abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
20 juni 2007 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
VenW/DGP-2007/4631 -
Onderwerp
Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer
Geachte voorzitter,
In het Algemeen Overleg dd. 26 april 2007 over de sociale veiligheid in het openbaar
vervoer heb ik de Kamer toegezegd op enkele specifieke punten een schriftelijke reactie te
zenden. Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
Minister van Justitie doe ik u bijgaande reactie toekomen.
1. BOA's, PBT teams en Toezicht en Veiligheidsteams bij NS.
De buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA's) bij NS worden door mijn ambtgenoot
van Justitie aangewezen. Laatstelijk is dit gebeurd bij besluit van 26 februari 2007
(Staatscourant 8 maart 2007, nr.48).
Op basis van dit besluit kunnen maximaal 4500 medewerkers van de NS Groep worden
aangewezen als BOA. Op dit moment zijn alle hoofdconducteurs van de NS aangewezen
als BOA. Voor BOA's gelden eisen met betrekking tot bekwaamheid en betrouwbaarheid.
In het kader van het Aanvalsplan is voor BOA's werkzaam in het openbaar vervoer een
specifieke BOA-Openbaar Vervoer (BOA-OV) opleiding ontwikkeld. Deze is in de plaats
gekomen van de algemene BOA-opleiding en wordt gevolgd, zowel door nieuwe BOA's
als door BOA's in het kader van de periodieke her- en bijscholing. In de BOA-OV
opleiding is meer specifieke leerstof en praktijkscholing ontleend aan het OV, zodat de
opgeleide BOA (nog) beter is toegerust voor de praktijk.
BOA's kunnen in aanvulling op de opsporingsbevoegdheid ook de geweldsbevoegdheid
hebben. De geweldsbevoegdheid houdt in dat BOA's conform artikel 8, eerste lid, van de
Politiewet 1993, "gepast geweld" mogen gebruiken. Voor de geweldsbevoegdheid geldt
dat vanuit het oogpunt van een zorgvuldige toepassing van geweld hieraan
opleidings- en bijscholingseisen zijn verbonden. Dit op grond van de Regeling toetsing
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Telefoon 070 - 351 6171
Postbus 20901 2500 EX Den Haag Fax 070 - 351 7895
Bezoekadres : Plesmanweg 1-6, Den Haag Internet www.minvenw.nl
Bereikbaar met tramlijn 9 of bus 22 vanaf station CS of met tramlijn 9 vanaf station HS
VenW/DGP-2007/4631
geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaren en ambtenaren van bijzondere
opsporingsdiensten, RTGB. Omdat de opleiding voor de geweldsbevoegdheid een
omvangrijke inhaalslag voor NS betekende is door de Minister van Justitie met tijdelijke
ontheffing van de opleidingsvereisten de geweldsbevoegdheid verleend aan de BOA's bij
de NS. Deze ontheffing geldt tot 1 januari 2008. Inmiddels is een op het NS personeel
toegespitste opleiding ontwikkeld en wordt deze gevolgd.
In de reguliere bedrijfsvoering heeft NS ervoor gekozen om op plaatsen, routes en tijden
waar dit noodzakelijk wordt geacht zogenaamde PBT-teams (proces bijzondere taken) in
te zetten. Deze teams geven ondersteuning en back-up bij problemen zowel voor
conducteurs op treinen alsmede voor servicemedewerkers op stations. Deze teams bestaan
uit vier personen, waarvan minimaal één een BOA is met geweldsbevoegdheid, zodat
zonodig "gepast geweld" mag worden gebruikt.
In aanvulling op het voorgaande zijn bij NS pilots opgestart met zogenaamde Toezicht- en
Veiligheidsteams van minimaal twee personen, bestaande uit BOA's met
geweldsbevoegdheid. Deze BOA's met geweldsbevoegdheid hebben de op het personeel
van de NS toegespitste opleiding voor de geweldsbevoegdheid gevolgd en met goed
gevolg afgerond. De inzet van deze teams wordt gecoördineerd vanuit de NS
Veiligheidscentrale, die ook rechtstreeks in contact staat met de meldkamer van het KLPD.
