ChristenUnie
Bijdrage debat over het Beleidsprogramma 2007-2011
Bijdrage debat over het Beleidsprogramma 2007-2011
dinsdag 19 juni 2007 09:48
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik voel mijn maag ook rammelen en ik begrijp dus best de
drang van mensen om zich naar het restaurant te spoeden. Laat ik
daarom snel beginnen. Ik kreeg afgelopen vrijdag een e-mail. Dat
gebeurt wel vaker -- gemiddeld 100 keer per dag -- maar deze e-mail
sprong er echt uit. Het was een uitgebreid verslag van iemand die
jarenlange ervaring had met de jeugdzorg. Het was een zeer persoonlijk
en indringend verhaal. Men kan zich afvragen waarom iemand een
dergelijk verhaal naar een politicus in Den Haag stuurt. De aanleiding
van de afzender om een e-mail te sturen, was het beleidsprogramma dat
het kabinet een dag ervoor had gepresenteerd. Deze man had daar nog
wat aan toe te voegen. De schrijver vroeg onder meer om maatregelen
tegen ouders die hun kinderen verwaarlozen. Uit heel zijn relaas --
het was een uitgebreide e-mail -- sprak de verwachting dat een
dergelijk verzoek zin heeft, dat een persoonlijk verhaal met concrete
adviezen landt in Den Haag, dat ernaar geluisterd wordt. Aan het
wekken van die terechte verwachting heeft dit kabinet met zijn 100
dagen-tour een belangrijke bijdrage geleverd. Dit kabinet staat met
zijn gezicht naar de samenleving toe en investeert in draagvlak. Dat
is in onze ogen een cultuuromslag die weldadig aandoet.
De ChristenUnie heeft zich altijd sterk gemaakt voor een dienstbare
overheid. Dat betekent ook een communicerende overheid; de overheid
als partner van de samenleving. Ik heb het dan over een overheid die
zich inzet voor solidaire verhoudingen en voor het versterken van de
verbanden in de samenleving. Een overheid die oog heeft voor de
kwetsbare individuen en groepen en een overheid die leiding durft te
geven, die laat zien dat regeren meer is dan alleen het verdelen van
gemeenschapsgeld. Dat besef ademt dit beleidsprogramma. Dat besef
herkennen wij ook in de manier waarop het tot stand is gekomen.
Leiderschap wordt getoond door niet in de ministeriële torens te
blijven zitten maar door erop uit te gaan, de scholen in te gaan, de
bedrijven in te gaan en de wijken in te gaan om te horen wat mensen
echt bezighoudt en op welke punten sturing echt gewenst is. Ik roep de
minister-president op om daar vooral mee door te gaan.
Dit kabinet deinst er niet voor terug richtinggevend op te treden,
enerzijds met beleid dat een meer duurzame wijze van leven, produceren
en consumeren bevordert en anderzijds met maatregelen tegen gedrag dat
schadelijk is voor de samenleving en mensen zelf, zoals roken, alcohol
en drugs, en voor deelneming aan de Nederlandse samenleving met alles
wat daarbij hoort. Wij zien met genoegen in het beleidsprogramma terug
dat daartoe een handvest verantwoordelijk burgerschap wordt opgesteld.
Ook wordt voorzien in opvoedingsondersteuning. Bij die overtuigende
hand als het kan, past ook een harde hand als het moet. De
criminaliteit moet omlaag, ook de zogenaamd "kleine" maar uiterst
irritante criminaliteit in het verkeer. In dat verband moet verder
opgetreden worden tegen fietsendiefstallen; jaarlijks zijn daar
honderdduizenden Nederlanders het slachtoffer van. Verloedering en
asociaal gedrag moeten worden bestreden, op straat, in het verkeer en
ook op de buis. In dat kader vraag ik aandacht voor de afspraak uit
het coalitieakkoord dat alle gedragsbeïnvloedende maatregelen onder de
vlag van Doe Normaal worden gebracht. Die afspraak staat niet in het
beleidsprogramma terwijl deze wel van wezenlijke betekenis is voor
doelstellingen als minder verloedering en asociaal gedrag, reductie
van drugs- en alcoholgebruik en noem maar op.
Dit beleidsprogramma bevat veel van wat de ChristenUnie tot haar
speerpunten heeft gekozen: aandacht voor jeugd en gezin, gerichte
investeringen in duurzaamheid en zorg voor zwakken en kwetsbaren. Bij
dit laatste hoort ook de bescherming van het leven waarover het
kabinet de Kamer al uitgebreid heeft geïnformeerd hoe het daarmee om
wil gaan. Ik sta hier echter niet om onze zegeningen in dit programma
hardop na te tellen -- hoe verleidelijk dat ook is -- maar eerder om
kritische te signaleren waar het beleidsprogramma bij ons vragen
oproept, misschien zelfs tekort schiet of ernaast zit.
Ik wil beginnen met het onderwerp arbeid en zorg. Mijn fractie is blij
met de vele aandacht die het kabinet geeft aan mantelzorg en
vrijwilligerswerk. Het is mooi dat het kabinet wil bevorderen dat
burgers daar meer ruimte en tijd voor kunnen vrijmaken. Maar wat gaat
het kabinet daar concreet aan doen? Waar kan ik in de voorgestelde
verdeling van de enveloppen terugvinden dat het kabinet hier ook
middelen voor gaat uittrekken? Het kabinet constateert dat het aantal
vrijwilligers en mantelzorgers dreigt af te nemen. Volgens ons is dat
feitelijk nu al het geval. Heeft het kabinet zich afgevraagd hoe dat
zou komen en hoe wij dat kunnen voorkomen als het kabinet
tegelijkertijd vier van de vijf mensen aan een betaalde baan wil
binden in de toekomst? Die doelstelling uit het beleidsprogramma,
namelijk 80% arbeidsparticipatie in 2016, is behoorlijk ambitieus. Die
doelstelling zit ruim boven de Lissabondoelstelling en is ook
haastiger dan het middellangetermijnadvies van de SER, dat uitging van
2040. Ik denk dat wij van de minister-president mogen vragen om in
zijn termijn aan te geven hoe hij denkt dat dit kan worden bereikt en
hoe hij tegelijk wil garanderen dat mensen ook tijd en energie
overhouden om zich naast het betaalde werk ook dienstbaar te maken in
de samenleving. Wat doet het kabinet bijvoorbeeld om een baan
verenigbaar te maken met zorgtaken?
Speciale aandacht vragen wij in dit verband voor gezinnen met
kinderen. Betaalde arbeid is belangrijk voor ouders, maar voor ouders
heeft het welzijn van hun kind of kinderen ook voorrang. Ik las ergens
treffend dat ouders per saldo vaker kiezen voor hun kind dan voor hun
bankrekening. Gelukkig maar. De combinatie van arbeid en zorg, van
werken en opvoeden, is echter geen eenvoudige. Wat denkt het kabinet
bijvoorbeeld van het bevorderen van schooltijdbanen? Dit is werk dat
kan worden gedaan binnen het tijdsbestek dat de kinderen op school
doorbrengen. En hoe gaat het kabinet nu concreet de toegang tot de
informele kinderopvang vereenvoudigen, zoals is afgesproken in het
coalitieakkoord? Voor de combinatie werken en zorg, en een eerlijker
verdeling van de kinderopvanggelden is dit een belangrijk punt dat ook
daadwerkelijk moet worden opgepakt.
Het kabinet heeft met veel burgers en organisaties om de tafel
gezeten, maar een belangrijke ontmoeting heeft nog niet
plaatsgevonden: de zogenaamde Participatietop. Wij werden daar wel wat
ongeduldig onder, maar ik ben blij te constateren dat vandaag
duidelijk is geworden dat dit kabinet zich houdt aan de afspraak die
is gemaakt om deze top voor het zomerreces te laten plaatsvinden. Het
kan nog, al begon de tijd te dringen. Dat is belangrijk, ook voor de
doelstellingen rond werk die zijn geformuleerd in het beleidsprogramma
en om het project Iedereen doet mee te kunnen realiseren. Het kabinet
is nu aan zet. Wij hopen dat er goede resultaten uit zullen komen,
namelijk resultaten die op breed draagvlak kunnen rekenen bij zowel
werkgevers als werknemers en ook bij de Nederlandse gemeenten.
Duurzaamheid is voor de ChristenUnie ook een belangrijk onderwerp. Wij
moeten als goede rentmeesters -- ik vind het nog steeds een prachtige
term -- de schepping ontwikkelen en bewaren. Het is mooi om te lezen
dat er breed draagvlak is gevonden voor de hoge
duurzaamheidsdoelstellingen van het kabinet. Dat had ook anders
gekund. Maar nu wel verder. De tijd van de algemene formuleringen en
de proefballonnen is nu echt voorbij . Het project Schoon en zuinig
biedt kansen, maar de grote ambities moeten nu worden omgezet in
concreet beleid. Daar willen wij ook graag een concreet tijdpad bij
zien. Als het bijvoorbeeld gaat om de reductie van
broeikasgasemissies, een belangrijke doelstelling, dan willen wij
graag jaarlijkse doelstellingen terugzien.
Dat brengt mij bij de passages in het beleidsakkoord over het
rekeningrijden. Tien jaar geleden pleitten wij daar al voor in een
motie. Het bezig van een auto moet betaalbaarder, het gebruik ervan
moet duurder. Deze regeerperiode zal het rekeningrijden eindelijk
worden ingevoerd, stond in het coalitieakkoord. Maar nu lees ik toch
iets anders in het beleidsprogramma en ik vraag de minister-president
waarom. Ik zeg er dit bij. Aan het onmogelijke is niemand gehouden,
ook deze regering niet. Wij hebben begrip voor Betuweroute- en
HSL-trauma's bij minister Eurlings. Maar als snelle invoering
werkelijk onmogelijk is, wil mijn fractie dat na kunnen rekenen aan de
hand van een overtuigende notitie van het kabinet. Ik heb in dat
opzicht nog niets gezien. Voor ons is er dus op dit moment geen reden
om af te wijken van de afgesproken invoeringstermijn.
De aandacht voor duurzaamheid overstijgt onze nationale grenzen.
Tijdens het debat over de Regeringsverklaring heb ik aandacht gevraagd
voor de noodkreet van Indonesië vanwege de veenbosbranden en de
illegale houtkap. De gevolgen daarvan voor het wereldwijde
klimaatprobleem zijn echt enorm. De minister-president heeft mij
beloofd, het steunverzoek van Indonesië te zullen bekijken en de Kamer
daarover te informeren. Dat is helaas nog niet gebeurd. Ik wil dan ook
vandaag graag zaken doen met het kabinet. Ik vraag het kabinet of het
samen met de Indonesische regering een grootschalig actieplan voor
behoud en herstel van de veenbossen wil opstellen, graag voor de
klimaatconferentie in december op Bali. Nederland kan specifieke
deskundigheid beschikbaar stellen. Uit de reservering voor Indonesië
in de enveloppen internationale samenwerking kan ook een substantieel
bedrag ter beschikking gesteld worden. Graag krijg ik een toezegging
op dit punt.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Realiseert de heer Slob zich wel dat Nederland de op een na grootste
afnemer is van soja, waarvoor er op dit moment een ontbossing is in
Brazilië, dus dat wij daar primair verantwoordelijk voor zijn? Is hij
niet erg teleurgesteld dat er niets in het Beleidsprogramma te vinden
is over de wijze waarop wij dat oplossen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Als het gaat om de bestaande taken en opdrachten, is niet alleen het
Beleidsprogramma zaligmakend. U weet dat er nog een aantal andere
afspraken is gemaakt die gewoon doorgaan. Ook over dit onderwerp
zullen wij moeten gaan discussiëren. Ik concentreer mij nu echter even
op het heel majeure punt van deze problemen in Indonesië. Als het gaat
om het wereldwijde klimaatprobleem, zijn de veenbosbranden daarvan een
van de grootste veroorzakers. Ik vraag het kabinet om daar
daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Overigens hoop ik dat dit uw
steun heeft. Ik heb aan het kabinet daarover een concreet voorstel
gedaan. De discussie over andere landen waar ook problemen zijn,
zullen wij uiteraard ook moeten voeren. Die voer ik echter liever op
een andere plek en op een ander moment.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Het gaat er nu juist over dat het een Nederlands probleem is. Wij zijn
immers de probleemeigenaar van de ontbossing in Brazilië; wij zijn de
op een na grootste afnemer van soja voor veevoer. U hebt het over
Indonesië en dat kan ik mij heel goed voorstellen. U kunt ook op onze
steun rekenen, als u vindt dat daar ook wat aan gedaan moet worden. In
uw redeneringen moet het evenwel een Nederlands karakter hebben,
willen wij als overheid actief zijn. In dit geval is dat ook zo. Ik
vraag mij dus af waarom u daar geen aandacht voor vraagt. Het is
immers een van de grootste problemen, als het gaat om de opwarming van
de aarde.
De heer Slob (ChristenUnie):
Als het gaat om de problematiek van de ontbossing, moet ik zeggen dat
wij daarover in de Kamer al veel vaker gesproken hebben. Ik herinner
mij in dit verband nog goed een initiatief-wetsvoorstel van inmiddels
oud-collega Vos. Bij de behandeling daarvan heeft mijn fractie
deelgenomen aan de eerste termijn; verder is de behandeling ook niet
gekomen. Ik vraag u om onze bijdrage aan die eerste termijn te lezen.
Het zal u dan duidelijk zijn dat wij ook heel erg goed naar onszelf
willen kijken, alsook dat wij willen bezien wat wij ook op basis van
de Nederlandse verantwoordelijkheid die wij dragen, daaraan kunnen
doen. U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik mij met een spreektijd
van 15 minuten concentreer op een aantal zaken die nu echt van belang
is. Daar is Indonesië volgens mij er een van.
Mevrouw de voorzitter. Ik keer terug naar Nederland. Wij horen graag
wat de stand van zaken is op het gebied van regionaal-economisch
beleid. In het Coalitieakkoord staat dat er met de regio's afspraken
gemaakt zullen worden over versterking van de regionaal-economische
ontwikkeling. Zijn er gesprekken gevoerd met de regio's en zo ja, met
welke? Wat is daarbij afgesproken? Het kan toch niet zo zijn dat er
bij de verdeling van het beschikbare geld ook voorbij wordt gegaan aan
wat de Kamer van oudsher als een belangrijke regio heeft getypeerd,
namelijk Twente? Naar de opvatting van de fractie van de ChristenUnie
verdient de door de provincie Overijssel en de Twentse gemeenten
opgestelde agenda van Twente landelijke ondersteuning. Graag verneem
ik hierop de reactie van het kabinet.
Het valt ons overigens op dat het Beleidsprogramma nog geen nadere
informatie bevat over de snelle Zuiderzee-spoorverbinding. Het Noorden
heeft namelijk baat bij een snel besluit, met behoud van
zorgvuldigheid. Mij dunkt dat een dergelijk besluit voor het einde van
het jaar wel een keer genomen moet zijn.
Het kabinet erkent de kansen die het Deltaplan voor het Nederlandse
landschap biedt. Ik heb daar in het debat over de Regeringsverklaring
al aandacht voor gevraagd. Investeringen in het landschap kunnen
profijtelijk zijn. Daarom wil het kabinet gebiedsgerichte voorstellen
uit het Deltaplan invoeren. Daar zijn wij blij mee, maar wij willen
ervoor waarschuwen dat niet alleen de krenten uit de pap gehaald
worden. Er zal een structurele financiële basis onder de uitvoering
van dit Landschapsplan gelegd moeten worden. Wij vragen het kabinet om
daarvoor met een financiële onderbouwing te komen.
Wij begrijpen dat inmiddels zowel bouwers, boeren, banken als
natuurorganisaties erkennen dat voor deze publieke doelen ook privaat
geld vrijgespeeld moet worden, bijvoorbeeld door groen beleggen en
groen investeren. Hoe pakt de regering dit op? In het Coalitieakkoord
staat dat de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet niet langer
misbruikt mag worden. Sommige gemeenten hebben in de afgelopen weken
gauw het aantal koopzondagen uitgebreid. De evaluatie van de
Winkeltijdenwet ligt al meer dan een jaar op behandeling te wachten.
De afspraak in het coalitieakkoord is helder, maar nu willen wij
actie. Wanneer mogen wij die verwachten?
Een zelfde vraag heb ik over de aanpak van coffeeshops in de buurt van
scholen. Daar moet een duidelijke afstandsnorm voor worden gesteld. Ik
hoop dat ik mij vergis als ik uit het beleidsprogramma opmaak dat de
afstand door iedere gemeente afzonderlijk moet worden bedacht en
vastgesteld. Een dergelijk keuze moet volgens mijn fractie nationaal
worden gemaakt. Tijdens het debat over de regeringsverklaring heb ik
daar al een voorstel voor gedaan. Ik dacht: je moet ergens mee
beginnen. Ik heb een afstand van 500 meter als criterium genoemd. Tot
mijn verrassing nam de minister-president dat criterium enkele dagen
later in een andere rol over. Ik hoor graag wat er daadwerkelijk gaat
gebeuren. Het lijkt ons voor zich te spreken dat wij in aanvulling op
de AHOJG-criteria in ieder geval een landelijke minimumnorm
vaststellen om te doen wat wij hebben afgesproken. Nu wij het toch
over coffeeshops hebben, merk ik op dat wij voor het lang verwachte
rookverbod in 2008, waarmee mijn fractie en volgens mij ook
oud-minister Hoogervorst zeer ingenomen zijn, natuurlijk geen
onderscheid gaan maken tussen cafés of koffiewinkeltjes.
Spreken over scholen brengt mij vrij natuurlijk op het onderwerp
schoolboeken. Ook hier is mijn en zijn andere fracties allang mee
bezig. In het regeerakkoord staat dat in deze regeringsperiode de
schoolboeken voor het voortgezet onderwijs gratis worden. Wanneer dat
gebeurt, stond er niet bij. Nu zegt het kabinet: een deel in 2008, de
rest in 2009. Dat kan, maar dat is niet waar mijn fractie en veel
ouders met schoolgaande kinderen ophebben gerekend. Ook hiervoor geldt
wat ik over het rekeningrijden heb gezegd: aan het onmogelijke is
niemand gehouden, maar met de voorgestelde gefaseerde invoering is
mijn fractie niet op voorhand tevreden. Uit de beantwoording van
Kamervragen die wij gisteren pas ontvingen, is ons duidelijk geworden
dat om technische en financiële redenen invoering per augustus 2007
moeilijk, zo niet onmogelijk is. Dat is slikken. Mijn fractie vraagt
de regering daarom, zich in te spannen, zodat op zijn minst in 2008 de
invoering van gratis schoolboeken voor zowel onderbouw als bovenbouw
mogelijk is. Los van afspraken in het coalitieakkoord gaat het in
dezen ook om de uitvoering van een internationaal verdrag uit de jaren
zeventig dat Nederland heeft ondertekend. Het wordt dus wel eens tijd.
Op een ander punt maakt het kabinet opeens wel heel erg veel haast.
Reeds met ingang van het nieuwe cursusjaar wordt de maatschappelijke
stage ingevoerd. Ook collega Van Geel heeft daarnaar gevraagd. Er is
nog geen geld beschikbaar. Er staat in ieder geval een pro-memoriepost
in ons mooie boekje. Het plan van aanpak komt ook pas na de zomer
beschikbaar. Juist hiervoor moet toch gelden dat zorgvuldige invoering
van zeer groot belang is? Hoe voorkomt het kabinet dat door overhaaste
invoering schade wordt geleden? Wat gaat het kabinet in den brede aan
het chronische gebrek aan stageplaatsen doen, waarop wij helaas in
nogal wat regio's stuiten?
Er is nog veel meer te zeggen, ware het niet dat ik volgens mij al
zo'n beetje aan het einde van mijn spreektijd ben. Kijkend naar het
beleidsprogramma, realiseer ik mij goed dat het begin van een lange
weg altijd de eerste stap is. Als deze stappen maar gezet worden en
duidelijk is waar de weg heengaat. In dat opzicht kijkt mijn fractie
met belangstelling uit naar de eerste termijn van de
minister-president.
Tweede termijn
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik bedank de minister-president voor zijn zeer uitgebreide
beantwoording in eerste termijn. Ook als het gaat om de beantwoording
op een groot aantal vragen die door mijn fractie zijn gesteld over het
beleidsprogramma, heeft dat een behoorlijk stuk duidelijkheid gegeven.
Het gaat dan met name over de onderdelen waarover wij ons afvroegen
wat er precies mee werd bedoeld of waarvan wij de indruk hadden dat er
een andere koers werd ingeslagen dan wij met elkaar hadden
afgesproken. Ik constateer ook dat de volgende stap die gezet gaat
worden, Prinsjesdag zal zijn. De verdere uitwerking zal dan neerslaan
in de begrotingen, zodat wij langzaam maar zeker steeds meer op stoom
komen met het uitvoeren van dat prachtige coalitieakkoord dat mijn
partij samen met CDA en Partij van de Arbeid heeft afgesproken. Als
het tempo van de beantwoording van de minister-president ook het tempo
gaat worden van de uitvoering, dan gaan wij mooie tijden beleven. Wij
zijn dan misschien zelfs voor 2011 klaar.
