Raad van de Europese Unie
11155/07 (Presse 151) 1
RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE
NL
11155/07 (Presse 151)
(OR. en)
PERSMEDEDELING
2811e zitting van de Raad
Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)
Luxemburg, 25 juni 2007
Voorzitter mevrouw Annette Schavan
minister van Wetenschap en Onderwijs van Duitsland
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 2
NL
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
De Raad heeft overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie over een ontwerpverordening
tot oprichting van een Europees Technologisch Instituut.
De Raad heeft conclusies aangenomen over kennisoverdracht en het gebruik van intellectuele
eigendom in de Europese onderzoeksruimte, en over communautaire financieringsinstrumenten
voor onderzoek.
De Raad heeft zonder bespreking aangenomen:
- een verordening ter verlaging van de roamingtarieven voor mobiel telefoneren in de EU;
- een politiek akkoord gericht op de modernisering van het douanewetboek van de EU;
- een resolutie over een nieuwe strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk (2007-2012).
25.VI.2007
1 Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het
betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens.
De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad
http://www.consilium.europa.eu.
Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor
het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde
internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.
11155/07 (Presse 151) 3
NL
INHOUD1
DEELNEMERS ............................................................................................................................ 5
BESPROKEN PUNTEN
EUROPEES TECHNOLOGISCH INSTITUUT.............................................................................. 7
EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE........................................................................................... 9
KENNISOVERDRACHT - Conclusies van de Raad..................................................................... 10
COORDINATIE VAN COMMUNAUTAIRE FINANCIERINGSPROGRAMMA'S VOOR
ONDERZOEK - Conclusies van de Raad...................................................................................... 12
DIVERSEN ................................................................................................................................. 14
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
ONDERZOEK
. Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met Zwitserland................................15
DOUANE-UNIE
. Communautair douanewetboek.......................................................................................................................15
. Tariefcontingenten voor landbouw-, visserij- en industrieproducten..................................................................16
. Werelddouaneorganisatie *..............................................................................................................................16
GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID
. Zimbabwe - Restrictieve maatregelen ..............................................................................................................16
. Liberia - Restrictieve maatregelen....................................................................................................................17
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
. Belastingheffing op inkomsten uit spaargelden - Conclusies van de Raad.........................................................17
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 4
NL
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
. Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen (2007-2013)............................................18
. Financiele voorschriften inzake het Schengeninformatiesysteem (C.SIS) ..........................................................18
. "SIRENE"-handboek - Schengenovereenkomst ................................................................................................18
TELECOMMUNICATIE
. Roamingtarieven ............................................................................................................................................19
VERVOER
. Overeenkomst inzake luchtdiensten met Jordanie.............................................................................................19
. Installatie van spiegels op bestaande vrachtwagens ..........................................................................................20
MILIEU
. Luchtkwaliteit * .............................................................................................................................................21
ENERGIE
. Betrekkingen met Korea .................................................................................................................................22
SOCIAAL BELEID
. Communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk - Resolutie van de Raad.........22
VISSERIJ
. Referentieniveaus van de vissersvloten - afwijkingen voor Bulgarije en Roemenie ...........................................32
TRANSPARANTIE
. Toegang van het publiek tot documenten .........................................................................................................33
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 5
NL
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
mevrouw Fientje MOERMAN vice-minister-president van de Vlaamse regering en
Vlaams minister van Economie, Ondernemen,
Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel
Bulgarije:
de heer Roussi IVANOV plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Tsjechië:
de heer Pavel KOMAREK viceminister van Onderwijs
Denemarken:
de heer Uffe Toudal PEDERSEN permanent secretaris, ministerie van Wetenschap,
Technologie en Ontwikkeling
Duitsland:
mevrouw Annette SCHAVAN minister van Wetenschap en Onderzoek
de heer Frieder MEYER-KRAHMER staatssecretaris, ministerie van Onderwijs en Onderzoek
de heer Thomas RACHEL parlementair staatssecretaris van Onderwijs en Onderzoek
Estland:
de heer Tonis LUKAS minister van Onderwijs en Wetenschappen
Ierland:
de heer Micheal MARTIN minister van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid
Griekenland:
de heer Ioannis TSOUKALAS secretaris-generaal
Spanje:
de heer Cristobal GONZALEZ -ALLER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Frankrijk:
de heer Jean-Pierre JOUYET staatssecretaris, ministerie van Buitenlandse en Europese
Zaken
Italië:
de heer Vincenzo GRASSI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Cyprus:
de heer George CHACALLI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Letland:
mevrouw Baiba RIV.A minister van Onderwijs en Wetenschappen
Litouwen:
mevrouw Virginija B.DIENo viceminister van Onderwijs en Wetenschappen
Luxemburg:
mevrouw Octavie MODERT staatssecretaris van Parlementszaken, staatssecretaris van
Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling,
staatssecretaris van Cultuur, Hoger Onderwijs en
Onderzoek
Hongarije:
de heer Geza EGYED vakstaatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en
Verkeer
Malta:
de heer Censu GALEA minister van Concurrentievermogen en Communicatie
Nederland:
mevrouw Maria Josephina Arnoldina van der HOEVEN minister van Economische Zaken
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 6
NL
Oostenrijk:
de heer Johannes HAHN minister van Wetenschap en Onderzoek
mevrouw Christa KRANZL staatssecretaris, ministerie van Verkeer, Innovatie en
Technologie
Polen:
de heer Olaf GAJL onderstaatssecretaris, ministerie van Wetenschappen en
Hoger Onderwijs
Portugal:
de heer Jose MARIANO GAGO minister van Wetenschappen, Technologie en Hoger
Onderwijs
Roemenië:
de heer Anton ANTON staatssecretaris van Onderzoek, voorzitter van de
Nationale Autoriteit voor wetenschappelijk onderzoek,
ministerie van Onderwijs en Onderzoek
Slovenië:
de heer Jure ZUPAN minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappen en
Technologie
Slowakije:
de heer Jan MIKOLAJ vice-minister-president en minister van Onderwijs en
Wetenschappen
Finland:
de heer Mauri PEKKARINEN minister van Handel en Industrie
Zweden:
de heer Goran HAGGLUND staatssecretaris, ministerie van Ondernemingen, Energie
en Verkeer
Verenigd Koninkrijk:
de heer Malcolm WICKS onderminister van Wetenschappen en Innovatie
Commissie:
de heer Janez POTO.NIK lid
de heer Jan FIGE. lid
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 7
NL
BESPROKEN PUNTEN
EUROPEES TECHNOLOGISCH INSTITUUT
De Raad heeft een gedachtewisseling gehouden en een akkoord bereikt over een algemene
orientatie1 over een ontwerp-verordening tot oprichting van een Europees Technologisch Instituut
(EIT) (11058/07).
Het debat vond plaats tijdens een openbare zitting op basis van een door het voorzitterschap
opgestelde compromistekst met als doel tijdens het komende EU-voorzitterschap in eerste lezing tot
een akkoord te komen met het Europees Parlement.
Volgens het akkoord bedraagt de financiele enveloppe voor de uitvoering met betrekking tot het
ETI in de periode van zes jaar na 1 januari 2008 308,7 miljoen euro.
De algemene aanpak is er een in twee fasen, waarbij in een eerste fase twee a drie initiele kennis- en
innovatiegemeenschappen (KIG'S) zouden worden opgericht, en vervolgens zouden in een tweede
fase nog meer KIG'S en een langetermijnstrategie inzake het EIT worden ontwikkeld, na een
evaluatie van de activiteiten van het EIT. Voor de selectie van initiele KIG'S zal rekening worden
gehouden met beleidsprioriteiten van de EU, zoals hernieuwbare energie en klimaatverandering.
Het EIT zou de meeste van zijn activiteiten uitoefenen via KIG's. Dat zijn partnerschappen tussen
de particuliere sector, de onderzoekswereld en topteams van onderzoekscentra en universiteiten. Zij
zouden een unieke rol vervullen in de Europese onderzoeksruimte omdat ze de drie pijlers van de
kennisdriehoek (onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en innovatie) zouden combineren.
Daardoor zouden zij de nieuwste resultaten van uitstekend basisonderzoek snel in nieuwe
technologieen kunnen omzetten en aldus baanbrekende innovaties op de markt kunnen brengen.
Het akkoord verleent een ruime mate van autonomie aan het EIT en de KIG's in termen van
werking en uitvoering. Tegelijkertijd zullen het Parlement en de Raad politieke sturing op lange
termijn geven, en een strategische innovatieagenda voor toekomstige EIT-activiteiten vaststellen.
1 Er is sprake van een "algemene orientatie" wanneer er een ruime consensus bestaat over de
inhoud van een toekomstige rechtshandeling. Voor een politiek akkoord zijn er dan echter
nog verdere verfijningen nodig.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 8
NL
Het akkoord erkent ook het non-discriminatiebeginsel inzake de toekomstige talenregeling van het
EIT.
De Europese Raad heeft op 22 juni 2007 opgemerkt dat de werkzaamheden in verband met het EIT
goed vorderen. Hij verzocht de Raad om in zijn zitting op 25 juni een algemene orientatie over deze
verordening vast te stellen die mede moet voorzien in adequate financiering conform de begrotingsprocedures
van de Gemeenschap, met de bedoeling voor eind 2007 samen met het Parlement tot een
definitief besluit te komen.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 9
NL
EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE
De Raad heeft van gedachten gewisseld over nieuwe vooruitzichten voor de Europese onderzoeksruimte
(EOR).
De EU-delegaties hebben, op basis van een door het voorzitterschap opgestelde vragenlijst
(10153/07), de volgende aspecten van het Groenboek van de Commissie "De Europese onderzoeksruimte:
nieuwe perspectieven" besproken:
* Onderzoeksinstellingen versterken. Volgens het groenboek komen universiteiten en publieke
onderzoeksorganisaties voor steeds grotere financiele en organisatorische uitdagingen te staan.
De meeste missen kritische massa en hebben moeite om aan de verwachtingen te voldoen.
* Kennis delen. In het groenboek wordt gepleit voor een betere kennisdeling en -benutting in
geheel Europa, door het toegankelijker maken van kennis.
* De internationale dimensie van de EOR. In het groenboek wordt in overweging gegeven dat de
internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking een effectievere bijdrage
moet leveren tot de voornaamste externe beleidsdoelstellingen van de EU.
Het Groenboek (8322/07 + ADD 1) werd afgelopen april uitgebracht, en de onderzoeksministers
van de EU hebben tijdens hun meest recente bijeenkomst op 22 mei de volgende onderwerpen
besproken: de prioriteiten uit het Groenboek, de taakverdeling tussen het nationale en het EUniveau,
de rol en het belang van het moderne fundamenteel onderzoek voor de EOR, vooruitzichten
inzake de uitvoering van een Europese routekaart voor nieuwe onderzoeksinfrastructuren.
Tijdens de afgelopen top op 21/22 juni heeft de Europese Raad de Commissie verzocht begin 2008
met initiatieven te komen voor de follow-up van het Groenboek betreffende de EOR.
Binnen het EOR-concept zijn de volgende elementen verenigd: een Europese interne markt voor
onderzoek, waarbinnen onderzoekers, technologie en kennis vrij kunnen circuleren; effectieve
coordinatie op Europees niveau van landelijke en regionale onderzoeksactiviteiten, -programmafs
en -beleidsmaatregelen; en initiatieven die op Europees niveau worden geimplementeerd en
gefinancierd.
De EOR werd voor het eerst gepresenteerd in januari 2000 (5643/00) en is vervolgens geleidelijk
uitgevoerd via kaderprogramma's voor onderzoek van het EU.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 10
NL
KENNISOVERDRACHT - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"HERINNEREND aan zijn resoluties "over het instellen van een Europese ruimte van onderzoek en
innovatie" van 15 juni 20001, "over de totstandbrenging van de Europese ruimte van onderzoek en
innovatie" van 16 november 20002 en "inzake investeren in onderzoek ten behoeve van de groei en
de concurrentiepositie van Europa" van 22 september 20033; de conclusies van de Raad van 25 en
26 november 2004 over "het toekomstige Europese beleid ter ondersteuning van onderzoek"4; en
zijn conclusies van 4 december 2006 over "Een alomvattende innovatiestrategie: strategische
prioriteiten voor innovatieacties op EU-niveau"5;
MEMOREREND dat het voor het Europees concurrentievermogen van essentieel belang is dat
onderzoeksresultaten met meer succes in innovatie worden omgezet; dat dit succes in hoge mate
afhangt van het op een juiste manier omgaan met de intellectuele eigendomsrechten die ontstaan uit
de Europese en internationale samenwerking van met openbare middelen gefinancierde universiteiten
en onderzoekscentra; dat het weglekken van kennis met het oog op de snel voortschrijdende
mondialisering moet worden voorkomen; dat Europa in deze aangelegenheden tot onderlinge
overeenstemming dient te komen en een gemeenschappelijke gedragscode dient op te stellen; dat
een concrete beschrijving van goede praktijken de randvoorwaarden zal creeren die nodig zijn voor
een betere samenwerking tussen onderzoeksactoren en bedrijfsleven;
DE RAAD
1. VERWELKOMT de mededeling van de Commissie, getiteld "Verbeteren van de kennisoverdracht
tussen onderzoeksinstellingen en industrie binnen Europa: omarmen van open
innovatie . Uitvoering van de Lissabon-agenda"6 en de begeleidende "Voluntary
guidelines for universities and other research institutions to improve their links with
industry across Europe" (niet-bindende richtsnoeren waardoor universiteiten en andere
onderzoeksinstellingen hun banden met het bedrijfsleven Europabreed kunnen verbeteren).
VERWELKOMT de raadpleging over het Groenboek van de Commissie, getiteld "De
Europese onderzoeksruimte: Nieuwe perspectieven"7;
1 PB C 205 van 19.7.2000, blz. 1-3.
2 PB C 374 van 28.12.2000, blz. 1-3.
3 PB C 250 van 18.10.2003, blz. 2-3.
4 Doc. 14687/04 (Presse 323).
5 Doc. 15717/04 (Presse 337).
6 Doc. 8323/07 EDUC 67 RECH 100 COMPET 93.
7 Doc. 8322/07 RECH 99.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 11
NL
2. HEEFT OOG VOOR de kansen die met de voorgestelde beleidslijnen en richtsnoeren
worden geboden en voor de behoefte aan onderlinge Europese overeenstemming over
kennisoverdracht, om te komen tot
i) een betere benutting van de resultaten van uit openbare middelen gefinancierd
onderzoek en
ii) een betere O&O-samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven,
in de vorm van een niet-bindend handvest;
3. IS INGENOMEN MET het werk dat de lidstaten (in het CREST) en belangrijke
betrokkenen tot dusverre daartoe verzet hebben;
4. VERWELKOMT het door het voorzitterschap ontplooide initiatief tot opstelling van een
niet-bindend handvest voor het gebruik van de intellectuele eigendom van openbare
onderzoeksinstellingen1, dat een warm onthaal kreeg van de voor concurrentievermogen
bevoegde ministers tijdens hun informele bijeenkomst van 26 en 27 april 2007 in
Wurzburg, Duitsland;
5. VERZOEKT de Commissie om, uitgaande van een structurele dialoog met de betrokkenen,
voortbouwend op de door de Commissie gepresenteerde beleidslijnen inzake kennisuitwisseling
en rekening houdend met de in de lidstaten ontplooide initiatieven en met de
raadpleging over het groenboek over de Europese onderzoeksruimte, een dergelijk
Europees handvest uit te werken, bestaande in een tot de overheid gerichte aanbeveling en
richtsnoeren voor de betrokkenen. Dit zou het Europese concurrentievermogen ten goede
komen doordat kennis beter benut wordt en het weglekken van kennis wordt voorkomen.
Voorts wordt de Commissie verzocht suggesties aan te dragen om de internationale
samenwerking inzake onderzoek duurzaam te verbeteren door gepaste kennisoverdracht.
Het Europees Handvest voor de intellectuele eigendom zou in navolging van het Europees
Handvest voor Onderzoekers gericht moeten zijn tot al wie bij de besluitvorming
betrokken is en op vrijwillige grondslag moeten functioneren."
1 Doc. 8434/07 RECH 103 EDUC 69 COMPET 98.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 12
NL
COÖRDINATIE VAN COMMUNAUTAIRE FINANCIERINGSPROGRAMMA'S VOOR
ONDERZOEK - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De RAAD
1. GEZIEN zijn resolutie van 28 september 1995 over het CREST waarin het mandaat van
het CREST wordt omschreven als raadgevend orgaan op hoog niveau voor de Europese
Gemeenschap inzake strategische vraagstukken van onderzoeksbeleid, ten dienste van
zowel de Commissie als de Raad1;
2. ERKENNEND dat het verbeteren van synergieen en complementariteit tussen grote
communautaire financieringsprogramma's, ook op het gebied van onderzoek- en
innovatiebeleid evenals regionaal beleid, in het licht van de respectieve doelstellingen
ervan, belangrijk is;
3. in dit verband NOTA NEMEND VAN de conclusies van de Europese Raad van het
voorjaar van 2007, in het bijzonder over versterking van innovatie, onderzoek en
onderwijs2;
4. ERKENNEND dat het CREST een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd met zijn analyse
van de mogelijkheden om het gebruik van het kaderprogramma voor onderzoek en de
structuurfondsen beter te coordineren ter ondersteuning van O&O, IS INGENOMEN met
het richtsnoerendocument en de 14 aanbevelingen die het CREST in zijn 314e vergadering
op 7 mei 2007 heeft aangenomen3;
1 PB C 264 van 11.10.1995, blz. 4-5.
2 Doc. 7224/07.
3 CREST 1203/07.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 13
NL
5. HERHAALT de zes prioritaire gebieden die in de richtsnoeren van het CREST staan:
. strategieen ontwikkelen voor onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie
(OTOI), en governance versterken,
. de OTOI-basis versterken en uitbouwen,
. hoogstaande OTOI-kwaliteit ontwikkelen,
. op Europees en internationaal niveau komen tot samenwerking inzake O&O,
. beter gebruikmaken van O&O resultaten en de economische en maatschappelijke
waarde ervan beter benutten,
. betere communicatie en voorlichting.
6. BENADRUKT het belang van betere communicatie tussen de betrokkenen bij het
kaderprogramma en de structuurfondsen, en van een betere, gemakkelijk te verkrijgen en
gerichte voorlichting over de mogelijkheden die deze instrumenten bieden;
7. VERZOEKT de lidstaten om de richtsnoeren, op basis van vrijwilligheid, op nationaal en
regionaal niveau toe te passen; SPOORT de beleidsmakers AAN om de richtsnoeren wijd
te verspreiden op de gebieden waarop zijn verantwoordelijk zijn; PRIJST het voornemen
van de Commissie om een mededeling te doen uitgaan over Europese Regio's die dankzij
onderzoek en innovatie concurrerend zijn.
8. ONDERSCHRIJFT de gedachte dat het elan, dat met de aanneming van het zevende
kaderprogramma is ingezet, moet worden benut en dat dit onderwerp verdere besprekingen
verdient en vervolgactiviteiten op Europees, nationaal en regionaal niveau, bijvoorbeeld
middels gekwalificeerde instanties zoals het CREST, het Coordinatiecomite voor de
Fondsen (COCOF), de Europese Adviesraad voor Onderzoek (EURAB), met een rol voor
het Comite van de regio's en deskundigen van regionaal beleid, onderzoek en innovatie;
BENADRUKT het bijzondere belang van vervolgdebatten en -activiteiten aangaande de
ontwikkeling van OTOI-strategieen en de versterking van de governance en de
ontwikkeling van hoogstaande OTOI-kwaliteit in deze context; IS VOORNEMENS om in
het licht van nieuwe ontwikkelingen op dit onderwerp terug te komen."
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 14
NL
DIVERSEN
De Raad heeft nota genomen van informatie met betrekking tot:
* Een ontwerp-verordening van de Commissie inzake het gezamenlijk technologie-initiatief "Clean
Sky" (10148/07).
* Een ontwerp-verordening inzake het gezamenlijk technologie-initiatief "ENIAC" op het gebied
van nano-elektronica.
* Een ontwerp-beschikking over de deelneming van de Gemeenschap aan een onderzoeks- en
ontwikkelingsprogramma dat de levenskwaliteit van ouderen beoogt te verbeteren door middel
van het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieen, dat door verschillende
lidstaten is opgezet (10959/07).
* Voorbereidingen voor een toekomstig voorstel van de Commissie over het artikel 169-initiatief
"Euro STARS".
* Resultaat van de eerste Euromediterrane ministeriele conferentie inzake onderwijs en onderzoek
in Cairo (Egypte) op 18 juni 2007 (10154/07).
* De stand van zaken inzake een ontwerp-richtlijn wat betreft de beperking van het op de markt
brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen.
* Het werkprogramma over het concurrentievermogen van de EU van het komende Portugese
voorzitterschap.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 15
NL
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
ONDERZOEK
Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met Zwitserland
De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende de ondertekening van de overeenkomst inzake
wetenschappelijke en technologische samenwerking met Zwitserland, met als doel dit land te
betrekken bij het 7e kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (10421/07).
De overeenkomst is erop gericht de wetenschappelijke en technologische samenwerking met dit
land uit te breiden en bij te dragen tot zijn verdere integratie in de Europese onderzoeksruimte. Zij
wordt voorlopig van toepassing op 1 januari 2007, in afwachting van de definitieve sluiting op een
latere datum.
De overeenkomst is vandaag in de marge van de Raad ondertekend door mevrouw
Annette Schavan, minister van Wetenschap en Onderwijs van Duitsland en zittend voorzitter van de
EU-Raad; door de heer Janez Poto.nik, commissaris van Wetenschap en Onderzoek; en door de
heer Pascal Couchepin, lid van de Zwitserse Bondsraad.
DOUANE-UNIE
Communautair douanewetboek
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-verordening voor het moderniseren
van het douanewetboek (10911/07).
De ontwerp-verordening, die gericht is op de uitvoering van het Lissabon-programma voor de
totstandbrenging van groei en werkgelegenheid in de EU, moet het bestaande douanewetboek van
de Gemeenschappen van 1992 vervangen teneinde de douaneregelingen in de EU aan te passen aan
veranderingen in het internationale handelsklimaat .
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 16
NL
Het gemoderniseerde wetboek pakt een aantal problemen aan zoals de noodzakelijke elektronische
omgeving, vereenvoudiging van de douanevoorschriften en het evoluerende takenpakket van de
douaneautoriteiten. Het is gericht op de vereenvoudiging van de wetgeving en de administratieve
procedures, zowel voor de douaneautoriteiten als voor de handelaars.
(meer details in persmededeling 11021/07).
Tariefcontingenten voor landbouw-, visserij- en industrieproducten
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2505/96
betreffende de opening en de wijze van beheer van autonome communautaire tariefcontingenten
voor bepaalde landbouw- en industrieproducten (9825/07).
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/96
houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief
voor bepaalde industrie-, landbouw- en visserijproducten (9826/07).
Werelddouaneorganisatie *
De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij de Gemeenschap tijdelijke, aan het voorlopige
lidmaatschap van de Werelddouaneorganisatie verbonden, rechten en plichten worden verleend, in
afwachting van de definitieve toetreding van de Gemeenschap tot deze organisatie (10764/1/07 +
10766/07 ADD 1).
GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID
Zimbabwe - Restrictieve maatregelen
De Raad heeft een besluit aangenomen tot wijziging van de lijst van personen uit Zimbabwe aan
wie beperkende maatregelen worden opgelegd (9521/07).
Dit besluit strekt tot uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB, waarbij de
tegoeden van personen die zich schuldig maken aan activiteiten die de democratie, de eerbiediging
van de mensenrechten en de rechtsstaat in Zimbabwe ernstig aantasten, worden bevroren en zij een
visumverbod opgelegd krijgen.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 17
NL
Ingevolge het recente geweld van de regering van Zimbabwe tegen aanhangers van de oppositie en
de specifieke rol van de politie bij deze gebeurtenissen, worden de namen van de ondercommissaris
van politie, bevoegd voor de openbare orde, en de hoofd-ondercommissaris van politie, bevoegd
voor Harare, toegevoegd aan de lijst.
Liberia - Restrictieve maatregelen
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 234/2004
betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Liberia (9862/1/07).
Naar aanleiding van de aanneming van Resolutie 1753 (2007) van de VN-Veiligheidsraad tot
beeindiging van het verbod op de invoer uit Liberia van ruwe diamanten, worden de bepalingen van
Verordening nr. 234/2004 betreffende dit verbod krachtens de verordening met terugwerkende
kracht ingetrokken, en wel met ingang van 27 april 2007.
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
Belastingheffing op inkomsten uit spaargelden - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad is ingenomen met de twee werkdocumenten van de Commissiediensten van 22 mei 2007
over de functionele en technische specificaties voor de uitwisseling van informatie uit hoofde van
Richtlijn 2003/48/EG. Deze specificaties, die in het kader van de Groep administratieve
samenwerking op het gebied van directe belastingen van de Commissie zijn opgesteld, strekken
ertoe om vanaf 2008 de herziene versie van het standaardmodel voor de uitwisseling van informatie
te gebruiken, en aldus de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie over de belastingheffing op
inkomsten uit spaargelden te vergemakkelijken.
