren voor de verdere bespreking van dit onderwerp. Raad en EP
worden verzocht de discussies over de postrichtlijn op korte termijn
te intensiveren en af te ronden om tijdig een akkoord te
bewerkstelligen.
EMU-uitbreiding
Direct voorafgaand aan de eigenlijke Europese Raad vond de vergadering
plaats van de Raad in samenstelling van Staatshoofden en
Regeringsleiders, als voorzien in artikel 122, lid 2 EG-Verdrag, om
zich te buigen over het door de Commissie opgestelde
convergentierapport inzake Cyprus en Malta met betrekking tot hun
gestelde doel om per 1 januari 2008 tot de Eurozone toe te treden.
ECB-president Trichet sprak waardering uit voor de inspanningen van
beide betrokken lidstaten bij het realiseren van de criteria om de
euro in te voeren. Wel waarschuwde hij beide lidstaten om hun
schuldpositie de komende jaren goed in de gaten te houden. Wat betreft
Cyprus stelde Trichet dat er in het geval van een unificatie van het
eiland nog meer economische voordelen uit de invoering van de euro te
realiseren zijn. Vervolgens nam de Raad nota van het
convergentierapport en bekrachtigde het positieve oordeel dat daarin
is vervat. De Raad verwelkomde het Commissievoorstel voor een
Raadsbesluit en droeg de Ecofin-Raad (van as juli) op de betreffende
uitvoeringsbesluiten te nemen.
Extern
De ministers van Buitenlandse zaken vervolgden tijdens hun werkdiner
op 21 juni de bespreking over Kosovo die bij de Razeb op 18 juni jl.
wegens tijdgebrek niet was afgerond. Bij deze bespreking kwamen geen
nieuwe gezichtspunten aan de orde. Nogmaals werd bevestigd dat behoud
van de eenheid van de EU een belangrijke factor blijft ten aanzien van
de totstandkoming van een nieuwe resolutie over Kosovo, waarvoor de
voorstellen van onderhandelaar Ahtisaari die door de SGVN aan de
VN-Veiligheidsraad zijn voorgelegd, het uitgangspunt blijven.
Besproken werd onder meer de thans in New York in bespreking zijnde
mogelijkheid van een resolutie waarmee de betrokken partijen meer tijd
krijgen (120 dagen) om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
Ministers waren het eens dat de eenheid van de Unie temeer belangrijk
is omdat onzeker is of een dergelijke 'grace period' door Pristina en
Belgrado zinvol wordt geacht en Russische steun zal krijgen. Voorkomen
moet worden dat de extra tijd tot ongeduld en onrust onder de
Kosovaren leidt, waardoor de druk op Pristina tot eenzijdig uitroepen
van onafhankelijkheid toeneemt. Evenals bij de Razeb op 18 juni jl.
werd door NL en verschillende andere lidstaten het belang van een
nieuwe resolutie onderstreept als noodzakelijke volkenrechtelijke
basis voor het internationale toezicht, inclusief de voorziene EU-EVDB
missie en ook de aanwezigheid van KFOR.
De voorziene agendapunten EU-Brazilië en EU-Afrika werden door het
Vzschap niet meer aan de orde gesteld. Er zijn wel conclusies
aangenomen over beide onderwerpen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken