Reactie op kopiebrieven vergoeding dure geneesmiddelen in AWBZ-instellingen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/SFI-U-2778918
19 juni 2007
In reactie op uw bovenvermelde brief en mijn eerder verzonden
antwoordbrief van 2 april jl. (DLZ-SFI-2757211) deel ik u het volgende
mee.
De gehandicaptensector kent - anders dan in de verpleeghuissector -
geen speciale regeling voor dure geneesmiddelen. In de
gehandicaptensector en de GGZ is alleen in incidentele gevallen sprake
van dure geneesmiddelen en dit kan in de meeste gevallen binnen het
instellingsbudget worden opgevangen.
De kopiebrieven die ik van uw Kamer heb ontvangen, van Stichting
Pepijn en Paulus (d.d. 14 december 2006) en van Stichting Zuidwester
(geen datum bijgevoegd), betreffen verouderde casuïstiek. Op basis van
deze twee incidenten heeft het AMC te Amsterdam in december 2006 een
brief aan uw Kamer gestuurd. Naar aanleiding van dit signaal heb ik
met bovengenoemde brief van 2 april 2007 een oplossing geboden:
Instellingen die het betreft worden geacht de geneesmiddelen uit het
normale budget te kunnen bekostigen, dan wel hun Reserve Aanvaardbare
Kosten aan te spreken. In die gevallen waar het voorgaande geen
oplossing biedt, kan de Raad van Bestuur van de NZa, gezien het
incidentele karakter van de problematiek, bij uitzondering de
Beleidsregel dure geneesmiddelen in verpleeghuizen (CA-71) van
toepassing verklaren.
Ik wil nogmaals benadrukken dat het hier om incidenten gaat en dat ik
tot op heden geen andere signalen ontvangen heb van de NZa. Ik blijf
dan ook bij mijn standpunt en pas de bestaande regelgeving betreffende
de financiering van farmaceutische zorg bij gehandicapteninstellingen
op dit moment niet aan.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker