Vereniging Bedrijfsleven Curaçao
Tekst toespraak gehouden in het kader van het USONA congres d.d. 14
juni 2007 door de heer B. Kooijman, voorzitter VBC
Dames en Heren,
Het initiatief van USONA om, na drie jaar functioneren, een
evaluatiemoment in te lassen en samen met de "stakeholders" van
gedachten te wisselen over de bereikte resultaten en de rol welke
USONA de komende jaren zou moeten vervullen, juichen wij als
werkgevers van harte toe. Op deze wijze kan op effectieve wijze
bijsturing van beleid en uitvoering plaatsvinden.
Naar onze bescheiden mening is de oprichting van USONA in 2004,
waarmee invulling werd gegeven aan de aanbeveling van de Cie Wijers
(rapport "Nieuwe kaders nieuwe kansen") om de samenwerkingsmiddelen
voor de Nederlandse Antillen onder te brengen in één onafhankelijke
integrale beheersorganisatie, een stap in de goede richting geweest.
De SONA - USONA aanpak, waar sprake is van duidelijke scheiding tussen
beleidsbepaling en beleidsuitvoering, heeft in ieder geval
geresulteerd in een sterke vermindering van het aantal schijven die
projecten voorheen moesten doorlopen. Een flink stuk bureaucratie is
hierdoor komen te vervallen.
Ook is afgestapt van een centralistische aanpak naar een meer
decentraal gebeuren. Dit laatste heeft ondermeer tot sterke
verbetering van de interne communicatie geleid.
Zo kan er bij eventuele vragen en onduidelijkheden snel en direct
gecommuniceerd worden tussen indieners/opstellers van projecten
enerzijds en USONA anderzijds. (met als gevolg dat eventuele
aanpassingen hierdoor snel
kunnen worden doorgevoerd) De invoering van het USONA model, heeft
ondermeer tot gevolg gehad dat het fenomeen "structurele
onderbesteding" van de beschikbare samenwerkingsmiddelen,
teruggedrongen is.
Vandaag de dag is er sprake van volledige besteding.
In 2006 waren er zelfs tekenen van uitputting van beschikbare
financiële
middelen van het ontwikkelingsfonds hetgeen tot prioritering van
projecten
leidde.
Het is goed om hier, met betrekking tot het onderdeel "indienen van
projecten bij USONA", het volgende te beseffen: Het mechanisme
dicteert dat indiening
alleen kan geschieden door de Landregering (lees Ministers) en het
Bestuurscollege (lees Gedeputeerden).
Op dit uitgangspunt wil ik later teruggekomen.
Als we naar de eerder genoemde resultaten kijken, kan er niet anders
worden
geconcludeerd dat USONA op het gebied van uitvoering van projecten
uitstekend werk verricht. Onze complimenten hiervoor.
Dit gezegd hebbende is het niet onbillijk ons af te vragen of de
uitvoeringswerkzaamheden van USONA ook echt geresulteerd hebben in
duurzame ontwikkeling en verbetering van de Nederlandse Antillen in
het
algemeen en Curaçao in het bijzonder.
Door dit aan de orde te stellen belanden wij op het terrein van
beleidsbepaling.
In de afgelopen drie jaar is prioriteit gegeven aan een drietal
beleidsgebieden:
1. Bestuurlijke ontwikkeling/vernieuwing
2. Onderwijs
3. Duurzame economische ontwikkeling
Deze keuze is, als wij goed geïnformeerd zijn, tot stand gekomen op
basis van
de nota Toekomst en Samenwerking. Naar aanleiding hiervan zijn deze
gebieden door Nederland ( departement BZK) geïdentificeerd. Daarna
zijn de
programma's bestuurlijk geaccordeerd. Conform het beginsel "wie
betaalt
bepaalt" is de invloed en zeggenschap van Nederland hierbij van
doorslaggevende aard geweest. De rol van het Land en de Eilandgebieden
van de Nederlandse Antillen is vanwege het ontbreken van een eigen
financiële
bijdrage gering geweest.
Wat is het resultaat van deze keuzes, gezien vanuit een bijdrage tot
duurzame ontwikkeling en verbetering?
Ons oordeel hierover is als volgt:
Ten aanzien van de Bestuurlijke ontwikkeling/vernieuwing:
* Geconstateerd moet worden dat op het gebied van financiën en
begrotingsbeheer, nagenoeg geen verbetering is geboekt.
Als gevolg van het ontbreken van voldoende financiële en
begrotingsdiscipline is er onverminderd sprake van grote
begrotingstekorten en verdere toename van de staatsschuld.
* Ook van het terugdringen van de veel te hoge overheidsuitgaven is
geen sprake. Integendeel het continueren van het verfoeilijk
beleid van politieke benoemingen in combinatie met populisme.
Denken we alleen maar aan
* de op onverantwoordelijke wijze verhogen van AOV/AWW en
onderstand uitkeringen,
* het doen van uitspraken dat niemand zal afvloeien bij samenvoeging
van de twee bestuurslagen,
* het sponsoren van PR politieke activiteiten met publieke fondsen,
* het verrichten van "audits" en andere onderzoekingen zonder dat
noodzaak hiervoor is aangetoond en zo kunnen we
nog een tijdje doorgaan..
Feit is dat dit alles alleen maar heeft geresulteerd in nog hogere
uitgaven en tekorten.
Ook wordt de indruk gewekt en, erger nog, zelfs de verwachtingen
gecreëerd, dat het doorvoeren van bezuinigingen niet nodig is om tot
gezonde overheidsfinanciën te geraken.
* Hoewel al in 2001 het Landsbesluit "Versterking Budgetdiscipline
Land" is ingevoerd, is het nog altijd droevig gesteld waar het om
het financieel doorrekenen en onderbouwen van programma's en
initiatieven van de Bestuurders en Statenleden (de zogenaamde
"initiatief voorstellen") van
besluiten gaat.
Het is wellicht vanwege het ontbreken van effectieve
sanctiemaatregelen dat bestuurders zich niet aan de bepalingen van dit
landsbesluit houden, waardoor het betreffende besluit verworden is tot
een dode letter.
* De pensioenregeling van onze politieke gezagdragers is hierdoor
zonder gedegen financiële onderbouwing en verantwoording ingevoerd
.
* Het zelfde kan gezegd worden over de verhoging van de AOV/AWW
uitkeringen en een herhaling dreigt zich voor te doen ten aanzien
van de
geplande pensioenregeling voor de leden van de Eilandsraad op
Curaçao.
Begrijp me goed; het betreft hier slechts enkele praktijk voorbeelden.
* Ten aanzien van simplificering van de belastingstructuur (met name
de
eliminatie/cumulatie van de OB) is evenmin enige vooruitgang geboekt
en dit terwijl het al jaren door de regering is toegezegd.
* Op het gebied van het terugdringen en het verminderen van de
bureaucratie zijn we ook weinig opgeschoten; alle projecten welke
door
USONA hiervoor zijn gefinancierd, ten spijt.
* De bureaucratie is nog altijd verstikkend.
* Effectieve verbetering van de communicatie en
informatieverstrekking naar de burger ,laat nog altijd op zich
wachten.
* Op bestuurlijk gebied is de regeer-instabiliteit nog nooit zo
groot geweest.
Al deze aspecten hebben ertoe geleid dat niet gesproken kan worden van
verbetering van het vertrouwen in de overheid.
Samengevat moeten wij dan ook tot de conclusie komen, dat het
programma Bestuurlijke Vernieuwing door ons (nog) niet beschouwd kan
worden als succesvol.
