ChristenUnie
Overleg over jaarverslag LNV 2006
Overleg over jaarverslag LNV 2006
woensdag 20 juni 2007 12:18
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de heer Mastwijk en
sluit mij aan bij uw woorden: er zijn heldere vragen gesteld en daarop
zijn heldere antwoorden gegeven. Kijkend naar de beleidsprioriteiten
en beleidsvoornemens ontbreekt een aantal prioriteiten. Desondanks
complimenteer ik de minister met de brede scope van
beleidsprioriteiten. Ik ben blij met het overzicht in deze
portefeuille. Ik ga graag nog even in op de opmerking van de minister
over comply or explain. In de periode dat ik wethouder was, heb ik te
maken gehad met een discussie naar aanleiding van de begroting. Ik
moest iets uitleggen dat niet uitgelegd kon worden. Een dergelijke
discussie kost vaak meer tijd dan uitleggen wat het doel is. Mijn
oproep aan de minister is daarom: explain niet al te veel maar comply
gewoon. Dat maakt de controle voor ons een stuk gemakkelijker.
In het jaarverslag mis ik de discussie over de sanering van de
Noordzeevisserij. Er staat wel in wat er bereikt is, maar ik mis de
aansluiting op de doelstelling en informatie over de vraag of er
voldoende is gebeurd. Ik meen mij uit de discussie van eind vorig jaar
te herinneren dat er eigenlijk nog iets meer gedaan moest worden omdat
de vraag, ook vanuit de visserij, een belangrijke opdruk kende. Ik mis
dat onderwerp in het jaarverslag. Ik mis daarbij ook opmerkingen over
wat er gebeurd is met de innovatiegelden voor de visserij, hoe een en
ander zich verhoudt tot de beschikbaar gestelde middelen en wat de
uiteindelijke uitwerking daarvan is geweest.
Ik stel graag een vraag over de genetisch gemanipuleerde gewassen.
Volgens de afspraken wordt door de Stuurgroep Coëxistentie Afspraken
een restschadefonds ingericht waaruit onvoorziene schade vergoed wordt
als geen partij aansprakelijk gesteld kan worden. Hoe weet men hoe
hoog het restschadefonds moet worden? Over de opzet daarvan staat
niets in het jaarverslag. Onderkent de minister dat na een aantal
jaren de vervuiling met gentech-residuen toeneemt vanwege het simpele
feit dat meer gentech-gewassen worden geteeld? Hoe schat zij dit
cumulatieve effect in? Is de EU-doelstelling dat niet meer dan 0,9%
vervuiling van GGO-bestanddelen afkomstig mag zijn op den duur
houdbaar? Ontstaat niet het risico dat de doelstelling teveel wordt
gezien als een opvulbare ruimte in plaats van als het maximum aan
vervuilingsrisico, dat eigenlijk technisch onvermijdelijk is? Ik vraag
de minister dus naar het risico dat het percentage een doel wordt in
plaats van een maximum.
In dierziektebestrijding is de laatste jaren het nodige veranderd.
Producten van dieren die zijn ingeënt tegen MKZ kunnen bijvoorbeeld
gewoon zonder risico worden gegeten. De minister zegt dat hier een
taak voor het bedrijfsleven ligt. Ik vind dat de overheid hierin een
voorwaardenstellende rol moet spelen. Ligt er een plan klaar waarin
bij een grote uitbraak alle supermarktketens verplicht zijn om deze
producten gewoon te verkopen of moet er op dat moment nog worden
nagedacht? Is de minister bereid om dit punt bespreekbaar te maken met
de supermarkten, verzameld in het CBL?
De heer Polderman refereerde aan de ehs-doelstellingen. Deze lijken in
de woorden van de minister niet zo erg onder druk te staan als de
Algemene Rekenkamer suggereert. De Rekenkamer houdt kennelijk geen
rekening met ruilgronden en onderhandelgronden. Er is discussie over
wat aan de Rekenkamer wordt meegegeven als meetregel en over de
hardheid van de gemeten onvolkomenheid. Gelet op vorige jaren is
kennelijk sprake van een herhaling van zetten. Wat doet de minister
eraan om de Algemene Rekenkamer volgend jaar vooraf ervan te
overtuigen dat de doelstellingen voor de gronden gehaald worden? Wat
bedoelt zij met haar uitspraak dat zij geen harde garanties kan geven
voor de afronding van de ehs in 2018? Dat is een vervelende
onzekerheid en ik vraag de minister dan ook om een beleidsconclusie op
dat punt.
De Algemene Rekenkamer signaleert dat zij met betrekking tot de lagere
overheden bepaalde zaken niet kan controleren in verband met de
vigerende bevoegdheid. De minister stelt dat dat niet waar is. Ik
vraag haar om een toelichting hierop. Waarom zegt de minister dat de
Rekenkamer hier wel voldoende handvatten voor heeft?