ChristenUnie


Wetenschappelijk Instituut
Sytze Faber: "ChristenUnie moet constante factor worden"

Sytze Faber: "ChristenUnie moet constante factor worden"

untitled donderdag 14 juni 2007 12:25 Sytze Faber, auteur van 'De wet van de Koestal', was bij de presentatie van de essaybundel 'Frisse Lucht'. Faber: "Het lijkt mij een goed uitgangspunt om er voor te zorgen dat niet alleen koeien en Nederland een vast koppel vormen, maar dat ook de CU een constante factor wordt op het Nederlandse politieke toneel."

De bijdrage van Sytze Faber tijdens de presentatie van de essaybundel `Frisse lucht' op 13 juni 2007

Eergisteravond, maandag, mailde prof. Kuiper mij of ik hier vanmiddag iets zou willen zeggen. Dan stuur ik je het pdf bestand van `Frisse lucht `. Mijn antwoord: dat wordt dan wel kort dag. De hele Dinsdag ben ik weg. Pas op woensdag, de dag zelf, kom ik er aan toe. Antwoord Kuiper: kijk vooral naar mijn samenvattend essay. Dan lukt het je wel.

Om een lang verhaal kort te maken, ik ben vanmorgen - voor een kenner van een koestal is dat uiteraard niet zo'n probleem - ik ben vanmorgen begonnen om melkerstijd. Het eerste wat opviel is dat de Frisse lucht gesymboliseerd wordt door twee goed uitziende koeien waar je de intensieve veehouderij niet aan afziet.
Door de eeuwen heen zijn koeien een dankbaar onderwerp voor schilders geweest. Aelbert Cuyp, Paulus PotterJacob van Ruysdaal, Jan van Goyen, Jan Voerman, Jozes Israëls, Willem Mesdag. Willem Maris, Anton Mauve en meer recentelijk Wiebe van der Zee. Ook in de literatuur neemt de koe een prominente plaats in: van Vader Cats, via o.a. Jan Luyken, Brederoo, Poot, Werumeus Buning tot `onze 'Koos van Zomeren. Conclusie: koe en Nederland horen vanouds bij elkaar. Vraag: bestaat er ook zo'n innige relatie tussen Nederland en de ChristenUnie?

In 1874 werd Abraham Kuyper gekozen tot Tweede Kamerlid. Hij gaf de tot dan toe vrijwel onzichtbare orthodoxe gereformeerden een gezicht. Hij verwoorde hun gevoelens en gaf hun zelfvertrouwen. De ontzuiling sloeg later toe. Allengs is de gereformeerde mainstream opgegaan in grotere verbanden.
Er is echter een parallel te onderkennen tussen 1874 en de laatste kabinetsformatie als het gaat om orthodoxe gereformeerden, die deel uitmaakten van kleine kerkgenootschapjes, en evangelische christenen. Ik citeer Arie Slob nadat het kabinet Balkenende IV tot stand was gekomen: `Veel christenen voelden zich in de afgelopen decennia in de marge gedrukt. Ik heb mensen horen zeggen dat ze zich een vreemdeling in eigen land voelden. Dat ze hun geloof aan de kapstok moesten hangen als ze naar buiten gingen. Nu is er het gevoel dat ze meetellen.' Zal dit kunnen beklijven?

Naast de hooligans is een andere wereld ontstaan, bijvoorbeeld die van de EO-Jongerendag van afgelopen zaterdag. Acht politieagenten zijn voldoende om een bijeenkomst van 35.000 jongeren in goede banen te leiden. Geloof is bij veel jongeren cool. De ontzuiling heeft geleid tot een maatschappelijke leegte. Jan Siebelink voorziet daarom een herkerstening. De seculiere schrijver Joost Zwagerman stelt zijn hoop op Rouvoet.
Om aan deze hooggespannen verwachtingen te kunnen voldoen, zal de ChristenUnie duidelijk moeten maken dat de politieke periferie tot het verleden behoort en dat vereist de presentatie van een brede politieke agenda. De ChristenUnie is een sterk merk geworden doordat ze zich profileert als een principiële partij met een morele agenda. Daarmee voorziet ze in een behoefte. Om een constante factor in de Nederlandse politiek te worden zal het zeteltal in de Tweede Kamer nog een keer verdubbeld moeten worden. Dan kan niet meer volstaan worden met de onderwerpen die vallen onder de medische-ethiek. Dit boek zet wat dat betreft een belangrijke stap. Een belangrijk thema is de overheid als partner van de samenleving. Niet de bureaucratie en de open einden van de verzorgingsstaat, niet de onbarmhartigheid van de marktwerking en het individualisme met zijn zelfredzaamheid, maar een overheid die als partner de samenleving probeert terug te winnen. Het is - ik merk het even tussen neus en lippen op - ook een andere invalshoek dan die van Etzioni, die in het CDA zijn duizenden verslaat. In deze benadering wordt, geheel in de Amerikaanse traditie, de rol van de overheid geminimaliseerd. Daarvan is geen sprake bij het concept van de overheid als partner van de samenleving. Op 2 januari 2007 is deze benadering aan de hand van een notitie van Roel Kuiper diepgaand besproken in het formatieteam van de CU. Een overheid die zich bekmmmert om de kwaliteit van het publieke bestaan, een overheid die drager durft te zijn van een beschavingsideaal, een overheid die geen toeschouwer is, of alleen manager, maar actief ruimte geeft aan gezinnen, scholen en kerken, een overheid die een betrouwbare partner is van allen die zich in willen zetten voor de samenleving en burgers. Een overheid als partner van vluchtelingen, slachtoffers van prostitutie en abortus, van jongeren die nog moeten leren hun verantwoordelijkheid voor de samenleving waar te maken ( verplichte maatschappelijke stage), van gemeentebesturen om door middel van sociale vernieuwing de atmoede en de vervreemding in verpauperde stadswijken aan te pakken, van het onderwijs bij het definiëren van maatschappelijke deugden.
Dit zat er in het rugzakje van de CU-onderhandelaars André Rouvoet en Arie Slob toen zij zich op de dag daarop, op 3 januari, meldden bij informateur Wijffels in Beetsterzwaag. En het onmiskenbaar geland in het Regeerakkoord.
Vorige week was er een gesprek tussen de landelijke Raad van Kerken en niet minder dan vier van de zestien ministers: de premier, de twee vice-premiers en de minister van Justitie. Nooit eerder werden kerkelijke vertegenwoordigers ontvangen door zo'n zware kabinetsdelegatie. Bas Plaisier, de scriba van de P.K.N. loopt al een tijdje mee. Er waait volgens hem echt een andere wind. Bij vorige gelegenheden, zo vertelde hij, wijdden de kabinetsleden vooral uit over wat zij niet allemaal van plan waren. Nu is er de bereidheid tot samenwerken.

Hiermee wil niet gezegd zijn dat, wat het kabinetsbeleid betreft, alles rozengeur en maneschijn is. De zorgen om de financiële soliditeit zijn terecht. De oplopende conjunctuur zorgt voor een zeer gespannen arbeidsmarkt wat met name ten koste zal gaan van de kwaliteit en de sturing van de publieke sector. Aan de waarschuwingen van bijvoorbeeld de econoom Arie van der Zwan is tijdens de kabinetsformatie voorbij gegaan. Een herhaling van de wachtlijsten onder Paars II zijn zeker niet denkbeeldig. Ook de ChristenUnie zal daar, begrijpelijk, een tik van mee kunnen krijgen. Maar vooralsnog lijkt te CU niet stuk te krijgen.
Bij de Statenverkiezingen op 7 maart j.l. veroverde de CU 38 van de 564 statenzetels. Nog geen zeven procent. In 50% van de provincies is de CU echter vertegenwoordigd in het college van Gedeputeerde Staten. Hoe is dat succes te verklaren? Kennelijk spreekt de CU redelijke woorden en is ze daarom een aantrekkelijke coalitiepartner. Landelijk, provinciaal en gemeentelijk.
De ChristenUnie houdt vast aan absolute normen. Ze realiseert zich echter dat de reikwijdte van de norm begrensd wordt door de noodzaak van voldoende (zedelijk) draagvlak in de samenleving. Anders blijft de norm steken in een getuigenis. Ethiek leidt zo tot redelijke standpunten, tot een ideologisch gefundeerde pragmatiek. Het gevolg was bijvoorbeeld dat tijdens de verkiezingscampagne een stoet van maatschappelijke organisatie de ChristenUnie als partner, als bondgenoot ervoeren: Rover, organisaties op het gebied van de verslavingszorg, Greenpeace, organisaties voor het vrijwilligerswerk, de Fietsersbond, de stichting tot behoud van de Nederlandse taal. In de korte tijd die mij vergund was meen ik de geschetste lijn ook te bespeuren in de bijdragen in `Frisse lucht', waarbij de overheid fungeert als partner van maatschappelijke organisaties en medemensen. Het lijkt mij een goed uitgangspunt om er voor te zorgen dat niet alleen koeien en Nederland een vast koppel vormen, maar dat ook de CU een constante factor wordt op het Nederlandse politieke toneel.

Sytze Faber