Er zijn een aantal zaken waarop ik in tweede termijn wil terugkomen.
Ten aanzien van mijn vragen over de mantelzorg en het
vrijwilligerswerk ben ik blij met de reactie van de minister-president
dat daar substantieel geld voor is vrijgemaakt. Ik ga ervan uit dat
dit bij de begrotingsbehandeling duidelijk zal worden. Ik denk dat wij
dan ook verder met elkaar moeten spreken over de toch wel hoge
participatiedoelstellingen die het kabinet heeft geformuleerd en hoe
dat zich verhoudt tot die andere belangrijke zaken die wij met elkaar
voor ogen hebben, namelijk er naast betaalde arbeid zijn voor de
mensen in je eigen omgeving.
Met betrekking tot mijn vraag over de kinderopvang is aangegeven dat
er voor het zomerreces -- dat moet dus binnen twee weken zijn -- nog
een uitgebreide hoofdlijnennotitie gaat komen. Ik ga ervan uit, en
mocht het anders zijn dan hoor ik dat graag, dat daar ook een
prominente plaats in zal zijn opgenomen voor de informele kinderopvang
en de afspraken die wij daarover hebben gemaakt.
Met betrekking tot het onderwerp duurzaamheid heb ik in eerste termijn
gezegd dat de prachtige ambities die zijn geformuleerd, zelfs ver over
deze kabinetsperiode heen, wel verder geconcretiseerd moeten worden.
Wij zijn blij met het draagvlak dat nu is gecreëerd, maar nu moet echt
die volgende slag gemaakt worden. Wij gaan er van uit dat er bij de
uitwerkingen, met name van het project Schoon en zuinig, verdere
concretisering en duidelijkheid zal komen met betrekking tot de
instrumenten die zullen worden ingezet om die mooie doelen
uiteindelijk ook dichterbij te brengen. Ik vraag de minister-president
dat ook toe te zeggen.
Met betrekking tot het rekeningrijden heeft de minister-president in
mijn richting aangegeven dat het kabinet voor de begrotingsbehandeling
Verkeer en Waterstaat met een notitie zal komen waarin het aangeeft
waarom het toch iets meer tijd nodig denkt te hebben voor de invoering
dan was afgesproken. Ik wacht die notitie af. Ik heb gezegd dat wij er
op dit moment nog niet van overtuigd zijn. Wij willen een concrete
afweging maken op basis van concrete en goede onderbouwingen. Zo lang
wij die nog niet hebben, houden wij ons aan de afspraak zoals die in
het coalitieakkoord is gemaakt.
Ik ben blij met de toezegging die wij hebben gekregen met betrekking
tot de grote problemen in Indonesië als gevolg van de veenbranden en
de illegale houtkap, met name voor de CO2-emissie. De
minister-president heeft toegezegd dat Nederland samen met de
Indonesische regering met een plan van aanpak zal komen en dat
daarvoor ook financiële middelen ter beschikking zullen worden
gesteld. Ik heb een bedrag van 27 mln. gehoord. Wij hopen ook dat het
zal lukken om dat plan van aanpak daadwerkelijk klaar te hebben als
die belangrijke VN-klimaattop in december op Bali zal worden gehouden.
Ik vraag het kabinet, daarop aan te koersen. Wat betreft het
regionaal-economische beleid heb ik aandacht gevraagd voor de positie
van Twente. Ik zeg met nadruk dat dit geen willekeurige keuze is. Wij
hebben in de Kamer de afgelopen jaren vaker over Twente gesproken.
Kamerbreed leefde de overtuiging dat Twente moest worden meegenomen in
het regionaal-economische beleid. Wij missen Twente nu in de
uitwerking van het beleidsprogramma, terwijl daarin wel andere regio's
worden genoemd. Ik vraag de minister-president, toe te zeggen dat
Twente wordt betrokken in de afspraken die worden gemaakt over de top-
en grensregio's en wacht zijn reactie op dat punt in tweede termijn
af.
Er is niet gereageerd op mijn vraag over de Zuiderzeespoorlijn en op
het dringende verzoek om nog dit kalenderjaar daarover een besluit te
nemen. Ik vraag het kabinet om een toezegging op dat punt, want het
Noorden heeft er recht op dat wij nu eens klare wijn schenken.
De minister-president heeft gezegd dat wordt vastgehouden aan de
doelstelling van het coalitieakkoord dat de coffeeshops bij scholen
zullen worden gesloten. Ik neem aan dat wij op een later moment verder
zullen spreken over de wijze waarop dit gaat gebeuren. Ik heb van de
minister-president toch goed begrepen dat, als de gemeenten daarin een
verantwoordelijkheid krijgen, het rijk wel zal ingrijpen op het moment
dat gemeenten die verantwoordelijkheid niet waarmaken? Wij zullen het
kabinet daaraan houden.
Ik dien twee moties in. De eerste gaat over het deltaplan voor het
Nederlandse landschap. Dit is wel opgenomen in het beleidsprogramma,
maar het kabinet heeft nog niet aangegeven hoe men een en ander wil
gaan aanpakken. Mede namens de collega's Van Geel en Tichelaar dien ik
daarover de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het beleid van de regering is gericht op een nieuwe
balans tussen ecologie en economie, op vergroting van de
biodiversiteit en op het tegengaan van de verrommeling van het
platteland;
overwegende dat het Deltaplan voor het Nederlandse landschap een
krachtige impuls aan de kwaliteit van het landschap geeft, op grond
waarvan die doelstellingen kunnen worden gerealiseerd;
verzoekt de regering, door middel van een plan van aanpak aan te geven
op welke manier het Deltaplan voor het Nederlandse landschap tot
uitvoering wordt gebracht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Geel en Tichelaar.
Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 12
(31070). Ik krijg het signaal dat het wegens rumoer in de zaal voor
sommige leden niet meer te verstaan is wat de heer Slob zegt. Dat
lijkt mij niet de bedoeling, en daarom verzoek ik de leden, rustig te
zijn.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb nog een motie, betreffende de invoering van de schoolboeken in
het voortgezet onderwijs. De minister-president heeft toegelicht
waarom het kabinet voor een gefaseerde invoering heeft gekozen. Ik heb
daarvan kennis genomen, en dien mede namens de collega's Van Geel en
Tichelaar de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet voornemens is de gratis schoolboeken in
het voortgezet onderwijs gefaseerd in te voeren vanaf het schooljaar
2008/2009;
van mening, dat een uiterste inspanning nodig is om te bezien of het
mogelijk en verantwoord is om de volledige invoering vanaf het jaar
2008/2009 te realiseren;
verzoekt de regering daartoe, de Kamer voor de algemene politieke
beschouwingen in detail te informeren over de meerkosten van een
volledige invoering in dat jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Geel en Tichelaar.
Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 13
(31070).
De heer Slob (ChristenUnie):
Ter voorbereiding op dit debat was ik wat aan het surfen op het
internet en toen kwam ik terecht op de site van de VVD. Ik wilde nog
eens kijken hoe het er op dit moment voorstaat. Ik las toen bij het
kopje "standpunten" de opvatting van de VVD over de rookvrije horeca.
Ik las dat men voor een rookvrije horeca in 2008 was. Misschien moet
men de site aanpassen. Ik realiseerde mij toen dat minister Klink
meteen bij zijn aantreden heeft gezegd dat hij er naartoe gaat werken
om het rookverbod in de horeca in 2008 daadwerkelijk in te voeren. Ik
realiseerde mij ook, dat bij de behandeling van de begroting van het
ministerie van VWS mijn fractie, samen met die van de PvdA, een motie
heeft ingediend waarin staat dat voor 1 januari 2009 de horeca
rookvrij moet zijn. Nu het kabinet deze plannen heeft opgepakt en er
daadwerkelijk tot invoering van de maatregel in 2008 zal worden
overgegaan, is het moment gekomen om de aangehouden
motie-Voordewind/Bussemaker in te trekken.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Voordewind/Bussemaker (30800-XVI, nr. 97) is
ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik ben echt geschokt door wat de heer Slob zojuist meldde
over onze website. Ik kan hem geruststellen: ik zal persoonlijk een
diepgaand onderzoek hiernaar instellen en de website onmiddellijk
aanpassen. Ik dank de heer Slob voor dit signaal.
ongecorrigeerd verslag