En dan het Onderwijs
Het hoge aantal drop-outs in combinatie met de slechte aansluiting van
vraag en
aanbod op de arbeidsmarkt en als gevolg daarvan de hoge
(jeugd)werkeloosheid, duidt op een situatie waarbij het
onderwijsprogramma nog
geen vruchten afwerpt.
De achterstanden zijn nog niet weggewerkt en aan vernieuwing,
kwaliteit en efficiency schort het nogal, zoals ook uit het "mid term"
evaluatie programma "Funderend Onderwijs en Beroepsonderwijs", blijkt.
Daarnaast zijn er signalen dat bij het besteden van
ontwikkelingsmiddelen nauwelijks met het onderwijsveld (o.a.
schoolbesturen) wordt gecommuniceerd en/of afgestemd. Hierdoor wordt
niet gestreefd naar de "best practice"
oplossingen.
Frustratie en kapitaalvernietiging is hiervan het gevolg.
Wellicht is een periode van drie jaar te vroeg om te oordelen, echter
zoals de zaken er thans voorstaan kan vooralsnog nog niet gesproken
worden van een succesvol onderwijs programma. Het grootste deel van de
fondsen is echter al wel toegewezen aan onderwijs programma's...
Tot slot: de Duurzame Economische Ontwikkeling (DEO)
Op basis van de beschikbare cijfers en indicatoren zoals de reële
economische groei, investeringen, werkgelegenheid, etc kan worden
gesteld dat er op economisch gebied een lichte verbetering is
opgetreden. Echter op Curaçao kan nog immer niet gesproken worden van
duurzame economische groei.
De reële economische groei is pover in vergelijking met St. Maarten en
Bonaire, om maar niet te spreken over een vergelijking met de rest van
het Caribische gebied.
Het programma duurzame economische ontwikkeling kan voor Curaçao (nog)
niet succesvol worden genoemd. Desondanks heeft USONA opdracht van BZK
gekregen om dit programma op te schorten. De vrees bestaat dat dit
besluit negatieve economische repercussies voor het Eiland zal hebben.
Concreet kan hierbij "de verdere ontwikkeling van het toerisme" worden
genoemd.
Met het wegvallen van de marketing, training en communicatie projecten
dreigt een situatie te ontstaan van forse uitbreiding van kamers,
zonder dat deze ontwikkeling gecomplementeerd wordt met het aantrekken
van toeristen, het opleiden van personeel en het voldoende informeren
van de samenleving.
Een hoogst ongelukkige en ongewenste situatie.
Hoe komt het dat USONA een dikke voldoende krijgt voor het onderdeel
uitvoering van projecten, waarbij echter tegelijkertijd geconcludeerd
moet worden dat deze uitvoeringswerkzaamheden nog onvoldoende hebben
bijdragen aan de duurzame ontwikkeling en verbetering van Curaçao?
Naar onze bescheiden mening, speelt de scheiding van uitvoering en
beleid hierbij een grote rol. USONA bemoeit zich niet met beleid en
richt zich alleen op uitvoering.
Projecten worden weliswaar sneller behandeld en uitgevoerd, echter de
vraag of de juiste projecten worden ingediend om tot duurzame
ontwikkeling te komen, wordt niet aan de orde gesteld, althans speelt
klaarblijkelijk voor USONA geen rol.
Zoals reeds naar voren is gebracht vormt het onderdeel "kiezen en
voordragen van projecten" (beleid) het alleenrecht van ministers en
gedeputeerden.
Indien andere sociale partners zoals werkgevers en werknemers concrete
plannen en ideeën hebben die zouden bijdragen aan de duurzame
ontwikkeling
van Curaçao dan zullen zij bij deze bestuurders moeten lobbijen om hun
voorstellen op de agenda te krijgen.
Het is echter bekend dat bestuurders/politici vaak andere visies,
benaderingswijzen en normen hebben en hanteren als het op duurzame
ontwikkeling van het eiland aankomt.
Bij duurzame ontwikkeling spelen in onze optiek concepten als "het
algemeen belang, lange termijn visie en plannen, consistentie,
continuïteit, zakelijk
optreden, etc. een voorname rol.
De ervaring toont aan dat bij het gros van de Curaçaose
bestuurders/politici (politiek) scoren op korte termijn centraal
staat. Dit betekent dat de voorkeur wordt gegeven aan uitgangspunten
die vaak tegenstrijdig zijn aan aspecten die duurzame ontwikkeling
vergen:
* persoonlijk/partij politiek belang,
* korte termijn plannen die snel rendement moeten opleveren,
* ad hoc, opportunistisch en emotioneel optreden
om maar enkele karakteristieken te noemen.
Het feit dat deze personen een alleenrecht hebben op de toegang tot
ontwikkelingsmiddelen, leidt alleen maar tot versterking van dit
gedrag, om maar
niet te spreken van arrogantie.
Vaak genoeg worden de sociale partners geconfronteerd met uitspraken
als wie "betaalt, bepaalt", waarbij ervan uitgegaan wordt dat zij met
inbreng van
ontwikkelingsmiddelen de betalende partij zijn en daarmee pronken met
de
veren van de Nederlandse belastingbetalers. Simpel en gemakkelijk,
echter
volkomen onterecht.
Het gevolg van deze aanpak en attitude is dat er te vaak projecten
gekozen worden die onvoldoende toegespitst zijn op duurzame
economische
ontwikkeling. Met andere woorden: er wordt eerder gekeken naar
projecten met een hoog populariteitsgehalte.
* Dus projecten die binnen de bestuursperiode uitgevoerd kunnen
worden en vooral geen activiteiten die pas op langere termijn
renderen. Vandaar dat de voorkeur van de lokale bestuurders eerder
uitgaat naar ondermeer landbouw, veeteelt en visserij projecten.
En niet zozeer naar projecten zoals:
* herstructurering van het pensioenstelsel,
* aanleg van nieuwe wegen om b.v. Banda Bou en Banda Riba verder te
ontsluiten, "transnationale educatie", etc.
Allen zaken waarvan de resultaten pas op lange termijn zichtbaar
zullen zijn.
Om verandering te brengen in deze ongezonde situatie pleit de
Vereniging
Bedrijfsleven Curacao voor het doorvoeren van een wijziging in beleid.
De
Nederlandse regering, in het bijzonder BZK, dient een nieuw paradigma
in te
voeren met betrekking tot het onderdeel toegang tot
ontwikkelingsmiddelen.
Het indienen van projecten dient niet langer het alleenrecht van
ministers en gedeputeerden te zijn.
Dit monopolie moet doorbroken te worden.
Ook andere sociale partners zouden in de gelegenheid gesteld moeten
worden om rechtstreeks projecten, die bijdragen tot duurzame
ontwikkeling, in te dienen.
Uiteraard zullen deze projecten getoetst moeten worden aan de norm dat
zij het algemeen belang ten goede moeten komen. Door invoering van 'n
vorm van "concurrentie" zal de kwaliteit van projecten worden
verbeterd, waarbij kapitaalsvernietiging wordt gemitigeerd.
Dit nieuw paradigma draagt bovendien bij tot institutionele
versterking van de private sector en wat belangrijk is tot
bestuurlijke vernieuwing. Hiermee wordt simultaan nog een andere
hoofddoelstelling van het ontwikkelingsgebeuren
gerealiseerd. Met het introduceren van deze nieuwe beleidsaanpak
zouden
derhalve meerdere vliegen in een klap gevangen kunnen worden.
Andere aspecten die aandacht verdienen zijn ondermeer :
* het beschikbaar stellen van samenwerkings - en
ontwikkelingsmiddelen buiten het departement BZK om. Verdere
stimulering van deze optie past niet alleen in het streven
monopolie situaties te doorbreken maar vergroot ook de
flexibiliteit en het lange termijn denken hetgeen een goede zaak
is.
* Een evenwichtigere afstemming en verdeling van de fondsen over de
gekozen programma's. Het opleiden en trainen van mensen is
uiteraard
een goede zaak. Echter het is ook noodzakelijk dat er tegelijkertijd
voldoende productieve werkgelegenheid wordt gecreëerd om deze
personen aan een zinvolle en duurzame betrekking te helpen.
Dit vereist structurele economische ontwikkeling en groei.
Dat voornoemd voorstel geen fata morgana is, toont ondermeer het
recent door Nederland goedgekeurde "Academy hotel project" van de
Chata aan. Dit project zou als model kunnen dienen voor toekomstige,
rechtstreeks aan private
organisaties toe te kennen, ontwikkelingsmiddelen.
Een ander voorbeeld is het PSNA programma ( Programma Samenwerking
Ned. Antillen) van de EVD van het Ministerie van Economische Zaken
Nederland.
Voor Curaçao heeft dit tot concrete resultaten geleid o.a. het Aloë
project, Kasproject Westpunt, Nier dialyse project, Curaçao Marine
Services
Voor USONA hoeven er geen grote aanpassingen te worden doorgevoerd.
Hooguit het ontwikkelen van een formaat waaraan ingediende projecten
moeten voldoen om in behandeling te worden genomen.
Tot slot een kanttekening bij het onderwerp (acute) armoedebestrijding
waar USONA in 2006 een groot aantal projecten (meer dan 100) heeft
gerealiseerd.
Natuurlijk onderkennen we de noodzaak aandacht te schenken aan dit
soort projecten.
Het blijft evenwel "brandjes blussen" indien we ook dit probleem niet
structureel aanpakken. Als Werkgevers organisatie zijn wij van mening
dat het scheppen van duurzame arbeidsplaatsen structureel het beste
middel is om armoede aan te pakken en te voorkomen.
Zoals reeds eerder is gesteld is hiervoor duurzame economische
ontwikkeling en groei nodig. Het belang van een goed DEO programma kan
ook hier niet genoeg worden benadrukt. Het moet dan ook duidelijk
zijn, dat het heropstarten van dit programma niet alleen wenselijk,
maar ook dringend noodzakelijk is. Het is bekend welke de meest
kansrijke economische groei sectoren zijn die zich voor (verdere)
duurzame ontwikkeling op Curaçao lenen.
Ze staan opgesomd en zijn uitgewerkt in het Meerjaren Economisch Plan
(MEP) welke door DEZ is opgesteld.
Kort samengevat:
* Toerisme,
* internationale financiële dienstverlening,
* logistiek,
* transnationaal onderwijs,
* internationale handel/e-commerce en
* aan de tijd en internationale (milieu) normen aangepaste olie
raffinage en exploratie c.q exploitatie activiteiten.
Samenvattend kunnen wij stellen dat invoering van het SONA-USONA
concept op het gebied van uitvoering van projecten een grote
verbetering te zien geeft ten opzichte van de oude structuur en
derhalve moet worden gehandhaafd en worden voortgezet.
Met betrekking tot de geselecteerde ontwikkelingsprogramma's dient
evenwel te worden geconcludeerd, dat deze nog niet geleid hebben tot
duurzame
verbetering, mede vanwege het feit dat indiening van projecten
gemonopoliseerd is door lokale bestuurders die andere visies,
benaderingswijzen en normen hanteren als het om duurzame ontwikkeling
van het eiland gaat.
Gepleit wordt om in het vervolg het alleenrecht van indienen van
projecten door minister en gedeputeerden, te doorbreken door ook
andere sociale partners de gelegenheid te geven om dit te doen.
Vanuit Nederland dient een nieuw paradigma te worden ingevoerd.
Wij hopen een constructieve bijdrage geleverd te hebben aan de
discussie en
wensen USONA veel succes toe in toekomst.
Curaçao, 14 juni 2007
B. Kooijman, Voorzitter VBC