De Raad erkent dat het gebruik van het herziene standaardmodel voor de uitwisseling van
informatie in de door de Raad op 12 december 2005 overeengekomen vorm een correcte toepassing
zal waarborgen van artikel 4, lid 2, en van artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG, dat in voorkomend
geval in automatische uitwisseling van gegevens over rentebetalingen voorziet.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 18
NL
De Raad bevestigt zijn instemming met de functionele en technische specificaties voor het gebruik
van het herziene standaardmodel vanaf 2008, die respectievelijk in document 9786/07 FISC 80 en
document 9785/07 FISC 79 zijn opgenomen, en met het gebruik van CCN-mail 2 als kanaal voor de
uitwisseling van gegevens na het einde van 2007, en neemt nota van de verklaring van de
Commissie in document 15306/05."
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen (2007-2013)
De Raad heeft een beschikking aangenomen tot oprichting van het Europees Fonds voor de
integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het
algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen". (16923/06)
De algemene doelstelling van het fonds is ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om
onderdanen van derde landen met een andere economische, sociale, culturele, religieuze, taal- of
etnische achtergrond in de gelegenheid te stellen te voldoen aan de voorwaarden voor verblijf en
hun integratie in de Europese samenleving te vergemakkelijken.
Financiële voorschriften inzake het Schengeninformatiesysteem (C.SIS)
De Raad heeft een besluit aangenomen tot aanpassing van het financieel reglement betreffende de
kosten voor de installatie en exploitatie van het Schengeninformatiesysteem (C.SIS) voor 2007
(9950/07).
"SIRENE"-handboek - Schengenovereenkomst
De Raad heeft een besluit aangenomen houdende derubricering van gedeelten van het SIRENEhandboek
die zijn aangenomen door het bij de uitvoeringsovereenkomst van Schengen van 1990
ingestelde Uitvoerend Comite (9952/07).
"SIRENE" is een acronym voor Supplementary Information REquest at the National Entry (verzoek
om aanvullende informatie bij het nationale deel).
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 19
NL
TELECOMMUNICATIE
Roamingtarieven
De Raad heeft een verordening aangenomen betreffende roaming op publieke mobiele netwerken
binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk
regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (PE-CONS 3624/07).
De verordening wordt op 29 juni 2007 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de EU, en treedt
een dag later in werking.
Doel van de verordening is ervoor te zorgen dat de gebruikers van publieke mobiele telefoonnetten,
wanneer zij door de Gemeenschap reizen, geen buitensporige prijzen betalen voor roaming voor
uitgaande en inkomende oproepen.
(Zie voor nadere bijzonderheden Persmededeling 10492/07.)
VERVOER
Overeenkomst inzake luchtdiensten met Jordanië
De Raad heeft een besluit aangenomen tot goedkeuring van de ondertekening en de voorlopige
toepassing van een overeenkomst tussen de EU en Jordanie inzake bepaalde aspecten van
luchtdiensten.
Deze overeenkomst is het resultaat van onderhandelingen in het kader van een mandaat waarbij de
Commissie met ieder derde land kan onderhandelen om de bestaande bilaterale luchtvaartovereenkomsten
van de lidstaten met dat land in overeenstemming te brengen met de
communautaire wetgeving.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 20
NL
Installatie van spiegels op bestaande vrachtwagens
De Raad heeft een richtlijn aangenomen betreffende de installatie van spiegels op bestaande in de
Gemeenschap geregistreerde vrachtwagens (PE-CONS 3620/07).
De richtlijn zal van toepassing zijn op vrachtwagens die na 1 januari 2000 zijn geregistreerd. De
lidstaten moeten de richtlijn uiterlijk op 31 maart 2009 omzetten en uitvoeren.
De richtlijn is gericht op verbetering van de veiligheid van zwakke weggebruikers zoals
voetgangers, fietsers en motorrijders, die in hoge mate zijn blootgesteld aan de gevaren die het
gevolg zijn van de zijdelingse dode hoek aan de passagierszijde van vrachtwagens.
De Commissie schat dat door de montage van dodehoekspiegels op bestaande vrachtwagens tussen
nu en 2020 op de Europese wegen meer dan 1200 levens kunnen worden gespaard. De huidige
kosten van de montage van spiegels op bestaande vrachtwagens zouden in principe geen zware
financiele belasting vormen en worden op 100 a 150 euro geschat.
Deze richtlijn is een tijdelijke maatregel die ten doel heeft het indirecte gezichtsveld van bestaande
vrachtwagens te verbeteren. Op grond van de bestaande Richtlijn 2003/97/EG moeten nieuwe
vrachtwagens vanaf 2006/2007 met betere spiegels worden uitgerust. Krachtens deze richtlijn
moeten nieuwe vrachtwagens van meer dan 3,5 ton vanaf 2007 worden uitgerust met dodehoekspiegels.
Deze wetgevingsmaatregel is echter niet van toepassing op bestaande vrachtwagens. Dit
betekent dat 5 miljoen vrachtwagens die thans in de EG rondrijden niet onder Richtlijn 2003/97/EG
zullen vallen. Derhalve stelt de Commissie voor de montage van dergelijke spiegels uit te breiden
tot het bestaande vrachtwagenpark.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 21
NL
MILIEU
Luchtkwaliteit *
De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid1 een gemeenschappelijk standpunt over de
ontwerp-richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa vastgesteld
(16477/06, 10388/07 ADD 1 REV 2).
De tekst zal met het oog op de tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure naar het
Europees Parlement worden gestuurd.
De ontwerp-richtlijn beoogt de bestaande wetgeving inzake luchtkwaliteit in een richtlijn op te
nemen, met twee nieuwe elementen:
* bepalingen inzake fijne zwevende deeltjes (PM2,5), teneinde de laatste ontwikkelingen op het
gebied van de volksgezondheid en de wetenschap in de richtlijn te integreren;
* de mogelijkheid om tijdelijk van de bestaande en toekomstige grenswaarden af te wijken; die
afwijkingen mogen alleen onder strikte voorwaarden worden toegestaan en de lidstaten zijn
verplicht specifieke luchtkwaliteitsplannen op te stellen en passende maatregelen te nemen om
ervoor te zorgen dat deze plannen ook worden nageleefd.
Het gemeenschappelijk standpunt wijzigt het Commissievoorstel op de volgende punten:
* een niet-bindende streefwaarde voor PM2,5 in 2010 die in 2015 door een bindende streefwaarde
zal worden vervangen (25ag/m3 voor zowel de streefwaarde als de grenswaarde);
* de mogelijkheid tot uitstel voor het bereiken van de grenswaarde voor PM10 tot drie jaar na de
inwerkingtreding van de richtlijn;
1 De Nederlandse en de Poolse delegatie stemden tegen; de Zweedse delegatie onthield zich.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 22
NL
* de mogelijkheid tot uitstel van de termijnen voor stikstofdioxide (NO2) en benzeen met
maximaal vijf jaar (tot 1 januari 2015);
* het beginsel dat grenswaarden overal gelden, maar dat op sommige locaties de naleving ervan
niet moet worden getoetst.
De Raad heeft in eerste lezing1 de helft van de amendementen van het Europees Parlement
overgenomen.
ENERGIE
Betrekkingen met Korea
De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen
te voeren over verlenging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
(Euratom) en de Organisatie voor energieontwikkeling op het Koreaanse schiereiland
(KEDO).
SOCIAAL BELEID
Communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk - Resolutie
van de Raad
De Raad heeft de volgende resolutie aangenomen:
"DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op de mededeling van de Commissie van 21 februari 2007 inzake de verbetering van de
arbeidskwaliteit en -productiviteit: een communautaire strategie 2007-2012 voor de gezondheid en
veiligheid op het werk, die deel uitmaakt van een van de doelstellingen van de Europese Sociale
Agenda,
1 13189/06.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 23
NL
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Op basis van artikel 137 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is
een aanzienlijke hoeveelheid communautaire wetgeving inzake veiligheid en gezondheid
op het werk aangenomen.
(2) De kwaliteit van arbeid omvat niet alleen een belangrijke menselijke, maar ook een
economische dimensie, en de lidstaten in de Lissabonstrategie hebben erkend dat een
beleid inzake gezondheid en veiligheid een belangrijke bijdrage levert aan economische
groei en werkgelegenheid.
(3) Het Europees sociaal model is gebaseerd op goede economische prestaties, op een hoog
niveau van sociale bescherming en onderwijs, alsmede op de sociale dialoog, en houdt
derhalve de verbetering van de kwalitatieve aspecten van het werk in, met name wat de
gezondheid en de veiligheid op het werk betreft.
(4) De EU moet het concurrentievermogen van de ondernemingen in het licht van de
demografische ontwikkelingen versterken, met inachtneming van de conclusies van de
Europese Raad van 23 en 24 maart 2001 in Stockholm, de Europese Raad van 15 en
16 maart 2002 in Barcelona en de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 in Brussel.
(5) De nieuwe communautaire strategie moet verdere vooruitgang aanmoedigen door voort te
bouwen op de dynamiek van de vorige communautaire strategie 2002-2006 voor de
gezondheid en veiligheid op het werk, die stoelde op een brede aanpak van welzijn op het
werk en heeft geleid tot nieuwe impulsen voor het preventiebeleid en tot aanzienlijke
verbeteringen.
(6) De uitvoering van de bestaande wetgeving blijft een van de belangrijkste verplichtingen
voor alle lidstaten om de totstandbrenging van een gezonde en veilige werkomgeving te
stimuleren.
(7) De cijfers voor arbeidsongevallen en het voorkomen van beroepsziekten, die per lidstaat
verschillen, zijn in absolute termen in sommige sectoren en voor sommige categorieen
werknemers nog steeds te hoog, en het is derhalve belangrijk dat deze situatie met de
nieuwe strategie wordt verholpen,
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 24
NL
HEEFT DE VOLGENDE RESOLUTIE AANGENOMEN:
I.
1. De Raad neemt nota van het standpunt van de Commissie dat met het oog op een
permanente, duurzame en consequente vermindering van arbeidsongevallen en beroepsziekten,
de betrokken actoren een reeks doelstellingen moeten nastreven, waaronder:
a) verhoogde aandacht voor de uitvoering van communautaire wetgeving;
b) bevordering van de naleving van communautaire wetgeving, met name in
zogenaamde risicosectoren en -ondernemingen en voor de kwetsbaarste categorieen
werknemers;
c) aanpassing van het rechtskader aan veranderingen op de arbeidsplaats en vereenvoudiging
ervan;
d) bevordering van de ontwikkeling en uitvoering van nationale strategieen;
e) totstandbrenging van een algemene cultuur waarin groot belang wordt gehecht aan
preventieve gezondheidszorg en risicopreventie, door veranderingen in het gedrag
van werknemers aan te moedigen, en tegelijkertijd de werkgevers ertoe aan te zetten
om voor gezondheidsgerichte benaderingen te kiezen;
f) de laatste hand te leggen aan de methoden om nieuwe potentiele risico's in kaart te
brengen en te evalueren;
g) de uitvoering van de communautaire strategie te beoordelen;
h) bevordering van de gezondheid en veiligheid op het werk op internationaal niveau.
2. De Raad wijst op het oordeel van de Commissie dat er voor de verwezenlijking van deze
doelstellingen verder werk moet worden gemaakt van een algemene aanpak, waarbij
rekening wordt gehouden met de volgende actiegebieden:
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 25
NL
a) De prioriteit in de nationale strategieen moet liggen bij de uitvoering van een reeks
acties die ervoor zorgen dat de wetgeving goed wordt nageleefd, met name in het
MKB en in de risicosectoren:
. de lokale verspreiding van goede praktijken;
. opleiding en onderwijs;
. de ontwikkeling van eenvoudige hulpmiddelen en richtsnoeren;
. een betere toegang tot preventiediensten van hoge kwaliteit;
. passende financiele en personele middelen voor de arbeidsinspecties;
. het gebruik van economische stimuleringsmaatregelen op nationaal en
communautair niveau.
In deze strategieen moeten in voorkomend geval, en overeenkomstig de nationale
prioriteiten en omstandigheden, met name de demografische ontwikkeling, de preventieve
doeltreffendheid van het gezondheidstoezicht, de rehabilitatie en herintegratie van
werknemers, een betere en doeltreffender handhaving en de versterking van de samenhang
in het beleid aan bod komen.
b) Met nationale strategieen moet worden getracht meetbare doelstellingen vast te
stellen voor het terugdringen van arbeidsongevallen en beroepsziekten voor bepaalde
categorieen van werknemers en types van bedrijven en/of sectoren.
c) De verbetering van het bestuurlijke en institutionele regelgevingskader blijft een
belangrijke prioriteit op nationaal en communautair niveau, en evaluatie moet hierbij
een belangrijke rol spelen.
