Hogere schikkingen buitenlandse bedrijven met notering in VS
25.06.2007 / 17:31 / Rubriek: Economie / Organisatie: Pwc
Pwc
http://www.pwc.com/nl
Het aantal class actions onder buitenlandse ondernemingen nam opnieuw af in 2006
Het totale overeengekomen schikkingsbedrag steeg echter naar USD 2,4 miljard
Buitenlandse toezichthouders kopiëren strenge Amerikaanse aanpak
Het aantal collectieve aanklachten dat in 2006 in de Verenigde Staten is ingediend tegen
buitenlandse ondernemingen welke genoteerd staan aan een Amerikaanse beurs, is ten
opzichte van 2005 met bijna één derde afgenomen. De totale waarde van alle
overeengekomen schikkingen steeg echter met 85,2% van USD 1,35 miljard in 2005 naar USD
2,4 miljard in 2006. Dat blijkt uit de vandaag in Nederland gepubliceerde 'Securities
Litigation Study 2006' van PricewaterhouseCoopers (PwC). 'We zien vooral dat het
gemiddelde schikkingsbedrag explosief stijgt', zegt Hans Winters, managing partner bij de
securities litigationpraktijk van PwC.
In 2006 werden er in de Verenigde Staten 13 collectieve aanklachten tegen buitenlandse
ondernemingen ingediend tegen 19 aanklachten in 2005 en 30 in het recordjaar 2004. De
bekendmaking van deze onderzoeksresultaten valt samen met de pogingen van de Amerikaanse
Securities and Exchange Commission (SEC) om buitenlandse aandelenemissies te stimuleren
en het uitschrijvingsproces te versoepelen om zo meer flexibiliteit te bieden aan
bedrijven die van plan zijn zich op de Amerikaanse markt te registreren. Van de in de VS
ruim 9.500 beursgenoteerde ondernemingen zijn er zo'n 400 in Europa geregistreerd. Zij
moeten voldoen aan steeds stringentere en explicietere Amerikaanse wet- en regelgeving
als het gaat om maatregelen om fraude en corruptie tegen te gaan.
Hans Winters constateert dat de actieve en hardere benaderingen en methodieken van de
Amerikaanse beurstoezichthouder SEC langzamerhand gekopieerd gaan worden door andere
toezichthouders. Zo werd begin dit jaar in Nederland de Wet Financieel Toezicht van
kracht, en onderzocht de AFM in 2005 reeds een kwart meer fraudedossiers. 'Maar
vooralsnog is de Amerikaanse aanpak van managementfraude veel steviger en liggen boetes
en procedurekosten substantieel hoger', zegt Winters, die een verband ziet tussen de
kostbare procedures en de afname van de populariteit van Amerikaanse beurzen. 'De
stijging in nieuwe noteringen aan Europese beurzen als die van Londen is mogelijk deels
te wijten aan de alsmaar stijgende kosten van Amerikaanse collectieve gerechtelijke
procedures welke vaak meer dan USD 100 miljoen bedragen. Gecombineerd met de strenge en
relatief dure financiële verslaggevingsvereisten van de SEC op grond van de
Sarbanes-Oxley wetgeving maakt het dat ondernemingen vaker niet-Amerikaanse beurzen
overwegen.'
In 2006 ging het grootste deel van het aantal rechtszaken tegen buitenlandse ondernemingen
om boekhoudkundige kwesties, een terugkeer naar de trend van vóór 2005. Het
aantal zaken dat om boekhoudkundige kwesties ging was goed voor 77% van de ingediende
aanklachten, een stijging van 43% in vergelijking met 2005. De aangespannen rechtszaken
betroffen verschillende sectoren zoals verzekeraars, banken, elektronicaondernemingen,
farmaceuten, nutsbedrijven en olie- en gasbedrijven.
Over het algemeen betroffen de beschuldigingen aan het adres van buitenlandse
ondernemingen in 2006 kwesties van informatieverschaffing tot overtreding van
financiële verslagleggingsregels, zoals een te lage waardering van de verplichtingen
en tekortkomingen in de interne controle. Opvallend is dat het aantal collectieve
aanklachten met betrekking tot falende interne controles relatief is gestegen ten
opzichte van 2005. Winters wijdt dit aan de introductie van SOX en de daarmee in
verbandhoudende vereiste disclosures en managementrapporten die in de praktijk extra
grond geven om buitenlandse ondernemingen aan te klagen voor verkeerde voorstelling van
feiten en incomplete verslaglegging.
Sinds de Amerikaanse wetgever na Worldcom, Enron en andere schandalen besloot om de
teugels met de Sarbanes-Oxley Act (SOX) nog strakker aan te halen en de reikwijdte ervan
uit te breiden zijn Europese bedrijven met een beursnotering in de VS of met een
Amerikaanse meerderheidsaandeelhouder gehouden om elke 'material weakness' te melden, met
als sancties bij overtreding (forse) boetes en vrijheidsstraffen (tot 20 jaar) voor
bestuurders.
Hans Winters zegt hierover: 'Door de globalisering van de kapitaalmarkten is het
Amerikaanse toezichtregime feitelijk dominant geworden. Het vormt een belangrijke kwestie
voor Nederlandse bedrijven die aan een Amerikaanse beurs genoteerd staan en die zaken doen
in het buitenland. Tot voor kort was securities litigation - of corporate investigations
zoals het in de VS doorgaans wordt genoemd - een nog goeddeels onbekend begrip in Europa.
De noodzaak om toezichthouders en aandeelhouders tevreden te stellen en te houden en
mogelijke claims en reputatieschade daarmee af te wenden, werd hier lang niet zo sterk
gevoeld. Maar met de harder wordende zakenmores, en de grotere aandacht voor compliance-
en corporate governance-vraagstukken die daar het gevolg van is, is de vraag naar dit
brede specialisme de laatste jaren ook in Europa enorm gestegen.'
Ook buitenlandse aandeelhouders (niet-ADR houders) kunnen een class action (juridisch
groepsproces) in de Verenigde Staten aangaan, mits ze kunnen aantonen dat het leeuwendeel
van de malversaties in de Verenigde Staten is begaan. Zo werd de class action tegen Ahold
voor het District Court of Maryland voor USD 1,1 miljard in der minne geschikt.