In de praktijk blijkt dat de reguliere hoofdconducteurs bij NS nauwelijks gebruik maken
van de verleende geweldsbevoegdheid (gemiddeld minder dan 1 keer per jaar). NS beziet
daarom of, mede in relatie tot de nieuwe Toezichts- en Veiligheidsteams, de
geweldsbevoegdheid beperkt kan worden tot een beperktere groep BOA's.
2. Inzet spoorwegpolitie en uitbreiding van de spoorwegpolitie met 10 teams.
Voor de inzet van de politie zijn er afspraken gemaakt in het Nationaal
Veiligheidsarrangement Spoorvervoer (NVA Spoorvervoer). Doordat gebruik wordt
gemaakt van een apart nummer kan het KLPD direct zien dat het om een melding bij de
spoorwegen gaat. Daar wordt altijd op gereageerd. Alleen in het geval de Dienst
Spoorwegpolitie (DSP) niet tijdig aanwezig kan zijn, wordt de melding doorgegeven aan
de regionale politie. Tussen NS en alle betrokken politieorganisaties zijn in het NVA-
spoorvervoer afspraken gemaakt met betrekking tot de assistentieverlening van de politie
bij noodgevallen zoals fysieke bedreiging en/of lichamelijk geweld. Afgesproken is dat de
politie voor deze assistentieverzoeken een reactieprioriteit 1 hanteert (hoogst mogelijke
prioriteit). Voor de handhaving van de normale bedrijfsorde (orde, rust, veiligheid) is NS
verantwoordelijk in de trein en zijn NS en ProRail samen verantwoordelijk voor de stations.
Soms wordt de politie geconfronteerd met meerdere situaties met prioriteit 1, waardoor
assistentie niet tijdig wordt verleend. In de evaluatie van het Aanvalsplan bleek dat er in
ruim 90% van de gevallen tijdig assistentie wordt verleend en dat de vervoerbedrijven er
begrip voor hebben dat in een beperkt aantal gevallen dit niet mogelijk is.
Onverlet de huidige inspanningen gaat de Dienst Spoorwegpolitie steeds meer
informatiegestuurd werken met als gevolg dat problemen van welke aard ook in een
vroeger stadium kunnen worden herkend en daardoor adequater kunnen worden
aangepakt.
Op basis van het Aanvalsplan zijn 4 zgn. UPI teams van elk 17 personen samengesteld.
Samen met het bovengenoemde meer informatiegestuurd werken zal het werken in teams
binnen de bestaande formatie worden vergroot. Dit zal bijdragen aan een meer effectieve
---
VenW/DGP-2007/4631
inzet van de DSP. Een uitbreiding van de DSP met tien extra teams van elk 17 personen
acht ik dan ook niet nodig. Financiering van extra teams via de opbrengsten van de
verkeersboetes is niet aan de orde. Deze boetegelden komen na inning via het Justitieel
Incasso Bureau in de Staatskas terecht. Beschikbaarstelling van extra middelen voor de
DSP kan alleen via de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en de lopende begroting biedt daarvoor geen ruimte.
3. de stadsregio's en hun positie bij concessieverlening
De concessies voor het stads- en streekvervoer worden op basis van de wet
personenvervoer 2000 verleend door de vervoerautoriteiten. Dit zijn de 12 provincies
en 7 WGR regio's. De WGR regio's kennen een algemeen bestuur of `regioraad'. De leden
worden door de deelnemende gemeenteraden benoemd. Iedere stadsregio kent een
dagelijks bestuur dat deel uit maakt van het algemeen bestuur. De verantwoordelijkheid
voor de sociale veiligheid ligt primair bij het vervoerbedrijf, waarbij de concessieverlener
via de concessie eisen stelt en toeziet op de naleving van deze eisen. In de Rotterdamse
situatie zoals in het AO aangehaald ligt deze verantwoordelijkheid bij de stadsregio
Rotterdam. De leden van het bestuur van de stadsregio worden benoemd door de
aangesloten gemeenteraden, waarmee feitelijk sprake is van een getrapte
verantwoordelijkheid. Reizigers kunnen afgevaardigde leden van de eigen gemeente
benaderen. Daarnaast is het petitierecht ook van belang. Reizigers kunnen altijd een met
redenen omkleed verzoek of klacht neerleggen bij de regio. Tenslotte zijn in alle regio's
reizigersadviesraden actief, die ook een wettelijke positie hebben.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Mw. J.C. Huizinga - Heringa
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat