oorlog veilig te stellen
21 Miljoen om herinneringen aan de oorlog veilig te stellen
Toespraak, 20 juni 2007
"De Tweede Wereldoorlog blijft mensen intrigeren, ook de komende
decennia en wellicht eeuwen. Daarom moeten we nu zoveel mogelijk
materiaal conserveren en archiveren. Materiaal waarvan we verwachten
dat het toekomstige vragen kan beantwoorden", dat zei staatssecretaris
Bussemaker tijdens de start van het programma Erfgoed van de Oorlog.
Hieronder staat de volledige toespraak.
Dames en heren,
Graag wil ik u allemaal welkom heten bij deze startconferentie van het
programma Erfgoed van de oorlog.
Vandaag starten we een programma dat slechts drie jaar in beslag neemt
maar dat decennia en wellicht eeuwenlang zijn betekenis houdt.
Het is bijzonder om ons op deze manier in te zetten voor het erfgoed
van de Tweede Wereldoorlog. Om materialen uit de oorlog -foto's,
films, papieren, sommige gebruiksvoorwerpen enzovoort -,
toekomst-proof te maken. Door ze professioneel te bewaren en voor
iedereen toegankelijk te maken.
Zoals de naam van dit programma al aangeeft, behoort belangrijk
materiaal dat de Tweede Wereldoorlog belicht, tot ons nationaal
erfgoed.
Dat is niet altijd zo geweest.
Laat ik een voorbeeld noemen waaruit dat blijkt. Een voorbeeld dat
tevens duidelijk maakt hoe moeilijk het is om in te schatten wat wel
en niet tot ons erfgoed behoort en hoe anders we daar in de loop van
de tijd over denken.
Velen van u weten dat Het Rode Kruis zich, al tijdens de Tweede
Wereldoorlog en in opdracht van de Nederlandse regering, heeft ingezet
om oorlogsvermisten terug te vinden. Daartoe werden gegevens verzameld
van honderdduizenden mensen. Hierdoor ontstond een beeld van hun leven
tijdens de oorlog met vaak de dood als eindstation. Zowel in Europa
als in het voormalig Nederlands-Indië. Vaak kon pas lang na de oorlog
het volledige beeld worden gereconstrueerd met behulp van
kamparchieven en deportatielijsten.
Al deze informatie, van al die honderdduizenden mensen, werd door Het
Rode Kruis toegankelijk gemaakt via een cartotheek: een systeem van
persoonskaarten. Een unieke index, die nog dagelijks wordt
geraadpleegd. Om vragen te beantwoorden van kinderen of kleinkinderen
die meer willen weten over het leven van oma of opa, of soms van hele
families, die zij nooit hebben gekend.
De schat aan informatie op deze kaarten heeft een grote historische
waarde. En de cartotheek zelf, houten bakken met ruim 800.000 kaarten,
vormt bovendien een monument op zich. In één oogopslag geeft het de
tragiek van de Tweede Wereldoorlog weer.
Pas eind jaren negentig kwam het inzicht dat al die originele
persoonskaarten een unieke waarde hebben én dat het vele gebruik ervan
ze geen goed had gedaan.
Met financiële steun van het ministerie van VWS zijn deze kaarten nu
gedigitaliseerd. Zonder deze actie was de informatie op de originele
kaarten verloren gegaan.
De redding kwam dus net op tijd.
En meer dan dat: de kaarten van Het Rode Kruis hebben ons duidelijk
gemaakt dat er meer erfgoed uit de oorlog moest zijn dat we, als we
niet zouden optreden, voor goed zouden verliezen. Dat was de
aanleiding om het programma Erfgoed van de Oorlog in het leven te
roepen en het conserveringsbudget te verhogen van een krappe 6 ton per
jaar- naar ruim 21 miljoen voor de komende drie jaren.
Op zich was het overigens niet zo vreemd dat we niet eerder besloten
de Rode Kruiskaarten professioneel te bewaren en een speciaal
erfgoedprogramma in het leven te roepen. Al in de jaren vijftig waren
velen van mening dat het NIOD, toen nog RIOD geheten, gesloten moest
worden. `We zijn toch wel klaar met die Tweede Wereldoorlog?', was de
redenering.
Niets bleek minder waar.
De Tweede Wereldoorlog blijft mensen intrigeren, ook vele decennia en
wellicht eeuwen later. Dat zien we ook bij andere, grote historische
gebeurtenissen die hun sporen in de samenleving hebben nagelaten.
Zoals de 80-jarige oorlog, of dichterbij, de Eerste Wereldoorlog, waar
later vanmiddag Jay Winter over spreekt. De belangstelling voor die
oorlog is in de ons omringende landen nog steeds groot. En
ongetwijfeld hebben mensen daar nu andere interesses en vragen over
dan hun grootouders 85 jaar geleden, vlak na de Eerste Wereldoorlog.
Het is daarom dat het zo belangrijk is dat we nu zoveel mogelijk
materiaal uit de Tweede Wereldoorlog conserveren en archiveren.
Materiaal waarvan we denken dat het bijzonder is en waarvan we
verwachten dat het toekomstige vragen kan beantwoorden. En naar mate
de Tweede Wereldoorlog verder achter ons komt te liggen en het aantal
mensen dat de oorlog heeft meegemaakt afneemt, neemt het belang van
dit materiaal toe. We hebben het nodig om onze geschiedenis te
begrijpen, nu én later.
Natuurlijk stuiten we daarbij op het probleem dat we, bij de keuze van
wat we wel of niet bewaren, redeneren vanuit wat we nù belangrijk en
interessant vinden. We kunnen onmogelijk weten welke vragen generaties
na ons over de Tweede Wereldoorlog gaan stellen.
Dat probleem lossen we nooit helemaal op, laat ik dat voorop stellen.
Maar we kunnen er wel zo goed mogelijk rekening mee houden. Daarom
wordt voor het erfgoedprogramma een onafhankelijke toetsingscommissie
ingesteld, bestaande uit deskundigen uit de historische- en
erfgoedwereld. Aan hen de taak om te adviseren over het materiaal zelf
of over de vergoedingen en subsidie die worden verstrekt. Zij zullen
dit doen op basis van het 'waardestellend kader Erfgoed van de
Oorlog'. Dat kader vindt u terug in het beleidskader in uw congresmap.
Dit beleidskader gaat uit van drie soorten activiteiten waarvoor u
subsidie kunt aanvragen.
Ten eerste gaat het om activiteiten gericht op behoud van materiaal.
Ten tweede zullen we activiteiten subsidiëren die de toegankelijkheid
van materiaal vergroten. En ten derde gaat het om activiteiten die het
erfgoed van de oorlog onder de aandacht kunnen brengen van een breed
publiek.
Voor de precieze voorwaarden waaronder ik een subsidie kan toekennen
wil ik u verwijzen naar het beleidskader.
Maar ik wil u toch twee dingen nog meegeven:
Allereerst is het natuurlijk enorm belangrijk dat alles wat wij onder
de vlag van Erfgoed van de Oorlog gaan ondernemen, een langdurig
effect heeft. Het heeft natuurlijk geen zin een collectie te
conserveren die daarna weer in een vochtige kelder belandt. Dat
betekent dat we eisen stellen aan de duurzaamheid van uw plannen.
En ten tweede wil ik er met nadruk op wijzen dat het programma Erfgoed
van de oorlog is bedoeld voor álle instellingen en organisaties die in
het bezit zijn van materiaal dat betrekking heeft op de Tweede
Wereldoorlog. Dat materiaal krijgt betekenis als het beschikbaar is en
gebruikt kan worden. Pas dan kan de Tweede Wereldoorlog zijn betekenis
houden, ook voor het heden en de toekomst. Ik hoop dat u - samen met
ons - gaat nadenken over de manier waarop uw materiaal hieraan kan
bijdragen.
En ik hoop daarbij dat u zich niet laat weerhouden door de gedachte
dat wat u in uw bezit hebt `misschien niks voorstelt'. Juist alledaags
materiaal van particulieren kan heel waardevol zijn. Zoals
bijvoorbeeld de filmbeelden die mensen hebben gemaakt van joodse
burgers die uit hun huizen werden gehaald voor transport naar
Westerbork. De beelden die we daarvan hebben komen van gewone mensen
die dit stiekem hebben gefilmd en niet van professionele filmers of
fotografen.
Ik ben dan ook blij met de actie Niet Weggooien die eerder dit jaar
van start is gegaan. Daardoor zijn mensen aangespoord nog eens goed te
kijken naar de spullen uit de Tweede Wereldoorlog die ze thuis hebben.
Dat heeft weer veel `nieuw' filmmateriaal uit Nederland en
Nederlands-Indië opgeleverd, evenals dagboeken. En nog steeds komt er
materiaal binnen, materiaal dat veelal een perfecte aanvulling is op
de officiële documenten.
Dames en heren, ik sluit af.
En dat wil ik doen met de vaststelling dat het archiveren en
toegankelijk maken van het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog in het
verlengde ligt van de ereschuld die wij hebben ten aanzien van de
slachtoffers van deze oorlog.
Hun verhaal moet verteld blíjven worden.
En als zij dat zelf niet meer kunnen, moet dat gedaan worden door de
verhalen die ze hebben laten opschrijven en de materialen die getuigen
van hoe de oorlog was. Om nog zoveel mogelijk eigen verhalen van
overlevenden te verzamelen wordt als onderdeel van het programma
Erfgoed van de oorlog, het project Getuigen Verhalen gestart: de
geschiedenis opgetekend uit de mond van ooggetuigen.
Dat levert uniek materiaal op.
Niet alleen voor toekomstige historici, maar ook voor toekomstige
scholieren. Nu staan nog geregeld mensen voor de klassen die zelf de
oorlog hebben meegemaakt. En uit de reacties van leerlingen blijkt dat
hun verhalen meer effect hebben dan tientallen lesboeken. Maar binnen
afzienbare tijd is dat niet meer mogelijk en dan zijn de gefilmde
interviews een goed alternatief.
Uit eigen ervaring weet ik dat dat erg indrukwekkende beelden kunnen
zijn. Ik zal nooit vergeten hoe de film Shoah van Claude Lanzmann mij
eind jaren 80 raakte toen die werd uitgezonden op de Nederlandse tv.
Kortom dames en heren, om het verhaal van de oorlog te kunnen blijven
vertellen, wil ik u vragen uw eigen collecties nog eens goed tegen het
licht te houden. En maak gebruik van de 21 miljoen subsidie die ik
beschikbaar heb gesteld. Natuurlijk kan niet elke aanvraag gehonoreerd
worden. Maar waar het mij omgaat, is dat we de komende jaren, voordat
het te laat is, alles in het werk stellen om ons Erfgoed van de Oorlog
veilig stellen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport