Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk 25 juni 2007 MLB/M/2007/26.264

Onderwerp

Publieke omroep

In mijn eerste maanden als minister sprak ik met veel mensen over de toekomst van de publieke omroep. Dit was informatief en inspirerend. Deze zomer zal ik gebruiken om zorgvuldig af te wegen wat het kabinet nu kan en moet doen. De brief over de publieke omroep die ik de Tweede Kamer heb beloofd komt daarom in september en niet voor het zomerreces.

Wel wil ik deze gelegenheid te baat nemen om u kort verslag te doen van mijn indrukken. Allereerst geven de gesprekken mij veel vertrouwen in de programmamakers ­ op alle niveaus, van redacteuren tot programmaleiding. Ik denk dat er in Hilversum veel talent is en een sterk bewustzijn van de maatschappelijke opdracht van een publieke omroep. Wat de precieze politieke keuzes ook worden, ik wil er in elk geval aan bijdragen dat de bezieling van makers volop tot haar recht komt. Alle aandacht moet kunnen uitgaan naar het journalistieke en creatieve werk en naar de kijkers en luisteraars.

Mijn beeld is dat een grootscheepse hervorming van het omroepbestel niet nodig is en bovendien onwenselijk. Na een tumultueuze start van de nieuwe netindeling in 2006, trekt het bereik bij het publiek aan en zijn de onderlinge verhoudingen op de werkvloer verbeterd. Het belangrijkste is nu dat de publieke omroep een hoger budget krijgt zodat hij de balans in de programmering kan herstellen. De financiële details zijn onderwerp van de eerstkomende mediabegroting. Daarnaast kwamen in de gesprekken enkele specifieke problemen naar voren die te maken hebben met de taak en de organisatie van de publieke omroep. De belangrijkste noem ik hieronder. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl E

blad 2/2

MLB/M/2007/26.264


1. In een sterk veranderend medialandschap wil en moet de publieke omroep multimediaal werken, dat wil zeggen via radio, televisie en internet. Hij stuit daarbij op wettelijke en praktische hindernissen.

2. Er is onzekerheid bij omroepen over de eigen toekomst en hun plaats in het bestel. Dit geldt vooral voor omroepverenigingen die leden verliezen, maar ook voor organisaties als de NPS en Teleac/NOT die zich de afgelopen jaren speelbal voelden van de politiek.
3. Binnen de publieke omroep zijn er veel partijen, waardoor bestuurlijk overleg en coördinatie moeilijk is en middelen, mensen en creativiteit versnipperd zijn.
4. Omroepen zijn sinds de invoering van het programmeermodel minder goed betrokken bij beslissingen over strategie en programmabeleid.
5. De principes van goed bestuur worden niet bij alle omroepen toegepast.

Op deze vijf punten kom ik terug in mijn brief in september. Daarna volgen twee wetsvoorstellen: eerst één over de multimediale taak en daarna één over de organisatie van de publieke omroep. Ik zie uit naar het debat hierover met de Kamer.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk