European Union



D/07/12

EUROPESE RAAD VAN BRUSSEL 21/22 JUNI 2007 - CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP


_______________

De bijeenkomst van de Europese Raad werd voorafgegaan door een uiteenzetting van de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Hans-Gert Pöttering, en gevolgd door een gedachtewisseling.

o
o o


1. Europa is eensgezind in zijn overtuiging dat wij onze belangen en doelstellingen in de wereld van morgen alleen kunnen behartigen door samen te werken. De Europese Unie is vastbesloten haar opvattingen betreffende een duurzame, efficiënte en rechtvaardige economische en sociale orde in te brengen in het mondiale gebeuren.


2. De Europese Unie heeft een dubbele verantwoordelijkheid. Om onze toekomst veilig te stellen als een actieve speler in een snel veranderende wereld die ons voor steeds grotere uitdagingen stelt, moeten wij zowel het vermogen van de Europese Unie om te handelen als haar plicht tot verantwoording jegens de burger handhaven en ontwikkelen. Daarom moeten wij onze inspanningen richten op het noodzakelijke interne hervormingsproces. Tegelijkertijd wordt een beroep gedaan op de Europese Unie om, ten behoeve van de Europese burgers, het Europese beleid hier en nu vorm te geven.


3. Tot de meest recente positieve resultaten behoren de roaming-verordening, die de kosten van het moderne communicatieverkeer in Europa verlaagt, en de totstandkoming van een Europese betalingsruimte, die reizen en samenleven in de Unie gemakkelijker maakt, alsook de gestage verbetering van de consumentenrechten, die de burgers in de gehele Europese Unie dezelfde hoge normen garanderen.


4. Met zijn besluiten over een geïntegreerd klimaat- en energiebeleid heeft de Europese Raad in het voorjaar van 2007 de nadruk gelegd op de synergieën tussen deze twee belangrijke gebieden en de weg geëffend voor betere klimaatbescherming en een verantwoorde omgang met energie.


5. Nauwere grensoverschrijdende politiële en justitiële samenwerking zal de veiligheid voor iedereen vergroten. Tegelijkertijd spant de EU zich in om de burgerlijke vrijheden op Europees niveau te beschermen en te versterken.


6. Bijdragen aan het dagelijkse leven van de burgers en het veiligstellen van het vermogen van de Europese Unie in de toekomst om te handelen: op basis van deze twee uitgangspunten heeft de Europese Raad vandaag de volgende conclusies vastgesteld.


7. De Europese Raad benadrukt dat het van cruciaal belang is de communicatie met de Europese burgers te versterken, volledige en alomvattende informatie te verschaffen over de Europese Unie en hen in een permanente dialoog te betrekken. Dat zal met name van belang zijn tijdens de komende IGC en het ratificatieproces.

I. HERVORMING VAN DE VERDRAGEN


8. De Europese Raad is het erover eens dat, na twee jaar onzekerheid over het hervormingsproces van de Verdragen, de tijd is gekomen om de kwestie op te lossen en dat de Unie verder moet gaan. De reflectieperiode heeft ondertussen de mogelijkheid geboden voor een breed publiek debat en heeft het pad helpen effenen voor een oplossing.


9. Tegen deze achtergrond spreekt de Europese Raad zijn waardering uit voor het verslag dat het voorzitterschap op basis van het mandaat dat hem in juni 2006 is verleend, heeft opgesteld (doc. 10659/07), en is hij het erover eens dat een spoedige oplossing van deze kwestie een prioriteit is.


10. Daartoe komt de Europese Raad overeen een Intergouvernementele Conferentie bijeen te roepen en verzoekt hij het voorzitterschap overeenkomstig artikel 48 van het VEU onverwijld de nodige stappen te ondernemen zodat de IGC, zodra de wettelijke voorschriften zijn vervuld, vóór eind juli van start kan gaan.


11. De IGC zal haar werkzaamheden verrichten overeenkomstig het mandaat in bijlage I bij deze conclusies. De Europese Raad verzoekt het aantredende voorzitterschap overeenkomstig het mandaat een ontwerp-verdragstekst op te stellen en aan de IGC voor te leggen zodra deze van start gaat. De IGC zal haar opdracht zo spoedig mogelijk en in ieder geval vóór eind 2007 voltooien, zodat er voldoende tijd overblijft om het daaruit voortvloeiende Verdrag vóór de verkiezing voor het Europees Parlement in juni 2009 te ratificeren.


12. De IGC zal haar werkzaamheden verrichten onder de algemene verantwoordelijkheid van de Staatshoofden en Regeringsleiders, bijgestaan door de leden van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. De Commissievertegenwoordiger zal aan de Conferentie deelnemen. Het Europees Parlement zal nauw bij de werkzaamheden van de Conferentie worden betrokken met drie vertegenwoordigers. Het secretariaat-generaal van de Raad zal de secretariële ondersteuning van de Conferentie verzorgen.


13. Na raadpleging van de voorzitter van het Europees Parlement verzoekt de Europese Raad het Europees Parlement om, teneinde het pad te effenen om de kwestie van de toekomstige samenstelling van het Europees Parlement tijdig vóór de verkiezingen van 2009 op te lossen, vóór oktober 2007 een ontwerp in te dienen van het initiatief bedoeld in protocol 34 zoals overeengekomen tijdens de IGC van 2004.


14. Het aantredende voorzitterschap wordt verzocht het nodige te doen om de kandidaat-lidstaten tijdens de gehele duur van de Intergouvernementele Conferentie op gezette tijden en volledig op de hoogte te brengen.

II. JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN


15. Op basis van het programma van Tampere en het Haagse programma is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het ontwikkelen van de Unie tot een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. De Europese Raad benadrukt dat moet worden voortgegaan met de uitvoering van deze programma's en dat moet worden gewerkt aan een vervolg daarop teneinde de interne veiligheid van Europa en de fundamentele vrijheden en rechten van de burgers verder te versterken.


16. Bij recente gebeurtenissen is opnieuw gebleken dat snelle vooruitgang nodig is bij het ontwikkelen van een op gemeenschappelijke politieke beginselen gegrondvest alomvattend Europees migratiebeleid waarin alle aspecten van migratie aan de orde komen (de migratie- en ontwikkelingsagenda, alsook interne aspecten zoals legale migratie, integratie, bescherming van vluchtelingen, grenscontrole, overname en bestrijding van illegale migratie en mensenhandel), op basis van een werkelijk partnerschap met derde landen, en volledig geïntegreerd in het externe beleid van de Unie. De Europese Raad is ingenomen met de reeds geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de prioritaire acties die op Afrika en het Middellandse Zeegebied gericht zijn, onder andere in de vorm van de recente EU-missies naar Afrika en de concrete samenwerking met Afrikaanse en Euromediterrane partners als onderdeel van de totaalaanpak inzake migratie en roept ertoe op verder en intensiever werk te maken van deze prioritaire acties. De Europese Raad verwelkomt ook de mededeling van de Commissie van 16 mei 2007 betreffende de toepassing van de totaalaanpak inzake migratie op regio's aan de oostelijke en zuidoostelijke buitengrenzen van de EU. De Europese Raad onderkent de behoefte aan intensievere en meer gecoördineerde samenwerking met deze gebieden, en onderschrijft de conclusies van de Raad van 18 juni 2007, met inbegrip van de lijst van prioritaire maatregelen. De Europese Raad roept de lidstaten en de Commissie op om binnen het bestaande financiële kader voldoende menselijke en financiële middelen beschikbaar te stellen zodat het alomvattende migratiebeleid spoedig kan worden toegepast.


17. De Europese Raad onderstreept het belang van nauwere samenwerking met derde landen bij het beheersen van migratiestromen. Specifieke partnerschappen met derde landen inzake migratie kunnen bijdragen tot een samenhangend migratiebeleid, waarin maatregelen die gericht zijn op het vergemakkelijken en in goede banen leiden van legale migratie en op de voordelen die deze met zich meebrengt - met inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten en de specifieke behoeften van hun arbeidsmarkten - worden gecombineerd met maatregelen voor het bestrijden van illegale migratie, het beschermen van vluchtelingen en het aanpakken van de achterliggende oorzaken van migratie, terwijl er tegelijkertijd sprake is van een positief effect op de ontwikkeling in de landen van oorsprong. De mogelijkheid van partnerschappen inzake mobiliteit en mogelijkheden voor circulaire migratie moeten verder worden verkend in het licht van de mededeling van de Commissie van 16 mei 2007. In dit verband bekrachtigt de Europese Raad de conclusies van de Raad van 18 juni 2007. De Europese Raad is de mening toegedaan dat illegale arbeid een van de belangrijkste factoren is waardoor illegale immigranten worden aangetrokken. Derhalve onderstreept hij het belang van het voorstel voor een richtlijn waarmee de illegale tewerkstelling van onderdanen van derde landen wordt tegengegaan.


18. De Europese Raad wijst er opnieuw op dat de capaciteit van de Unie om bij te dragen aan het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten moet worden versterkt, en onderstreept dat het belangrijk is dat de capaciteit van FRONTEX met het oog daarop verder wordt versterkt. Gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen van de lidstaten dragen bij tot het bestrijden van illegale migratie en het redden van levens en moeten dus worden voortgezet. Daarom is de Europese Raad verheugd over het akkoord dat is bereikt over de instelling van snelle grensinterventieteams, de oprichting van het netwerk van kustpatrouilles en de instelling van een gecentraliseerd "instrumentarium" van technische uitrusting die ter beschikking van de lidstaten kan worden gesteld. De Europese Raad roept alle betrokkenen op alles in het werk te stellen om te zorgen dat de snelle grensinterventieteams zo spoedig mogelijk operationeel kunnen worden en de nieuwe mogelijkheden die dankzij het netwerk van kustpatrouilles en het "instrumentarium" voorhanden zijn, ten volle kunnen worden benut, met inbegrip van de intensivering en de versterking van gezamenlijke patrouilles. Onder verwijzing naar het Haags programma wijst de Europese Raad er opnieuw op dat Europese solidariteit en een billijke verdeling van de verantwoordelijkheden deel uitmaken van de grondbeginselen waarop Europa's activiteiten voor het beheer van de buitengrenzen van de EU zijn gebaseerd, overeenkomstig het geïntegreerde beheerssysteem.


19. De Europese Raad is verheugd over het recente akkoord inzake de verordening betreffende het visuminformatiesysteem en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten op het gebied van visa voor kort verblijf alsmede over het besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven. Naast de ontwikkeling van moderne controle- en identificatiemiddelen zijn dit nieuwe, belangrijke stappen voor het verbeteren van de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, die bijdragen tot een beter beheer van het gemeenschappelijk visumbeleid en tot een grotere veiligheid van de burgers. De Europese Raad roept op tot een snelle uitvoering van de verordening betreffende het VIS en het besluit van de Raad.


20. De Europese Raad juicht tevens de inspanningen toe die zijn geleverd om de verdere, geïntensiveerde samenwerking op EU-niveau en tussen de lidstaten op het gebied van integratie en interculturele dialoog te verbeteren. De Europese Raad is met name ingenomen met de Raadsconclusies van 12 juni over de versterking van het integratiebeleid in de Europese Unie door het bevorderen van eenheid in verscheidenheid. Hij benadrukt het belang van verdere initiatieven om het uitwisselen van ervaringen met het integratiebeleid van de lidstaten te vergemakkelijken.


21. De Europese Raad is vastbesloten om, als onderdeel van het alomvattend Europees migratiebeleid, voor eind 2010 het gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen.


22. De Europese Raad zal tijdens zijn volgende zitting in december 2007 de stand van de uitvoering van het alomvattende migratiebeleid toetsen op basis van een tussentijds voortgangsverslag van de Commissie. In dit verslag moeten onder meer de vorderingen aan de orde komen die zijn gemaakt bij de toepassing van de totaalaanpak inzake migratie op Afrika en het Middellandse Zeegebied alsmede de eerste vorderingen bij de toepassing van de totaalaanpak inzake migratie op de regio's aan de oostelijke en zuidoostelijke buitengrenzen van de Europese Unie.


23. De uitbreiding van het Schengengebied zal een verbetering betekenen voor het dagelijkse leven van de burgers en blijft bijgevolg een hoge prioriteit voor de EU. De Europese Raad waardeert het voorbereidende werk via het One4all-project van SIS, en spoort de lidstaten die aan het project deelnemen aan, zich te blijven inspannen om te voldoen aan alle in de conclusies van de Raad (JBZ) van 5 en 6 december 2006 genoemde eisen waaraan moet worden voldaan om aan het eind van december 2007 wat de land- en zeegrenzen betreft en uiterlijk maart 2008 wat de luchtgrenzen betreft de controles aan de binnengrenzen te kunnen opheffen. Tevens dringt de Europese Raad er bij de Commissie op aan het resterende werk binnen het geplande tijdsbestek te voltooien, zodat het SIS II-project uiterlijk in december 2008 kan worden afgerond.


24. Speciale inspanningen blijven nodig om de politiële en de justitiële samenwerking en de terrorismebestrijding te intensiveren. De Europese burgers verwachten dat de EU en haar lidstaten beslissende maatregelen nemen om hun vrijheid en veiligheid te beschermen, met name door de bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit.


25. Het recente besluit om de essentiële bepalingen van het verdrag van Prüm op te nemen in het wetgevingskader van de Unie zal bijdragen tot de intensivering van de grensoverschrijdende politiesamenwerking. In verband hiermee onderstreept de Europese Raad ook het belang van verdere versterking van de operationele vermogens van Europol en verwelkomt hij het besluit van de Raad om overeenkomstig de conclusies van de Raad (JBZ) van 12 en 13 juni 2007 de Europol-Overeenkomst om te vormen tot een besluit van de Raad.


26. Het veiligstellen van de rechten van de burgers is even essentieel voor de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht als het zorgen voor bescherming van de Europese burgers. In dit verband verzoekt de Europese Raad de Raad met name om voor het eind van het jaar tot overeenstemming te komen over het kaderbesluit inzake de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.


27. De Europese Raad roept ertoe op de werkzaamheden over procedurele rechten in strafprocedures zo spoedig mogelijk voort te zetten teneinde meer vertrouwen te creëren in de rechtsstelsels van andere lidstaten en aldus de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen te vergemakkelijken. Het feit dat onlangs algemene overeenstemming is bereikt over het kaderbesluit inzake de bestrijding van bepaalde vormen van racisme en vreemdelingenhaat is een duidelijk signaal dat Europa zich beijvert voor de bestrijding van onverdraagzaamheid.


28. In het belang van de Europese burgers is een snel akkoord nodig over de verordening betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), betreffende de bevoegdheid en het toepasselijk recht in huwelijkszaken (Rome III) en betreffende onderhoudsverplichtingen.


29. De Raad wordt verzocht verder te werken aan een evaluatie van de consistentie en de samenhang van de bepalingen inzake verbintenissenrecht in het communautaire recht, met inbegrip van consumentenovereenkomsten.


30. De Europese Raad erkent dat vooruitgang is geboekt bij het ontwikkelen van wetgeving voor de uitwisseling van informatie over nationale strafrechtelijke veroordelingen op Europese schaal, en verzoekt de Raad ervoor te zorgen dat nationale strafregisters zo spoedig mogelijk via een Europees netwerk aan elkaar worden gekoppeld. De Raad moet eveneens de elektronische communicatie over juridische zaken ("e-justitie") verder bevorderen, zowel op strafrechtelijk als op civielrechtelijk gebied.


31. De Europese Raad is ingenomen met de mededeling van de Commissie over de strijd tegen computercriminaliteit en roept op tot de ontwikkeling van een beleidskader op dit gebied.

III. ECONOMISCHE, SOCIALE EN MILIEU-AANGELEGENHEDEN


32. Het verder versterken van de vier vrijheden van de interne markt (vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal) en het verbeteren van de werking ervan blijven van het grootste belang voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. De Europese Raad ziet uit naar de presentatie in het najaar van het scorebord van de interne markt van de Commissie, met bijbehorende voorstellen. Hij roept de Raad en het Europees Parlement op snelle vorderingen te maken met de verordeningen over de nieuwe aanpak en wederzijdse erkenning, echter zonder daarbij afbreuk te doen aan de harmonisatie van nationale technische voorschriften indien deze noodzakelijk is.


33. De Europese Raad neemt nota van de vorderingen die in de Raad zijn gemaakt met de ontwerp-richtlijn over de totstandbrenging van de interne markt voor postdiensten die de financiering van een efficiënte en hoogwaardige universele dienstverlening moet garanderen, en verzoekt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie om de discussies over deze aangelegenheid op korte termijn te intensiveren en af te ronden om tijdig een akkoord over de richtlijn te bewerkstelligen.


34. De Europese Raad verzoekt de Raad spoedig in te stemmen met de eerste vier voorstellen voor gezamenlijke technologie-initiatieven (ARTEMIS, inzake ingebouwde computersystemen, IMI, het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen, Clean Sky, inzake luchtvaart en luchtvervoer, en ENIAC, inzake nano-elektronicatechnologieën) en verzoekt de Commissie om zo spoedig mogelijk de overige gezamenlijke technologie-initiatieven die worden genoemd in het specifieke programma "Samenwerking" ter uitvoering van het zevende Kaderprogramma voor onderzoek, te presenteren. Hij wijst andermaal op het belang van een open en transparant beheer van deze initiatieven.


35. De Europese Raad is verheugd dat het werk aan de verordening voor het Europees Technologisch Instituut goed vordert en verzoekt de Raad derhalve om in zijn zitting op 25 juni een algemene oriëntatie over deze verordening vast te stellen die mede moet voorzien in adequate financiering conform de begrotingsprocedures van de Gemeenschap. De Europese Raad vertrouwt erop dat het definitieve besluit van de Raad en het Europees Parlement voor het einde van dit jaar zal worden genomen.


36. De Europese Raad wijst andermaal op het belang van Galileo als een kernproject van de Europese Unie en verzoekt de Raad om in de herfst van 2007 een totaalbesluit te nemen over de uitvoering van Galileo.


37. De Europese Raad verwelkomt het initiatief voor een Europees Handvest voor het gebruik van intellectuele eigendom van publieke onderzoeksinstellingen en universiteiten (IP-Handvest) ter verbetering van de kennisoverdracht tussen het onderzoeksveld en het bedrijfsleven, en de bijdrage die daarmee wordt geleverd tot de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte. De Europese Raad verzoekt de Commissie begin 2008 te komen met initiatieven die een vervolg geven aan het Groenboek betreffende de Europese Onderzoeksruimte.


38. Op het gebied van het sociale beleid moeten de werkzaamheden inzake de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels intensief worden voortgezet, teneinde zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden voor de openstaande hoofdstukken. De Europese Raad ziet uit naar de aangekondigde mededeling van de Commissie over flexicurity, op basis waarvan voor het einde van dit jaar gemeenschappelijke principes moeten worden overeengekomen en is verheugd over de vorderingen met de strategie voor actieve insluiting. De Europese Raad ziet uit naar de indiening van een gewijzigd voorstel voor de richtlijn betreffende minimumvoorschriften ter vergroting van de mobiliteit van werknemers door verbetering van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten, dat als basis zal fungeren voor de verdere besprekingen over dit onderwerp. De lidstaten wordt verzocht de recent aangenomen communautaire strategie 2007-2012 over gezondheid en veiligheid op het werk, die de algemene aanpak van het welzijn op het werk zal versterken en het beleid van preventie en verbeteringen voor werknemers nieuw leven zal inblazen, spoedig uit te voeren. De Europese Raad verzoekt de lidstaten, de Commissie en de sociale partners een goed gebruik te maken van de "Alliantie voor het gezin" om goede praktijken, innovatieve benaderingen voor gezinsvriendelijke beleidsmaatregelen die aansluiten bij het overheidsbeleid van de lidstaten, alsook de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. De Europese Raad ziet uit naar het aangekondigde verslag van de Commissie waarin een balans van de sociale realiteit wordt opgemaakt.


39. HIV/AIDS is een probleem dat grote zorgen blijft baren. Maatregelen om de wereldwijde HIV/AIDS-pandemie aan te pakken moeten het volgende omvatten: brede preventieprogramma's, opleiding van gezondheidswerkers, bewustmaking van alle groepen in de samenleving en verlaging van de behandelingskosten. De Europese Raad verzoekt de Commissie om haar actieplan voor de bestrijding van HIV/AIDS in de Europese Unie en de naburige landen (2006-2009) en het Europees actieprogramma (2007-2011) ter bestrijding van HIV/AIDS, malaria en tuberculose door middel van externe maatregelen uit te voeren. De lidstaten dienen de politieke leiding te hebben bij de bestrijding van deze pandemie. De farmaceutische industrie moet de toegang tot betaalbare medicijnen vergemakkelijken en samenwerken met overheidsinstellingen en NGO's om te zorgen voor distributiekanalen voor geneesmiddelen tegen HIV/AIDS.


40. De Europese Raad herinnert aan zijn conclusies van maart 2007 over een geïntegreerd klimaat- en energiebeleid. Hij is ingenomen met het belangrijke signaal dat de top van de G8 in Heiligendamm heeft gegeven. De duidelijke vermelding van ten minste een halvering van de emissies in uiterlijk 2050 en de gehechtheid aan het UNFCCC-proces (Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering) en aan het bereiken, tegen 2009, van een brede overeenkomst voor de periode na 2012 vormen een bemoedigende basis voor de komende UNFCCC-onderhandelingen, die in december 2007 op Bali van start moeten gaan. De Europese Raad dringt er bij alle partijen op aan om actief en constructief bij te dragen tot een spoedig en wereldwijd antwoord op het probleem van de klimaatverandering dat gebaseerd is op het beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en onderscheiden vermogens. Hij benadrukt dat een snelle en doeltreffende uitvoering van alle aspecten van het alomvattend actieplan voor energie van belang is om vorderingen te kunnen maken met het energiebeleid voor Europa. Wat klimaatbescherming betreft, ziet de Europese Raad uit naar de tijdige indiening door de Commissie van een voorstel tot wijziging van de richtlijn inzake de EU-regeling voor emissiehandel, op basis van het toetsingsproces en de aanbevelingen van de Raad. Hij verzoekt de Commissie om in het kader van de evaluatie van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Europese Unie (EU ETS) te overwegen om die regeling uit te breiden tot landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw. Hij onderstreept dat de Unie voornemens is luchtvaartactiviteiten in de regeling op te nemen zonder dat het concurrentievermogen daardoor negatief wordt beïnvloed.


41. Het wordt steeds duidelijker dat klimaatverandering een aanzienlijke weerslag zal hebben op internationale veiligheidskwesties. De Europese Raad verzoekt de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie nauw samen te werken met betrekking tot deze belangrijke problematiek en in het voorjaar van 2008 een gezamenlijk verslag aan de Europese Raad voor te leggen.


42. De Europese Raad herinnert aan het belang van een doeltreffend en duurzaam Europees vervoersysteem en neemt nota van het voornemen van de Commissie om uiterlijk in juni 2008 een model voor de evaluatie van alle externe kosten voor te leggen dat als basis kan dienen voor de toekomstige berekening van infrastructuurheffingen. Dit model zal vergezeld gaan van een analyse van de gevolgen van de doorberekening van de externe kosten voor alle vervoerswijzen en van verdere maatregelen overeenkomstig de richtlijn betreffende het Eurovignet.


43. De Europese Raad is ingenomen met het brede debat, met name tijdens de conferentie van Bremen in mei 2007, dat in Europa over het toekomstige maritieme beleid is gevoerd en verzoekt de Commissie in oktober een Europees actieplan te presenteren. Dit actieplan, waarin rekening dient te worden gehouden met het subsidiariteitsbeginsel, moet ten doel hebben het volledige potentieel van maritieme economische activiteiten vanuit het oogpunt van ecologische duurzaamheid te verkennen.


44. De Europese Raad feliciteert Cyprus en Malta met de sinds hun toetreding tot de EU verwezenlijkte convergentie, die gebaseerd is op een gezond economisch en financieel beleid, en is verheugd dat beide landen voldoen aan alle in het Verdrag vastgelegde convergentiecriteria. In dit verband verwelkomt de Europese Raad het voorstel van de Commissie dat Cyprus en Malta op 1 januari 2008 de euro moeten invoeren.

IV. EXTERNE BETREKKINGEN

Europees Nabuurschapsbeleid


45. De Europese Raad wijst nogmaals op het kardinale belang van het Europees Nabuurschapsbeleid, dat erop gericht is een zone van welvaart, stabiliteit en veiligheid tot stand te brengen, gebaseerd op mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid, en beoogt het proces van hervorming en modernisering van naburige partnerlanden van de EU te ondersteunen.


46. De Europese Unie bekrachtigt de conclusies van de Raad over de versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid en het voortgangsverslag van het voorzitterschap, dat een reeks maatregelen voor de verdere versterking van dat beleid bevat. Hoewel het unieke en coherente karakter van het Europees Nabuurschapsbeleid als beleidskader moet worden gehandhaafd, moet bij de uitvoering van het beleid terdege rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de partnerlanden. De Europese Raad verzoekt de toekomstige voorzitterschappen de werkzaamheden voort te zetten op basis van het verslag van het voorzitterschap en de desbetreffende voorstellen en mededelingen van de Commissie.

Centraal-Azië


47. De Europese Raad heeft een EU-strategie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië aangenomen. Deze strategie zal als algemeen kader dienen voor de betrekkingen van de EU met Centraal-Azië, mede op het gebied van de mensenrechten, de rechtsstaat, goed bestuur en democratie, onderwijs, economische ontwikkeling, handel en investeringen, energie en vervoer, milieubeleid, migratie en interculturele dialoog. In de strategie worden de prioriteiten van de EU voor haar samenwerking met de regio in haar geheel bepaald, maar de uitvoering zal worden toegesneden op de specifieke behoeften en prestaties van iedere Centraal-Aziatische staat afzonderlijk. De Europese Raad verzoekt de Raad en de Commissie op gezette tijden de vooruitgang bij de uitvoering van deze strategie te evalueren en medio 2008 een eerste voortgangsverslag in te dienen bij de Europese Raad.

Proces van Heiligendamm


48. De Europese Raad juicht, gezien de ontwikkeling van EU-instrumenten en gespreksfora met opkomende economieën, toe dat de top van de G8 in juni 2007 een aanvang heeft gemaakt met het proces van Heiligendamm, waarmee een nieuwe vorm van dialoog met in het bijzonder Brazilië, China, India, Mexico en Zuid-Afrika in het leven is geroepen. De Europese Raad is zich bewust van het steeds groter wordende belang van deze en andere opkomende economieën. Het proces van Heiligendamm moet de politieke dialoog intensiveren en de samenwerking met deze landen bevorderen, vooral op het gebied van innovatie en intellectuele eigendom, investeringsklimaat, met inbegrip van verantwoord ondernemen, energie-efficiëntie en ontwikkelingssamenwerking.

EU-Afrika


49. De tweede top EU-Afrika in december 2007 te Lissabon zal een belangrijke gelegenheid bieden om de betrekkingen tussen de EU en Afrika te intensiveren en een ambitieus en strategisch nieuw partnerschap op te bouwen.


50. De Europese Raad herinnert aan zijn conclusies van juni 2005 en onderstreept dat hij groot belang hecht aan verdere nauwe samenwerking met de Afrikaanse Unie om ervoor te zorgen dat voor december 2007 een gezamenlijke EU/Afrika-strategie kan worden aangenomen. De Europese Raad bevestigt dat hij de Afrikaanse Unie verder wil steunen, met het oog op onder meer versterking van de capaciteit van de Afrikaanse Unie op het gebied van conflictbeheersing, -oplossing en -preventie. De Europese Raad is ingenomen met het voornemen om tijdens de top EU-Afrika een partnerschap op het gebied van energie tussen Afrika en de EU tot stand te brengen.


51. De Europese Raad benadrukt dat er bij voorrang moet worden gewerkt aan nieuwe regelingen waardoor snel EU-middelen kunnen worden vrijgemaakt ter ondersteuning van snelle inzetbaarheid in het kader van de AU. De Raad bevestigt de in het kader van de EU-strategie "De EU en Afrika: Naar een strategisch partnerschap" geformuleerde voornemens en spoort de lidstaten aan alles in het werk te stellen om de daarin vervatte doelstellingen te verwezenlijken.

Europees veiligheids- en defensiebeleid


52. De Europese Raad onderschrijft het verslag van het voorzitterschap over het EVDB, waarin onder meer de door het komende voorzitterschap te verrichten werkzaamheden zijn omschreven.

V. NOORD-IERLAND


53. De Britse eerste minister en de Taoiseach hebben de Europese Raad ingelicht over het feit dat in Noord-Ierland opnieuw een op volledige inclusiviteit en machtsdeling gebaseerd zelfbestuur is ingesteld. De Europese Raad verwelkomde de recente afspraken tussen de voorzitter van de Commissie en de nieuwe Noord-Ierse regering en onderstreepte de reeds lang bestaande en onverminderde steun van de Europese Unie voor het vredesproces.


---

BIJLAGE I

ONTWERP-MANDAAT VAN DE IGC

Het onderhavige mandaat zal als enige grondslag en als exclusief kader dienen voor de werkzaamheden van de intergouvernementele conferentie (IGC) die overeenkomstig punt 10 van de conclusies van de Europese Raad zal worden bijeengeroepen.

I. ALGEMENE OPMERKINGEN

1. De IGC is opgedragen, een Verdrag tot wijziging van de bestaande verdragen (hierna "Hervormingsverdrag" genoemd) op te stellen teneinde de efficiëntie en de democratische legitimiteit van de uitgebreide Unie en de samenhang van haar externe optreden te verbeteren. De constitutionele idee, die inhield dat alle bestaande verdragen worden ingetrokken en door één enkele tekst worden vervangen die "Grondwet" wordt genoemd, wordt losgelaten. Met het Hervormingsverdrag worden de innovaties die uit de IGC van 2004 zijn voortgekomen, opgenomen in de bestaande verdragen, die van kracht blijven, zoals hierna in detail wordt beschreven.


1. Het Hervormingsverdrag zal twee substantiële onderdelen bevatten, tot wijziging van respectievelijk het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG). Het VEU behoudt zijn naam en het VEG zal, het Verdrag betreffende de werking van de Unie worden genoemd, waarbij de Unie een enkelvoudige rechtspersoonlijkheid krijgt. Het woord "Gemeenschap" wordt overal door "Unie" vervangen; er zal worden verklaard dat de twee verdragen de verdragen vormen waarop de Unie is gegrondvest, alsmede dat de Unie in de plaats treedt van de Gemeenschap, waarvan zij de opvolger is. Verder zullen de gebruikelijke bepalingen inzake bekrachtiging en inwerkingtreding alsook overgangsregelingen worden opgenomen. De door de IGC van 2004 overeengekomen technische wijzigingen van het Euratom-verdrag en van de bestaande Protocollen zullen worden geïntroduceerd door middel van aan het Hervormingsverdrag gehechte protocollen.


1. Het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zullen geen grondwettelijk karakter hebben. Deze wijziging zal ook tot uiting komen in de terminologie van de verdragen: de term "Grondwet" zal niet worden gebruikt, de "Minister van Buitenlandse Zaken van de Unie" zal Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid worden genoemd en er zal worden afgestapt van de benamingen "wet" en "kaderwet"; de huidige benamingen "verordening", "richtlijn" en "beschikking/besluit" worden behouden. Evenmin zullen de gewijzigde verdragen een artikel bevatten over de symbolen van de EU, zoals de vlag, de hymne of het devies. Wat de voorrang van het recht van de EU betreft, zal de IGC een verklaring aannemen waarin aan de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU wordt herinnerd .


1. Wat het inhoudelijke aspect van de wijzigingen van de bestaande verdragen betreft, zullen de nieuwe elementen die uit de IGC van 2004 zijn voortgekomen, in het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden opgenomen op de wijze zoals gespecificeerd in dit mandaat. De wijzigingen die in deze nieuwe elementen zijn aangebracht naar aanleiding van het overleg met de lidstaten in de afgelopen 6 maanden, zijn hieronder duidelijk aangegeven. Zij hebben met name betrekking op de respectieve bevoegdheden van de EU en de lidstaten en de afbakening ervan, het specifieke karakter van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de grotere rol van de nationale parlementen, de behandeling van het Handvest van de grondrechten en een mechanisme op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken dat lidstaten in staat stelt verdere handelingen op dit gebied aan te nemen terwijl andere lidstaten zich afzijdig kunnen houden.

II. WIJZIGINGEN VAN HET EU-VERDRAG


1. Onderdeel 1 van het Hervormingsverdrag bevat de wijzigingen van het huidige VEU.

De tekst van het huidige Verdrag blijft ongewijzigd, tenzij in dit mandaat anders aangegeven.
1. De tekst van de eerste overweging in de door de IGC van 2004 goedgekeurde tekst zal als tweede overweging in de preambule worden opgenomen.


1. Het VEU zal in 6 titels worden onderverdeeld: Gemeenschappelijke bepalingen (I), Bepalingen over de democratische beginselen (II), Bepalingen over de instellingen (III), Bepalingen over nauwere samenwerking (IV), Algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de Unie en specifieke bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (V), en Slotbepalingen (VI). De Titels I, IV (thans VII), V en VI (thans VIII) volgen de structuur van het huidige VEU, met de wijzigingen die door de IGC van 2004 zijn goedgekeurd. Met de twee overige titels (II en III), die nieuw zijn, worden innovaties geïntroduceerd die tijdens de IGC van 2004 zijn overeengekomen.

Gemeenschappelijke bepalingen (I)
1. Titel I van het huidige VEU, waarin onder andere artikelen betreffende de waarden en doelstellingen van de Unie, de betrekkingen tussen de Unie en de lidstaten, en de schorsing van de rechten van de lidstaten zijn opgenomen, zal worden gewijzigd overeenkomstig de nieuwe elementen die door de IGC van 2004 zijn overeengekomen (zie bijlage 1, titel I).


1. Het artikel over de grondrechten zal een verwijzing bevatten naar het Handvest van de grondrechten, als overeengekomen in de IGC van 2004, waardoor dit een juridisch bindende waarde krijgt en de werkingssfeer ervan wordt omschreven.


1. In het artikel betreffende de grondbeginselen op het gebied van de bevoegdheden zal worden gespecificeerd dat de Unie uitsluitend handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld.

Bepalingen over de democratische beginselen (II)
1. Deze nieuwe Titel II zal de in 2004 door de IGC goedgekeurde bepalingen betreffende democratische gelijkheid, representatieve democratie, participerende democratie en burgerinitiatief bevatten. De rol van de nationale parlementen zal verder worden uitgebreid ten opzichte van de in 2004 door de IGC goedgekeurde bepalingen (zie bijlage 1, titel II):


* De termijn waarover de nationale parlementen beschikken om ontwerp-wetgevingsteksten te behandelen en een gemotiveerd advies ter zake van de subsidiariteit uit te brengen, zal worden verlengd van 6 naar 8 weken (het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen en het Protocol betreffende de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zullen dienovereenkomstig worden gewijzigd).

* Er zal in een versterkt controlemechanisme inzake de subsidiariteit worden voorzien, in die zin dat indien een ontwerp van wetgevingshandeling wordt gecontesteerd door een gewone meerderheid van de aan de nationale parlementen toegedeelde stemmen, de Commissie het ontwerp van wetgevingshandeling heronderzoekt en kan besluiten dit te handhaven, te wijzigen of in te trekken. Indien de Commissie besluit het ontwerp te handhaven, moet zij in een met redenen omkleed advies verantwoorden waarom het ontwerp haars inziens strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Dit met redenen omkleed advies, alsmede de met redenen omklede adviezen van de nationale parlementen, moeten ter overweging in de wetgevingsprocedure worden toegezonden aan de EU-wetgever. Dit zal een specifieke procedure in gang zetten:


- Alvorens de eerste lezing in het kader van de gewone wetgevingsprocedure af te sluiten, beoordeelt de wetgever (Raad en Parlement) of het wetgevingsvoorstel met het subsidiariteitsbeginsel strookt, waarbij hij met name rekening houdt met de door de meerderheid van de nationale parlementen geformuleerde en gedeelde redenen, alsook met het met redenen omkleed advies van de Commissie;


- Indien de wetgever met een meerderheid van 55% van de leden van de Raad of een meerderheid van de uitgebrachte stemmen in het Europees Parlement van oordeel is dat het voorstel niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, wordt het wetgevingsvoorstel niet verder in beschouwing genomen. (het Protocol betreffende subsidiariteit en evenredigheid zal dienovereenkomstig worden gewijzigd).

Aan de rol van de nationale parlementen zal een nieuw algemeen artikel worden gewijd.
Bepalingen betreffende de instellingen (III)
1. De door de IGC van 2004 overeengekomen institutionele wijzigingen zullen deels in het VEU en deels in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden opgenomen. De nieuwe Titel III zal een overzicht bieden van het institutionele bestel en zal de volgende institutionele wijzigingen ten opzichte van het huidige bestel bevatten: de artikelen betreffende de instellingen van de Unie, het Europees Parlement (nieuwe samenstelling), de Europese Raad (transformatie tot een instelling en introductie van het ambt van voorzitter), de Raad (introductie van de stemming met dubbele meerderheid en wijzigingen in het systeem van het zesmaandelijkse voorzitterschap van de Raad, met de mogelijkheid tot aanpassing ervan), de Europese Commissie (nieuwe samenstelling en versterking van de rol van haar voorzitter), de Minister van Buitenlandse Zaken van de Unie (creatie van dit nieuwe ambt, waarvan de titel voortaan Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid luidt) en het Hof van Justitie van de Europese Unie.


1. Het stelsel van stemming met dubbele meerderheid, zoals overeengekomen in de IGC van 2004, zal van kracht worden op 1 november 2014, tot welke datum het huidige stelsel van stemming met gekwalificeerde meerderheid (artikel 205, lid 2 VEG) van toepassing zal blijven. Indien er daarna een besluit moet worden vastgesteld met gekwalificeerde meerderheid, kan een lid van de Raad gedurende een overgangsperiode tot en met 31 maart 2017, verzoeken dat het besluit wordt genomen met de gekwalificeerde meerderheid zoals omschreven in artikel 205, lid 2, van het huidige VEG.

Daarnaast zal tot en met 31 maart 2017, indien leden van de Raad die ten minste 75% vertegenwoordigen van de bevolking of ten minste 75% van het aantal lidstaten nodig om een blokkerende minderheid te vormen zoals bepaald in artikel , er bezwaar tegen aantekenen dat de Raad een handeling aanneemt met gekwalificeerde meerderheid, het mechanisme van toepassing zijn waarin is voorzien bij het ontwerp-besluit opgenomen in Verklaring nr. 5 die gehecht is aan de slotakte van de IGC van 2004. Vanaf 1 april 2017 zal hetzelfde mechanisme van toepassing zijn, met als betreffende percentages respectievelijk ten minste 55% van de bevolking of ten minste 55% van het aantal lidstaten nodig om een blokkerende minderheid te vormen zoals bepaald in artikel .

Bepalingen betreffende nauwere samenwerking (IV)
1. Titel IV (de oude Titel VII van het huidige VEU) zal worden gewijzigd zoals overeengekomen door de IGC van 2004. Om een versterkte samenwerking te kunnen beginnen zijn minimaal negen lidstaten nodig.

Algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de Unie en specifieke bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (V)

1. In Titel V van het huidige VEU zal een nieuw eerste hoofdstuk met algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de Unie worden ingevoegd, dat, zoals overeengekomen door de IGC van 2004, twee artikelen zal bevatten over respectievelijk de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie en de rol van de Europese Raad bij het bepalen van de strategische belangen en doelstellingen van dat optreden. Het tweede hoofdstuk bevat de bepalingen van Titel V van het huidige VEU, zoals gewijzigd in de IGC van 2004 (met inbegrip van de Europese dienst voor extern optreden en de permanente gestructureerde samenwerking op defensiegebied). In dit hoofdstuk wordt een nieuw artikel 1 ingevoegd, waarin wordt bepaald dat het optreden van de Unie op internationaal niveau zal worden geleid door de beginselen van, de doelstellingen zal nastreven van en zal worden uitgevoerd in overeenstemming met de in hoofdstuk I vastgestelde algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de Unie. Er zal duidelijk worden aangegeven dat op het GBVB specifieke procedures en regelingen van toepassing zijn. Voorts zal in een specifieke rechtsgrond betreffende de bescherming van persoonsgegevens op GBVB-gebied worden voorzien.

Slotbepalingen (VI)

1. Titel VI (de oude Titel VIII van het huidige VEU) zal worden gewijzigd zoals overeengekomen in de IGC van 2004. Deze titel zal meer bepaald een artikel bevatten over de rechtspersoonlijkheid van de Unie^ en een artikel over de vrijwillige terugtrekking uit de Unie; artikel 48 zal worden gewijzigd om er de procedures voor de herziening van de Verdragen (de gewone herzieningsprocedure en de twee vereenvoudigde herzieningsprocedures) in te kunnen samenbrengen. In dit artikel zal in het lid over de gewone herzieningsprocedure worden verduidelijkt dat de Verdragen kunnen worden herzien teneinde de aan de Unie toegedeelde bevoegdheden uit te breiden of te beperken. In artikel 49 betreffende de voorwaarden voor toelating en de procedure voor toetreding tot de Unie, zal de verwijzing naar de beginselen worden vervangen door een verwijzing naar de waarden van de Unie, en zullen een verbintenis om deze waarden gezamenlijk uit te dragen, een verplichting om het Europees Parlement en de nationale parlementen van een verzoek om toetreding tot de Unie in kennis te stellen en een verwijzing naar het rekening houden met de door de Europese Raad overeengekomen criteria voor toetreding (zie bijlage 1, titel VI), worden opgenomen. De gebruikelijke slotbepaling zal ook worden aangepast (territoriale werkingssfeer, duur, bekrachtiging en authentieke teksten en vertalingen).

III. WIJZIGINGEN VAN HET EG-VERDRAG


1. Onderdeel 2 van het Hervormingsverdrag bevat de wijzigingen van het huidige VEG, dat voortaan Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zal worden genoemd.


1. De in de IGC van 2004 goedgekeurde innovaties zullen op de gebruikelijke manier in de vorm van specifieke wijzigingen in het Verdrag worden opgenomen. Het betreft de categorieën van bevoegdheden en de gebieden van bevoegdheid, de werkingssfeer van de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid en van de medebeslissingsprocedure, het onderscheid tussen wetgevings- en niet-wetgevingshandelingen, bepalingen betreffende onder meer de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, de solidariteitsclausule, verbeteringen inzake de governance van de euro, horizontale bepalingen zoals de sociale clausule, specifieke bepalingen zoals inzake openbare diensten, de ruimte, energie, civiele bescherming, humanitaire hulp, volksgezondheid, sport, toerisme, de ultraperifere gebieden, administratieve samenwerking en financiële bepalingen (eigen middelen, meerjarig financieel kader, nieuwe begrotingsprocedure).


1. De volgende wijzigingen ten opzichte van de resultaten van de IGC van 2004 zullen worden aangebracht (zie bijlage 2):


1. In een nieuw artikel 1 zullen het doel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en zijn verhouding tot het EU-verdrag worden verwoord. In het artikel zal worden bepaald dat de twee Verdragen dezelfde juridische waarde hebben.
2. In het artikel betreffende de categorieën van bevoegdheden, dat in het begin van het VEG is opgenomen, zal duidelijk worden gespecificeerd dat de lidstaten hun bevoegdheid opnieuw zullen uitoefenen voor zover de Unie heeft besloten haar bevoegdheid niet langer uit te oefenen.

3. De inleidende zin van het artikel betreffend het ondersteunend, coördinerend of aanvullend optreden wordt zo gewijzigd dat wordt benadrukt dat de Unie optreedt met het doel het optreden van de lidstaten te ondersteunen, coördineren of aan te vullen.
4. In artikel 18, lid 3, zoals gewijzigd in de IGC van 2004, zal de zinsnede betreffende het vaststellen van maatregelen inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfsvergunningen en daarmee gelijkgestelde documenten worden geschrapt en overgeheveld naar een vergelijkbare rechtsgrond inzake deze aangelegenheid die in het artikel betreffende grenscontroles van de titel betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zal worden opgenomen.
5. In artikel 20 (diplomatieke en consulaire bescherming), zoals gewijzigd in de IGC van 2004, zal de rechtsgrond worden gewijzigd, zodat op dit gebied kan worden voorzien in de aanneming van richtlijnen tot vaststelling van maatregelen inzake coördinatie en samenwerking.

6. Aan artikel 286 (bescherming van persoonsgegevens), zoals gewijzigd in de IGC van 2004, zal in een nieuwe alinea de bepaling worden toegevoegd dat de op basis van dit artikel vastgestelde voorschriften geen afbreuk doen aan de voorschriften die worden vastgesteld op basis van de specifieke rechtsgrond voor deze materie die in de titel betreffende het GBVB zal worden opgenomen (de IGC zal tevens een verklaring betreffende de bescherming van persoonsgegevens op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken aannemen, en in voorkomend geval in de desbetreffende protocollen specifieke punten opnemen betreffende de positie van afzonderlijke lidstaten, waarin de toepasselijkheid ervan in dit opzicht wordt verduidelijkt).


1. In Artikel 42 (bijeentellen van tijdvakken van verzekering en export van socialezekerheidsuitkeringen) zal in een toevoeging worden benadrukt dat de procedure wordt geschorst indien de Europese Raad binnen vier maanden geen actie heeft ondernomen ("noodrem") (zie punt 1 van bijlage 2) .
2. Artikel 60 (bevriezen van tegoeden met het oog op de bestrijding van terrorisme), zoals gewijzigd in de IGC van 2004, zal naar het einde van het hoofdstuk betreffende algemene bepalingen van de titel betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht worden overgeheveld.

3. Met betrekking tot diensten van algemeen economisch belang (zie artikel 16, als gewijzigd in de IGC van 2004) zal een protocol aan de Verdragen worden gehecht .

4. In het hoofdstuk betreffende de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht wordt een bepaling opgenomen over samenwerking en coördinatie door de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid (zie punt 2, onder a), van bijlage 2).

5. In het hoofdstuk over justitiële samenwerking in burgerlijke zaken wordt lid 3 van het artikel over die samenwerking, zoals overeengekomen door de IGC van 2004, gewijzigd teneinde de nationale parlementen een rol toe te bedelen in de overbruggingsclausule betreffende het familierecht (zie punt 2, onder b), van bijlage 2).

6. In de hoofdstukken over justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking, zoals gewijzigd in de IGC van 2004, zal in de artikelen over de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken, minimumvoorschriften betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties, het Europees openbaar ministerie en politiële samenwerking een nieuw mechanisme worden opgenomen dat lidstaten in staat stelt verdere maatregelen op dit gebied aan te nemen terwijl andere lidstaten zich afzijdig kunnen houden (zie punt 2, onder c) en d), van bijlage 2). Tevens wordt het toepassingsgebied van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland (1997) zodanig uitgebreid dat het, wat het UK betreft, onder dezelfde voorwaarden ook de hoofdstukken inzake justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking omvat. Het kan ook betrekking hebben op de toepassing van het Protocol in verband met de op Schengen voortbouwende maatregelen en de wijziging van de bestaande maatregelen. Bij deze uitbreiding zal rekening worden gehouden met de positie van het UK in het eerdere acquis van de Unie op deze gebieden. Ierland zal zijn positie met betrekking tot die uitbreiding te gelegener tijd bepalen.

7. In artikel 100 (maatregelen in geval van ernstige moeilijkheden in de voorziening van bepaalde producten), wordt een verwijzing naar de geest van solidariteit tussen de lidstaten en naar het bijzondere geval van energie in het kader van moeilijkheden in de voorziening van bepaalde producten ingevoegd (zie punt 3 van bijlage 2).

8. In artikel 152 (volksgezondheid), zoals gewijzigd in de IGC van 2004, zal punt d) inzake maatregelen betreffende de controle van, de vroegtijdige alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid worden verplaatst naar het lid betreffende het vaststellen van stimuleringsmaatregelen (de IGC zal tevens een verklaring aannemen waarin het internemarktaspect wordt verduidelijkt van maatregelen betreffende de kwaliteits- en veiligheidseisen die aan geneesmiddelen en medische hulpmiddelen worden gesteld).
9. In het door de IGC van 2004 goedgekeurde artikel betreffende het Europees ruimtevaartbeleid zal worden gespecificeerd dat de goedgekeurde maatregelen generlei harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten kunnen inhouden.

10. In artikel 174 (milieu), als gewijzigd door de IGC van 2004, wordt de bijzondere noodzaak van de strijd tegen de klimaatverandering door maatregelen op internationaal niveau gespecificeerd (zie punt 4 van bijlage 2).

11. In het artikel over energie, dat is overeengekomen in de IGC van 2004, wordt een verwijzing naar de geest van solidariteit tussen de lidstaten ingevoegd (zie punt 5 van bijlage 2), alsook een nieuw punt d) over de bevordering van de koppeling van energienetwerken.

12. Aan het begin van het deel betreffende het externe optreden van de Unie zal een artikel worden ingevoegd waarin wordt bepaald dat het internationale optreden van de Unie berust op de beginselen en gericht is op de doelstellingen van, en uitgevoerd wordt overeenkomstig de algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de Unie die in hoofdstuk 1 van Titel V van het VEU zijn vastgesteld.

13. In het artikel betreffende de procedure voor het sluiten van internationale overeenkomsten zal worden toegevoegd dat de overeenkomst betreffende de toetreding van de Unie tot het EVRM door de Raad met eenparigheid van stemmen zal worden gesloten en door de lidstaten zal worden bekrachtigd.

14. Artikel 229 A (uitbreiding van de bevoegdheid van het Europees Hof van Justitie uitspraak te doen in geschillen die verband houden met Europese intellectuele-eigendomsrechten) blijft ongewijzigd.
15. In artikel 249 (definitie van EU-handelingen: verordening, richtlijn en besluit) zal in een nieuw deel 1 over de rechtshandelingen van de Unie de definitie van "besluit" worden aangepast aan hetgeen door de IGC van 2004 is overeengekomen.
16. Als gevolg van het vervallen van de benamingen "wet" en "kaderwet" zullen de in de IGC van 2004 goedgekeurde innovaties worden aangepast, waarbij het onderscheid tussen wat wetgevend is en wat niet, alsmede de gevolgen daarvan, behouden blijft. Dienovereenkomstig zullen na artikel 249 drie artikelen worden opgenomen betreffende respectievelijk handelingen die overeenkomstig een wetgevingsprocedure worden vastgesteld, gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. In het artikel betreffende de wetgevingshandelingen zal worden bepaald dat op grond van een (gewone of bijzondere) wetgevingsprocedure aangenomen handelingen (verordeningen, richtlijnen of beschikkingen) wetgevingshandelingen zijn. De terminologie in de artikelen betreffende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zoals goedgekeurd in de IGC van 2004, zal dienovereenkomstig worden aangepast.

17. In artikel 308 (flexibiliteitsclausule), zoals gewijzigd in de IGC van 2004, zal een lid worden toegevoegd waarin wordt bepaald dat dit artikel niet als basis kan dienen voor het verwezenlijken van doelstellingen die tot het GBVB behoren, alsmede dat op grond van dit artikel aangenomen handelingen de in artikel [III-308, tweede alinea,] gestelde beperkingen moeten eerbiedigen.
18. Na artikel 308 zal een artikel worden toegevoegd op grond waarvan rechtsgrondslagen die volgens de door de IGC van 2004 goedgekeurde teksten niet voor de vereenvoudigde herzieningsprocedure in aanmerking kwamen, van deze procedure worden uitgesloten.


1. Voorts zal een aantal door de IGC van 2004 goedgekeurde bepalingen worden ondergebracht in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (zie lijst in deel B van bijlage 2).

IV. PROTOCOLLEN EN EURATOM-VERDRAG


1. De door de IGC van 2004 goedgekeurde nieuwe protocollen zullen aan de bestaande Verdragen worden gehecht (te weten: het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, het Protocol betreffende de Eurogroep, het Protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking op defensiegebied en het Protocol inzake de toetreding van de Unie tot het EVRM).


1. Aan het Hervormingsverdrag zal een protocol worden gehecht tot wijziging van de bestaande protocollen, zoals overeengekomen in de IGC van 2004 (met inbegrip van de schrapping van 10 protocollen).


1. Aan het Hervormingsverdrag zal een protocol worden gehecht betreffende de technische wijzigingen die in het Euratom-verdrag moeten worden aangebracht, zoals overeengekomen in de IGC van 2004.

V. VERKLARINGEN

1. Afgezien van de verklaringen waarnaar in dit mandaat wordt verwezen, zullen de door de IGC van 2004 goedgekeurde verklaringen door de huidige IGC worden overgenomen, voor zover zij betrekking hebben op bepalingen of protocollen die tijdens de huidige IGC worden besproken.


_________

Wijzigingen in het EU-Verdrag Bijlage 1 Titel I - Gemeenschappelijke bepalingen Deze bijlage dient ter verduidelijking, voor
zover nodig, van de exacte formulering


1. Aan de preambule van het EU-Verdrag wordt de volgende tweede overweging toegevoegd * :

"GEÏNSPIREERD door de culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa, die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de universele waarden van de onschendbare en onvervreemdbare rechten van de mens en van vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat;".
1. Aan artikel 1 worden de volgende zinnen toegevoegd:

Aan het einde van de eerste alinea: "..., waaraan de lidstaten bevoegdheden toedelen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken.".

In de plaats van de laatste alinea: "De Unie is gegrond op dit Verdrag en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Unie treedt in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolger is.".

2 bis) Invoeging van een artikel 2 over de waarden van de Unie.*
1. Artikel 2 betreffende de doelstellingen van de Unie wordt artikel 3 en wordt vervangen door de volgende tekst :

"1. De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.


2. De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit.


3. De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert wetenschappelijke en technische vooruitgang.

De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind.

De Unie bevordert de economische, sociale en territoriale samenhang, en de solidariteit tussen de lidstaten.

De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europees cultureel erfgoed.


3 bis. De Unie stelt een economische en monetaire unie in die de euro als munt heeft.


4. In de betrekkingen met de rest van de wereld handhaaft de Unie haar waarden en belangen en zet zich ervoor in en draagt zij bij tot de bescherming van haar burgers. Zij draagt bij tot de vrede, de veiligheid, de duurzame ontwikkeling van de aarde, de solidariteit en het wederzijds respect tussen de volkeren, de vrije en eerlijke handel, de uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van het kind, alsook tot de strikte eerbiediging en ontwikkeling van het internationaal recht, met inbegrip van de inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties.


5. De Unie streeft deze doelstellingen met passende middelen na, naar gelang van de bevoegdheden die haar daartoe in de Verdragen zijn toegedeeld.".

1. Artikel 3 wordt vervangen door een artikel 4 inzake de betrekkingen tussen de Unie en de lidstaten *, met aan het begin de volgende toevoeging en aan het eind van het huidige lid 1, dat wordt hernummerd tot lid 2, de toevoeging van een zin:

"1. Overeenkomstig artikel behoren bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, toe aan de lidstaten.".


2. De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur. Zij eerbiedigt de essentiële staatsfuncties, met name de verdediging van de territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten.

(het huidige lid 2 wordt vernummerd tot 3).


1. Artikel 6 betreffende de grondrechten wordt vervangen door de volgende tekst :

"1. De Unie erkent de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van 7 december 2000, als aangepast op , dat dezelfde rechtskracht als de Verdragen heeft.

De bepalingen van het Handvest houden geenszins een verruiming in van de bevoegdheden van de Unie zoals bepaald in de Verdragen.

De rechten, vrijheden en beginselen van het Handvest worden uitgelegd overeenkomstig de algemene bepalingen van Titel VII van het Handvest betreffende de uitlegging en toepassíng ervan, waarbij de in het Handvest bedoelde verduidelijkingen, waarin de bronnen van deze bepalingen vermeld zijn, terdege in acht genomen worden."


2. De Unie treedt toe tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Die toetreding laat de bevoegdheden van de Unie, zoals bepaald in de Verdragen, onveranderd.


3. De grondrechten, zoals zij worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij voortvloeien uit de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben, maken als algemene beginselen deel uit van het recht van de Unie.".
1. Toevoeging van een artikel 7 bis over de Unie en haar naaste omgeving *.

Titel II - Bepalingen over de democratische beginselen


1. Toevoeging van het volgende nieuwe artikel betreffende de rol van de nationale parlementen in de Unie:

"De nationale parlementen dragen actief bij tot de goede werking van de Unie:

a) door zich door de instellingen van de Unie te laten informeren en door zich ontwerpen van Europese wetgevingshandelingen te laten toezenden, overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie;

b) door erop toe te zien dat het beginsel van subsidiariteit wordt geëerbiedigd overeenkomstig de procedures bedoeld in het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid;

c) door, in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, deel te nemen aan de mechanismen voor de evaluatie van de uitvoering van het beleid van de Unie op dit gebied, overeenkomstig artikel , en door betrokken te worden bij het politieke toezicht op Europol en de evaluatie van de activiteiten van Eurojust, overeenkomstig de artikelen ;

d) door deel te nemen aan de procedures voor de herziening van de Verdragen, overeenkomstig artikel ;

e) door zich in kennis te laten stellen van verzoeken om toetreding tot de Unie, overeenkomstig artikel ;)

f) door deel te nemen aan de interparlementaire samenwerking tussen de nationale parlementen en met het Europees Parlement, overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie.".

Titel V - Algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de Unie en specifieke bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
1. Aan artikel 11 wordt het volgende lid 1 toegevoegd (de huidige tekst van lid 1 wordt geschrapt):


1. De bevoegdheid van de Unie met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bestrijkt alle gebieden van het buitenlands beleid en alle vraagstukken die verband houden met de veiligheid van de Unie, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid dat kan leiden tot een gemeenschappelijke defensie.

Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is aan specifieke procedures onderworpen. Het wordt bepaald en uitgevoerd door de Europese Raad en door de Raad, die besluiten met eenparigheid van stemmen, tenzij in de Verdragen anders wordt bepaald. Wetgevingshandelingen kunnen in dezen niet worden aangenomen. Aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt uitvoering gegeven door de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en door de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen. De specifieke rol van het Europees Parlement en van de Commissie op dit gebied wordt bepaald in de Verdragen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd ten aanzien van deze bepalingen, met uitzondering van zijn bevoegdheid toezicht te houden op de naleving van artikel en de wettigheid van bepaalde besluiten na te gaan, als bepaald in artikel [III-376, tweede alinea].".

Titel VI - Slotbepalingen


9) Aan artikel 49, eerste alinea, wordt een nieuwe laatste zin toegevoegd (de tweede alinea blijft ongewijzigd):

"Artikel 49
Criteria en procedure voor toetreding tot de Unie

Elke Europese staat die de in artikel 2 bedoelde waarden eerbiedigt en zich ertoe verbindt deze uit te dragen, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De verzoekende staat richt zijn verzoek tot de Raad, die besluit met eenparigheid van stemmen na de Commissie te hebben geraadpleegd en na instemming van het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij volstrekte meerderheid van zijn leden. Er wordt rekening gehouden met de door de Europese Raad overeengekomen criteria voor toetreding.


____________

Wijzigingen in het EG-Verdrag Bijlage 2*

A. Wijzigingen ten opzichte van de resultaten Deze bijlage dient ter verduidelijking,

goedgekeurd door de IGC van 2004 voor zover nodig, van de exacte

formulering (A) en ter verduidelijking van de

plaats van bepaalde bepalingen (B)
1. In artikel 42, invoeging van wijzigingen zoals overeengekomen in de IGC van 2004, met toevoeging van de volgende tekst aan het eind:

"Wanneer een lid van de Raad verklaart dat een ontwerp van wetgevingshandeling als bedoeld in de eerste alinea afbreuk zou doen aan belangrijke aspecten van zijn socialezekerheidsstelsel, met name het toepassingsgebied, de kosten en de financiële structuur ervan, of gevolgen zou hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel, kan hij verzoeken dat de aangelegenheid wordt voorgelegd aan de Europese Raad. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking wordt door de Europese Raad, binnen vier maanden na deze schorsing:

(a) het ontwerp terugverwezen naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd, of

(b) niet gehandeld of de Commissie verzocht een nieuw voorstel in te dienen; in dat geval wordt de aanvankelijk voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld."