d) De samenhang van de betrokken beleidsterreinen, zoals volksgezondheid en werkgelegenheid,
met het beleid voor gezondheid en veiligheid op het werk moet worden
versterkt.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 26
NL
e) Er moet meer onderzoek worden verricht naar nieuwe en bestaande risico's op de
werkplek op gebieden als
. psychosociale klachten en aandoeningen van het bewegingsapparaat,
. gevaarlijke stoffen, risico's voor de voortplanting en risico's ten gevolge van
nieuwe technologieen, bijvoorbeeld nanotechnologieen,
. risico's die te wijten zijn aan nieuwe organisatievormen van het arbeidsproces,
en
. het beheer van de gezondheid en veiligheid,
. met inachtneming van genderaspecten.
f) De werkplek moet zo worden ingericht dat de inzetbaarheid van werknemers
gedurende hun hele beroepsleven wordt gewaarborgd. Tegelijkertijd moet de werkplek
worden aangepast aan de individuele behoeften van oudere en gehandicapte
werknemers.
g) Wijzigingen in gedragspatronen met betrekking tot veiligheid en gezondheid op het
werk moeten worden aangemoedigd op alle onderwijsniveaus en op alle gebieden.
h) Er moeten verder nieuwe instrumenten worden ontwikkeld om de vorderingen en
inspanningen van alle actoren, zowel op nationaal als op Europees niveau, te meten,
met name door gebruik te maken van de methode van het scorebord.
i) De internationale samenwerking moet worden opgevoerd en er moet verder actief
worden samengewerkt met de Internationale Arbeidsorganisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie
en andere internationale organisaties.
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 27
NL
II.
De Raad:
1. is ingenomen met de mededeling van de Commissie over haar nieuwe communautaire
strategie 2007-2012 voor de gezondheid en veiligheid op het werk;
2. is van mening dat die mededeling een nuttig kader biedt om op communautair niveau op
doeltreffende wijze uitvoering te blijven geven aan artikel 137 van het EG-Verdrag;
3. deelt het standpunt van de Commissie dat door gezondheid en veiligheid op het werk niet
alleen het leven en de gezondheid van de werknemers wordt beschermd en hun motivatie
wordt verhoogd, maar dat hierdoor tevens een essentiele bijdrage wordt geleverd om het
concurrentievermogen en de productiviteit van het bedrijfsleven te verbeteren en de
socialezekerheidsstelsels betaalbaar te houden door de sociale en economische kosten als
gevolg van arbeidsongevallen, incidenten op het werk en beroepsziekten terug te dringen;
4. benadrukt dat collectieve beschermingsmaatregelen en de bestrijding van risico's bij de
bron fundamentele preventiebeginselen zijn;
5. is van oordeel dat het communautaire beleid inzake gezondheid en veiligheid op het werk,
dat stoelt op een brede aanpak van welzijn op het werk, ten doel moet hebben arbeidsongevallen
en beroepsziekten op permanente, duurzame en consequente wijze te
verminderen;
6. steunt de Commissie bij haar streven om de incidentie van arbeidsongevallen op communautair
niveau met 25% te verlagen, rekening houdend met de ervaringen, de omstandigheden
en de mogelijkheden van de lidstaten;
7. benadrukt dat:
a) het belang moet worden erkend van goede arbeidsomstandigheden en de daaraan ten
grondslag liggende beginselen, d.w.z. werknemersrechten en medezeggenschap,
gelijke kansen, bescherming van veiligheid en gezondheid en een gezinsvriendelijke
organisatie van het werk;
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 28
NL
b) rekening dient te worden gehouden met nieuwe uitdagingen zoals demografische
ontwikkelingen en de vergrijzing van de beroepsbevolking, nieuwe ontwikkelingen
in de werkgelegenheid en nieuwe en toenemende migrantenstromen naar en binnen
Europa;
c) voor een modern en effectief rechtskader voor gezondheid en veiligheid op het werk
moet worden gezorgd;
. een deugdelijke uitvoering van communautaire wetgeving moet worden
gewaarborgd;
. de communautaire wetgeving moet worden vereenvoudigd zonder het reeds
bestaande niveau van bescherming te verlagen;
. de communautaire wetgeving moet worden aangepast aan veranderingen op de
werkplek;
d) de betrokkenen meer bewust moeten worden gemaakt van de noodzaak van
rehabilitatie en herintegratie van werknemers die als gevolg van een arbeidsongeval,
een beroepsziekte of een handicap lang niet hebben kunnen werken;
e) er aanvullende inspanningen, met inbegrip van economische stimulansen, moeten
worden geleverd teneinde gedragspatronen te veranderen met het oog op een meer
participatief, geintegreerd beheer van gezondheid en veiligheid in ondernemingen;
f) het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk moet
worden verzocht de uitwisseling van informatie en goede praktijken te bevorderen en
om middels zijn risicowaarnemingspost hoogkwalitatieve gegevens te verstrekken
over de specifieke uitdagingen. Er dient meer aandacht te worden besteed aan de
ruimere sociaal-economische ontwikkelingen en invloeden;
8. verzoekt de lidstaten om:
a) in samenwerking met de sociale partners samenhangende nationale veiligheids- en
gezondheidsstrategieen op te zetten en uit te voeren die aangepast zijn aan de
nationale situaties, en, waar nodig, met meetbare doelstellingen voor het verder
terugdringen van het aantal arbeidsongevallen en het voorkomen van beroepsziekten,
in het bijzonder in de sectoren waar de cijfers boven het gemiddelde liggen;
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 29
NL
b) de nationale stelsels voor sociale bescherming en gezondheidszorg, waar nodig, een
actievere rol toe te kennen bij de verbetering van de preventie en bij de rehabilitatie
en reintegratie van werknemers;
c) de mogelijkheden van het communautair programma voor werkgelegenheid en
maatschappelijke solidariteit (PROGRESS), het Europees Sociaal Fonds en andere
Gemeenschapsfondsen voor de bevordering van de communautaire strategie te
bestuderen;
d) nationale onderzoekscentra aan te moedigen informatie uit te wisselen en op
nationaal en Europees niveau samen te werken aan hun programma's, met aandacht
voor het oplossen van problemen en het onverwijld overdragen van resultaten naar
de ondernemingen, in het bijzonder MKB-ondernemingen;
e) bewustmaking te bewerkstelligen door de voorlichting, opleiding en participatie van
werknemers te verbeteren, door eenvoudige richtsnoeren te verstrekken, met name
voor kleine ondernemingen, en door voorbeelden van goede praktijken te analyseren
en te verspreiden, met name door netwerking van de betrokkenen op lokaal niveau;
f) een systematische benadering van welzijn op het werk te stimuleren door middel van
initiatieven voor de kwaliteit van de arbeid door met name, gezondheid en veiligheid,
een leven lang leren en gendervraagstukken te integreren in het bedrijfsbeheer en alle
onderwijsniveaus;
g) voor een betere en doeltreffender handhaving in alle lidstaten te zorgen en passende
maatregelen te nemen om te voorzien in adequate middelen voor de arbeidsinspecties;
h) de in 2003 aangenomen algemene strategie van de IAO op het gebied van gezondheid
en veiligheid op het werk met alle passende middelen verder uit te voeren;
i) bijzondere aandacht te besteden aan nieuwe ontwikkelingen in de werkgelegenheid,
zoals de toename van de zelfstandige arbeid, uitbesteding, onderaanneming,
migrerende werknemers en gedetacheerde werknemers;
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 30
NL
9. verzoekt de Commissie om:
a) de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren door passende maatregelen te
nemen met betrekking tot veranderingen in de arbeidswereld;
b) te zorgen voor een betere samenwerking met en tussen verschillende organisaties en
comites, zoals het Raadgevend Comite voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats,
het Comite van Hoge Arbeidsinspecteurs, het Europees Agentschap voor de
veiligheid en de gezondheid op het werk en de Europese Stichting tot verbetering van
de levens- en arbeidsomstandigheden, en bij de ontwikkeling van nieuw beleid en
nieuwe wetgeving op dit gebied rekening te houden met de door die organisaties
verstrekte informatie en met standpunten van de comites;
c) te blijven toezien op en steun te blijven verlenen bij de uitvoering van wetgeving in
alle lidstaten;
d) samen met het Raadgevend Comite voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats
en de sociale partners leidraden op te stellen over de wijze waarop richtlijnen
moeten worden uitgevoerd, met name voor het MKB;
e) de coordinatie met andere communautaire beleidsterreinen te verbeteren, met name
inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van arbeidsmiddelen en
chemische producten en inzake volksgezondheid, onderwijs en bestrijding van
discriminatie;
f) de uitwisseling van opvattingen en ervaringen met betrekking tot nationale
strategieen in het Raadgevend Comite voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats
aan te moedigen;
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 31
NL
g) middels steun aan het Raadgevend Comite voor veiligheid en gezondheid op de
arbeidsplaats de uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van
12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van
de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk1
te verbeteren met betrekking tot de kwaliteit, het bereik en de toegankelijkheid van
de preventiediensten;
h) in nauwe samenwerking met het Raadgevend Comite voor veiligheid en gezondheid
op de arbeidsplaats een gemeenschappelijke methode voor de beoordeling van de
richtlijnen inzake veiligheid en gezondheid op het werk op te stellen, en de inspanningen
op te voeren om het bestuursrechtelijke kader verder te verbeteren en te vereenvoudigen,
met inachtneming van het door de Europese Raad op 8 en 9 maart 2007
te Brussel genoemde streefcijfer en de activiteiten van de Commissie ter beperking
van de administratieve lasten, zonder daarbij het reeds bestaande niveau van
bescherming te verlagen, en met voldoende aandacht voor de behoeften van microondernemingen
in verband met de uitvoering van deze wetgeving;
i) ervoor te zorgen dat eventuele uit hoofde van deze strategie voorgestelde nieuwe
wetgeving de door de Europese Raad van Brussel van 8 en 9 maart 2007 benadrukte
beginselen van betere regelgeving eerbiedigt en dus in voorkomend geval van een
doeltreffende effectbeoordeling vergezeld gaat;
(j) samen met het Raadgevend Comite voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats
na te gaan hoe werkgevers kunnen samenwerken ingeval verscheidene onderaannemingsniveaus
naast elkaar op dezelfde arbeidsplaats aanwezig zijn;
(k) met de wetgevingsautoriteiten samen te werken bij de opstelling van een passend
Europees statistisch systeem op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk,
dat rekening houdt met de verschillende nationale systemen en geen aanvullende
administratieve lasten met zich meebrengt;
1 PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van
het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 32
NL
10. verzoekt de sociale partners om:
a) initiatieven in het kader van de sectoriele sociale dialoog te ontplooien en ervoor te
zorgen dat de werknemersvertegenwoordigers meer mogelijkheden krijgen om deel
te nemen aan het systematisch beheer van de beroepsrisico's;
b) een actieve rol te vervullen bij de verspreiding van de grondbeginselen van deze
nieuwe strategie op Europees, nationaal, regionaal en ondernemingsniveau;
c) actief samen te werken met hun nationale autoriteiten bij de ontwikkeling en
toepassing van nationale gezondheids- en veiligheidsstrategieen op het werk;
d) op de werkplek de correcte toepassing van de beginselen ter preventie van arbeidsrisico's
te stimuleren en algemeen ingang te doen vinden;
e) te blijven onderhandelen over de voorkoming van geweld en pesterijen op het werk,
en rekening te houden met de beoordeling van de uitvoering van de Europese kaderovereenkomst
inzake werkgerelateerde stress;
f) de technische bijstand en opleiding aan werknemersvertegenwoordigers met gezondheids-
en veiligheidsverantwoordelijkheden, en aan werkgevers, in het bijzonder het
MKB, zowel op nationaal als op communautair niveau te verbeteren."
VISSERIJ
Referentieniveaus van de vissersvloten - afwijkingen voor Bulgarije en Roemenië
De Raad heeft een verordening aangenomen waarbij aan Bulgarije en Roemenie een afwijking
wordt toegestaan van enkele bepalingen van Verordening (EG) nr. 2371/2002 met betrekking tot de
referentieniveaus van de vissersvloten (9022/07).
25.VI.2007
11155/07 (Presse 151) 33
NL
In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad inzake de instandhouding en de
duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is
bepaald dat voor de vloot van elke lidstaat referentieniveaus moeten worden vastgesteld, gelijk aan
de som van de doelstellingen van het meerjarig orientatieprogramma 1997-2002 voor elk segment.
Aangezien Roemenie en Bulgarije geen doelstellingen hebben die overeenkomen met deze
referentieperiode, wordt deze twee nieuwe lidstaten een afwijking van deze verplichting verleend.
De verordening is met ingang van 1 januari 2007 van toepassing.
TRANSPARANTIE
Toegang van het publiek tot documenten
De Raad heeft het antwoord op confirmatief verzoek 11/c/02/07 (10079/07) aangenomen.
P E R S
We t s t r a a t 1 7 5 B . 1 0 4 8 B R U S S E L T e l . : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 / 6 3 1 9 F a x : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 8 0 2 6
press.office@consilium.europa.eu http://www.consilium.europa.eu/Newsroom