1. Vervanging, zoals overeengekomen in de IGC van 2004, van titel IV door de bepalingen van een nieuwe titel inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht*, die hoofdstuk 1 (algemene bepalingen), hoofdstuk 2 (beleid inzake grenscontroles, asiel en immigratie), hoofdstuk 3 (justitiële samenwerking in burgerlijke zaken), hoofdstuk 4 (justitiële samenwerking in strafzaken) en hoofdstuk 5 (politiële samenwerking) omvat.

(a) In hoofdstuk 1 (algemene bepalingen), invoeging in [artikel III-262] van de volgende nieuwe tweede alinea:

"Het staat de lidstaten vrij onderling en onder hun verantwoordelijkheid vormen van samenwerking en coördinatie te organiseren zoals zij het passend achten tussen hun bevoegde overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de vrijwaring van de nationale veiligheid. "

(b) In hoofdstuk 3 (justitiële samenwerking in burgerlijke zaken), vervanging van lid 3 van , als volgt:

"3. In afwijking van lid 2, worden maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vastgesteld door de Raad, die volgens een speciale wetgevingsprocedure besluit. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.

De Raad kan op voorstel van de Commissie bij besluit vaststellen ten aanzien van welke aspecten van het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen handelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure kunnen worden vastgesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.

Het in de tweede alinea bedoelde voorstel wordt aan de nationale parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, is het in de tweede alinea bedoelde besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Raad het besluit vaststellen."

(c) In hoofdstuk 4 (justitiële samenwerking in strafzaken), vervanging van de leden 3 en 4 van en artikel door:

"3. Wanneer een lid van de Raad van oordeel is dat een ontwerp-richtlijn als bedoeld in [lid 1 of lid 2 van artikel III-271] afbreuk zou doen aan fundamentele aspecten van zijn strafrechtstelsel, kan hij verzoeken dat de ontwerp-richtlijn aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen 4 maanden na die schorsing het ontwerp terug naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd.

In geval van verschil van mening en indien ten minste eenderde van de lidstaten nauwere samenwerking wenst aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp-richtlijn, stellen zij binnen dezelfde termijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in en bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing."

(d) In hoofdstuk 4 (justitiële samenwerking in strafzaken) en hoofdstuk 5 (politiële samenwerking), invoeging van de volgende nieuwe laatste alinea's, respectievelijk in lid 1 van en lid 3 van

"Is er in de Raad geen eenparigheid, dan kan een groep van ten minste eenderde van de lidstaten verzoeken dat het ontwerp van aan de Europese Raad wordt/worden voorgelegd. In dat geval wordt de procedure in de Raad geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing, het ontwerp ter aanneming terug naar de Raad.

In geval van verschil van mening en indien ten minste eenderde van de lidstaten nauwere samenwerking wenst aan te gaan op grond van het betrokken ontwerp van , stellen zij binnen dezelfde termijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in en bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.".

[alleen in artikel III-275, lid 3: "De in de tweede en derde alinea bedoelde procedure is niet van toepassing op handelingen die een ontwikkeling vormen van het Schengenacquis"].


3) In artikel 100, vervanging van lid 1 door het volgende:

"1. Onverminderd de overige procedures waarin de Verdragen voorzien, kan de Raad op voorstel van de Europese Commissie in een geest van solidariteit tussen de lidstaten bij besluit de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening met bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen."


4) In titel XIX (milieu) invoeging van wijzigingen zoals overeengekomen door de IGC van 2004, met de vervanging van het laatste streepje in artikel 174 door het volgende:

"- bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering."


5) Toevoeging van een nieuwe titel inzake energie, zoals overeengekomen door de IGC van 2004, met de vervanging van de inleidende zin in lid 1 van artikel door de volgende:

"1. In het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, is het beleid van de Unie op het gebied van energie, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, erop gericht: (...)"

B. Verduidelijkingen over de plaats van bepaalde bepalingen*


1. Status van kerken en van niet-confessionele organisaties (einde van Titel II Algemeen toepasselijke bepalingen);
2. Burgerschap van de Unie (tweede deel);

3. Rechtsgrondslag voor de aanneming van een regeling voor de indiening van burgerinitiatieven (aan het begin van artikel 27);

4. Transparantie van de werkzaamheden van de instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie (artikel 255, verplaatst binnen het tweede deel);

5. Sociale partners en sociale dialoog (begin van het Hoofdstuk Sociaal beleid);

6. Solidariteitsclausule (nieuwe Titel VII in het deel over het externe optreden);

7. Europese ombudsman (in artikel 195);

8. Bepaling op grond waarvan de regels inzake besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad ook van toepassing worden voor de Europese Raad ( in de nieuwe afdeling 1 bis betreffende de Europese Raad);
9. Rechtsgrondslagen voor de aanneming van de lijst van Raadsformaties en van het besluit betreffende het voorzitterschap van deze formaties (artikel I-24, lid 7] en vervanging van artikel 205, lid 2, door de gekwalificeerde-meerderheidsregel die van toepassing is wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie [artikel I-25, lid 2] (in afdeling 2 - De Raad);

10. Rechtsgrondslag voor de aanneming van het toerbeurtsysteem voor de samenstelling van de Commissie [artikel I-26, lid 6, onder a) en b)] (afdeling 3 - De Commissie);

11. Europese Centrale Bank (in afdeling 4 bis van het vijfde deel);
12. Rekenkamer (in afdeling 5 van het vijfde deel);
13. De adviesorganen van de Unie (in hoofdstuk 3 en 4 van het vijfde deel);

14. Aparte Titel II over financiële bepalingen (hoofdstukken over de eigen middelen van de Unie, het meerjarig financieel kader, de jaarlijkse begroting van de Unie, de uitvoering van de begroting en de kwijtingverlening, gemeenschappelijke bepalingen en bestrijding van fraude);

15. Een Titel III en bepalingen over nauwere samenwerking, met inbegrip van het verplaatsen van de artikelen 27 A tot en met 27 E en van artikel 40 naar 40 B VEU en de nadere bepalingen over de stemregels ;

16. Wijziging van artikel 309 met nadere bijzonderheden over de stemregels in het geval van schorsing van bepaalde rechten die uit het lidmaatschap van de Unie voortvloeien [artikel I-59, leden 5 en 6];

17. Invoeging in de algemene en slotbepalingen van nadere bijzonderheden over het territoriaal toepassingsgebied .


___________

BIJLAGE II

LIJST VAN DE AAN DE EUROPESE RAAD VOORGELEGDE DOCUMENTEN

Conclusies van de Raad over uitbreiding en versterking van de alomvattende aanpak van migratie
10746/07

Versterking van het Europees nabuurschapsbeleid - Voortgangsverslag van het voorzitterschap en conclusies van de Raad


10874/07


11016/07

De EU en Centraal-Azië: strategie voor een nieuw partnerschap


10113/07

Verslag van het voorzitterschap over het EVDB


10910/07


10910/07 COR 1 (fr,mt)

Noordelijke dimensie - Jaarlijks voortgangsverslag 2006 over de uitvoering van het Actieplan voor de noordelijke dimensie


10612/07


10610/07

Rapport van het voorzitterschap over EU-activiteiten in het kader van preventie, met inbegrip van de uitvoering van het EU-programma voor de preventie van gewelddadige conflicten


11013/07


11013/1/07 REV 1 (bg)


---


---

Het artikel betreffende de voorrang van het EU-recht zal niet in het VEU worden opgenomen en de IGC zal de volgende verklaring goedkeuren: "De Conferentie memoreert dat, in overeenstemming met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU, de Verdragen en het recht dat de Unie op grond van de Verdragen vaststelt, voorrang hebben boven het recht van de lidstaten, onder de voorwaarden bepaald in die rechtspraak". Bovendien zal het advies van de Juridische dienst van de Raad (doc. 580/07) bij de slotakte van de Conferentie worden gevoegd.

De inhoud van Titel VI (politiële en justitiële samenwerking in strafzaken) wordt opgenomen in de titel betreffende de Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) - zie hieronder, "Wijzigingen van het EG-Verdrag".

De tekst van het Handvest van de grondrechten zal derhalve niet in de Verdragen worden opgenomen.

Met inbegrip van stemvoorschriften.

In verband met het samenvoegen van sommige bepalingen zal de formulering van de tekst op een aantal punten worden aangepast.

De IGC zal overeenstemming bereiken over de volgende verklaring: "De Conferentie benadrukt dat de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie die het Gemeenschappelijk Buitenlandse en Veiligheidsbeleid regelen, daaronder begrepen de oprichting van het ambt van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en de oprichting van een dienst voor extern optreden, geen afbreuk doen aan de huidige bevoegdheden van de lidstaten wat betreft de formulering en uitvoering van hun buitenlands beleid, noch aan hun nationale vertegenwoordiging in derde landen en internationale organisaties.

De Conferentie herinnert er tevens aan dat de bepalingen die het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid beheersen, geen afbreuk doen aan de specifieke aard van het veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten.

Zij benadrukt dat de EU en haar lidstaten gebonden blijven door de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, in het bijzonder de bepaling dat de Veiligheidsraad en zijn leden de primaire verantwoordelijkheid dragen voor het handhaven van de internationale vrede en veiligheid."

Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten bij de uitoefening van activiteiten die binnen het GBVB en het EVDB vallen, alsmede het verkeer van die gegevens.

De IGC zal overeenstemming bereiken over de volgende verklaring: "De Conferentie bevestigt dat het feit dat de Europese Unie rechtpersoonlijkheid bezit, de Unie geenszins machtigt wetgevend of anderszins op te treden buiten de bevoegdheden die de lidstaten haar in de Verdragen hebben verleend."

De artikelen 41, 42, 46 en 50 van het VEU worden geschrapt; artikel 47, zoals gewijzigd door de IGC van 2004, wordt verplaatst naar het GBVB-hoofdstuk.

(a) De IGC zal tevens de volgende Verklaring betreffende de afbakening van bevoegdheden goedkeuren: "De Conferentie onderstreept dat, conform het systeem van verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten als bedoeld in het Verdrag betreffende de Europese Unie, bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie worden toegedeeld, aan de lidstaten blijven toebehoren.

In de gevallen waarin in de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, oefenen de lidstaten hun bevoegdheid uit voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend of besloten heeft deze niet langer uit te oefenen. Deze laatste situatie doet zich voor wanneer de bevoegde EU-instellingen besluiten een wetgevingshandeling in te trekken, met name om er beter voor te zorgen dat de subsidiariteits- en evenredigheidsbeginselen permanent worden geëerbiedigd. De Raad kan, op initiatief van een of meer van zijn leden (vertegenwoordigers van de lidstaten) en overeenkomstig artikel 208, de Commissie verzoeken voorstellen in te dienen met het oog op de intrekking van een wetgevingsbesluit.

Ook kunnen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van een intergouvernementele conferentie bijeen, overeenkomstig de gewone herzieningsprocedure bedoeld in artikel van het Verdrag betreffende de Europese Unie besluiten tot wijziging van de Verdragen waarop de Unie is gebaseerd, onder meer met het doel de in die Verdragen aan de Unie toegedeelde bevoegdheden uit te breiden of te beperken.".

(b) Het volgende protocol zal aan de Verdragen worden gehecht:

"Wanneer de Unie overeenkomstig artikel inzake gedeelde bevoegdheden op een bepaald gebied is opgetreden, heeft deze uitoefening van bevoegdheden enkel betrekking op de door de betrokken handeling van de Unie geregelde elementen en niet op het gehele gebied."

De IGC zal in verband met dit artikel tevens de volgende verklaring goedkeuren: "De Conferentie herinnert eraan dat in dat geval de Raad overeenkomstig artikel [I-21, lid 4) bij consensus handelt.".

Het volgende protocol zal aan de Verdragen worden gehecht:

"Protocol betreffende diensten van algemeen belang

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

Wensend het belang van diensten van algemeen belang te benadrukken;

Hebben overeenstemming bereikt over de volgende interpretatieve bepalingen, die aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zullen worden gehecht:

Artikel 1

De gedeelde waarden van de Unie met betrekking tot diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 16 van het EG-Verdrag omvatten met name:


- de essentiële rol en de ruime bevoegdheid van de nationale, regionale en locale autoriteiten om diensten van algemeen economisch belang te verrichten, te machtigen en te organiseren op een manier die zoveel mogelijk in overeenstemming is met de behoeften van de gebruikers;


- de diversiteit tussen verschillende diensten van algemeen economisch belang en de verschillen in de behoeften en voorkeuren van de gebruikers die kunnen voortvloeien uit verschillende geografische, sociale of culturele omstandigheden;


- een hoog niveau van kwaliteit, veiligheid en betaalbaarheid, gelijke behandeling en de bevordering van de algemene toegang en van de rechten van de gebruiker;

Artikel 2

De bepalingen van de Verdragen doen op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om niet-economische diensten van algemeen belang te verrichten, te machtigen en te organiseren.".

De IGC zal tevens twee verklaringen met betrekking tot dit artikel goedkeuren:


1) "De Conferentie verklaart dat de verwijzing naar de doelstellingen van de Unie in artikel 308 een verwijzing is naar de doelstellingen bedoeld in artikel en naar de doelstellingen van artikel met betrekking tot het externe optreden op basis van deel III, titel V, van het Verdrag. Het is derhalve uitgesloten dat met een optreden op basis van artikel 308 alleen de doelstellingen bedoeld in artikel worden nagestreefd.

De Conferentie wijst er in dit verband op dat, overeenkomstig artikel , geen wetgevingshandelingen kunnen worden aangenomen op het gebied van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid."


2) "De Conferentie benadrukt dat, volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, artikel 308, als bestanddeel van een op het beginsel van bevoegdheidstoedeling berustend institutioneel bestel, geen grondslag kan zijn voor een uitbreiding van het competentiegebied van de Unie tot buiten het algemene kader dat gevormd wordt door het geheel van de bepalingen van de Verdragen, en in het bijzonder die waarin de taken en het optreden van de Unie worden omschreven. In geen geval kan artikel 308 als grondslag dienen voor de vaststelling van bepalingen die, wat hun gevolgen betreft, in wezen neerkomen op een wijziging van de Verdragen buiten de daartoe in de Verdragen voorziene procedure om.".

Sommige van deze protocollen zijn niet nodig omdat de bestaande verdragen niet worden ingetrokken en worden derhalve niet vermeld. Benadrukt zij dat alle bestaande verdragen, ook de toetredingsakten, van kracht blijven.

De asterisk (*) in deze bijlage geeft aan dat de in te voegen innovaties overeenstemmen met die welke door de IGC van 2004 zijn goedgekeurd.

Het volgende protocol zal aan de Verdragen worden gehecht:

"Protocol betreffende de interne markt en de mededinging

De Hoge Verdragsluitende Partijen, overwegende dat de interne markt als omschreven in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie een regime omvat dat verzekert dat de mededinging niet wordt verstoord

Zijn overeengekomen dat,

de Unie daartoe indien nodig actie zal ondernemen overeenkomstig de bepalingen van de Verdragen, met inbegrip van artikel 308 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.".

Het IGC zal overeenstemming bereiken over de volgende verklaring: "De Conferentie verklaart het volgende:


1. Het Handvest van de grondrechten, dat juridisch bindend is, bevestigt de grondrechten die gewaarborgd zijn door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de grondrechten die voortvloeien uit de grondwettelijke tradities die de lidstaten gemeen hebben.


2. Het Handvest breidt het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet uit tot buiten de bevoegdheden van de Unie en schept voor de Unie geen nieuwe bevoegdheden of taken, noch brengt het wijziging in de bevoegdheden en taken als omschreven in de Verdragen." Unilaterale verklaring van Polen:

"Het Handvest heeft in geen enkel opzicht gevolgen voor het recht van de lidstaten om wetgeving vast te stellen op het gebied van de openbare zeden, het familierecht en de bescherming van de menselijke waardigheid alsmede de eerbiediging van de lichamelijke en morele integriteit van de mens."

Het volgende protocol zal aan de Verdragen worden gehecht:

"De Hoge Verdragsluitende Partijen

Overwegende dat de Unie in artikel van het Verdrag betreffende de Europese Unie de in het Handvest van de grondrechten vervatte rechten, vrijheden en beginselen erkent;

Overwegende dat het Handvest moet worden toegepast in strikte overeenstemming met de bepaling van voornoemd artikel en titel VII van het Handvest zelf;

Overwegende dat het voornoemd artikel vereist dat het Handvest door de rechtbanken van het Verenigd Koninkrijk wordt toegepast en uitgelegd in strikte overeenstemming met de in dat artikel bedoelde verduidelijkingen;

Overwegende dat het Handvest zowel in rechten als in beginselen voorziet;

Overwegende dat het Handvest zowel bepalingen van civiele als van politieke aard bevat alsmede bepalingen van economische en sociale aard;

Overwegende dat in het Handvest de in de Unie erkende rechten, vrijheden en beginselen opnieuw worden bevestigd en deze rechten zichtbaarder worden gemaakt, maar dat het Handvest geen nieuwe rechten of beginselen schept;

Herinnerend aan de verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het recht van de Unie in het algemeen;

Nota nemend van de wens van het Verenigd Koninkrijk dat meer duidelijkheid wordt gebracht in bepaalde aspecten van de toepassing van het Handvest;

Derhalve wensend de toepassing van het Handvest met betrekking tot de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het Verenigd Koninkrijk te verduidelijken evenals de wijze waarop rechtzoekenden dit Handvest in rechte moeten kunnen inroepen in het Verenigd Koninkrijk;

Opnieuw bevestigend dat verwijzingen in dit protocol naar de werking van specifieke bepalingen van het Handvest de werking van andere bepalingen van het Handvest strikt onverlet laten;

Opnieuw bevestigend dat dit protocol de toepassing van het Handvest op andere lidstaten overlet laat;

Opnieuw bevestigend dat dit protocol andere verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het recht van de Unie in het algemeen onverlet laat;

Hebben overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen die gehecht zullen worden aan het Verdrag betreffende de Europese Unie:

Artikel 1


1. Het Handvest verleent het Hof van Justitie noch enig hof of rechtbank van het Verenigd Koninkrijk de bevoegdheid te bepalen dat de wetten, verordeningen of administratieve bepalingen, praktijken of maatregelen van het Verenigd Koninkrijk in strijd zijn met de grondrechten, vrijheden en beginselen die het Handvest zijn vastgelegd.


2. Met name, en om twijfel te voorkomen, voorziet van het Handvest niet in rechten voor de justitiabele die op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn, behalve voorzover de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk in dergelijke rechten voorziet.

Artikel 2

Voorzover een bepaling van het Handvest verwijst naar nationale wetten en praktijken, is zij in het Verenigd Koninkrijk alleen van toepassing voorzover de daarin vervatte rechten of beginselen erkend zijn in de wetten of praktijken van het Verenigd Koninkrijk."

Twee delegaties behielden zich het recht voor om toe te treden tot dit protocol.

De door de IGC van 2004 overeengekomen versie van het Handvest, die in door de drie instellingen opnieuw zal worden vastgesteld. Zij zal in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

De IGC zal overeenstemming bereiken over de volgende verklaring: "Naast de specifieke procedures vermeld in onderstreept de Conferentie dat de bepalingen betreffende het GBVB, mede met betrekking tot de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en de Dienst voor extern optreden, de huidige rechtsgrondslag, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van elke afzonderlijke lidstaat onverlet laten wat betreft het bepalen en voeren van zijn buitenlands beleid, zijn nationale diplomatieke dienst, zijn betrekkingen met derde landen en aan deelname aan internationale organisaties, waaronder het lidmaatschap van een lidstaat van de Veiligheidsraad van de VN.

Tevens merkt de Conferentie op dat de bepalingen betreffende het GBVB geen nieuwe bevoegdheden aan de Commissie verlenen om besluiten te initiëren of de rol van het Europees Parlement te vergroten.

Ook memoreert de Conferentie dat de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten onverlet laten."

De asterisk (*) in deze bijlage geeft aan dat de in te voegen innovaties overeenstemmen met die welke door de IGC van 2004 zijn goedgekeurd.