Kamerbrief inzake actuele stand van zaken over Afghanistan en de Nederlandse missie Uruzgan
20-06-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Overeenkomstig het verzoek van Uw Kamer om regelmatig te worden geïnformeerd gaat u hierbij toe een brief met de actuele stand van zaken over Afghanistan en de Nederlandse missie in Uruzgan.
De minister De minister
van Buitenlandse Zaken, van Defensie,
drs. M.J.M. Verhagen E. van Middelkoop
De minister
voor Ontwikkelingssamenwerking,
drs. B. Koenders
De laatste voortgangsbrief ging uw Kamer toe op 23 maart 2007 (uw kenmerk 27 925 nr 248). Op 25 april voerde de regering met uw Kamer een Algemeen Overleg over Afghanistan.
In onderstaande brief wordt ingegaan op de politieke, militaire en (weder)opbouw ontwikkelingen in Afghanistan in de laatste twee maanden, en de rol die Nederland daarbij vervult. In deze brief treft u eveneens nadere informatie aan over de Nederlandse inbreng in de EU-politiemissie in Afghanistan alsmede de tijdens het Algemeen Overleg van 25 april door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking toegezegde informatie over de vluchtelingenproblematiek, de justitiële sector en de politie.
Als bijlage gaat u toe de tijdens ditzelfde Algemeen Overleg gevraagde informatie over de (weder)opbouwactiviteiten.
In de rapportageperiode vonden geen Nederlandse ministeriële bezoeken plaats aan Afghanistan. Wel bracht ZKH de Prins van Oranje op 21 en 22 mei een bezoek aan Kaboel, Kandahar en Tarin Kowt. Hij werd vergezeld door de staatssecretaris van Defensie. In Kandahar en Tarin Kowt legde hij een troepenbezoek af. In Kaboel sprak hij met vertegenwoordigers van de internationale (donor)gemeenschap over het samenspel tussen diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast had hij een onderhoud met president Karzai.
Op 14 en 15 juni vond in Brussel een Ministeriële NAR-bijeenkomst van Defensieministers plaats. Daar is uitgebreid stilgestaan bij de ontwikkelingen in Afghanistan. De VS heeft aangekondigd zijn helikopter-overbruggingscapaciteit in het Zuiden, die van groot belang is voor de operaties in Zuid-Afghanistan, tot uiterlijk eind januari 2008 te zullen handhaven. Over de verdere uitkomsten van deze vergadering wordt u per brief geïnformeerd. En marge van deze bijeenkomst is onder voorzitterschap van Nederland een vergadering gehouden met de meest betrokken ISAF-partners in het Zuiden. Alle landen pleitten daarbij voor een grotere rol van de VN, meer steun aan en begeleiding voor het Afghaanse leger (ANA) en de Afghaanse Politie (ANP), alsmede voor nauwere samenwerking met Pakistan in de grensregio. Aangaande detentie werd geconcludeerd dat de meeste landen inmiddels beschikken over adequate overeenkomsten met de Afghaanse Regering die de rechten van gevangenen waarborgen.
De huidige missie is bijna 11 maanden geleden van start gegaan en loopt tot 1 augustus 2008. Afghanistan is tevens partnerland voor Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, hetgeen een committering inhoudt tot in elk geval 2009. Of en, zo ja, hoe Nederland na 1 augustus 2008 zal bijdragen aan ISAF zal door het kabinet in de zomer worden besloten. Uw Kamer zal daarover worden geï nformeerd.
De Regering betuigt haar medeleven aan de nabestaanden van soldaat der eerste klasse Timo Smeehuijzen, die op vrijdag 15 juni bij een laffe zelfmoordaanslag op tragische wijze om het leven kwam. Deze aanslag, waarbij ook zeven kinderen om het leven kwamen, illustreert dat de Taliban geen enkel middel schuwt om de lokale bevolking te terroriseren. De regering betuigt haar medeleven aan de nabestaanden van sergeant-majoor Jos Leunissen, die op maandag 18 juni tijdens gevechtshandelingen in de omgeving van Chora op tragische wijze om het leven kwam.
De Regering spreekt haar grote waardering uit voor de bijdrage die beide militairen hebben geleverd aan deze zo belangrijke missie.
Politieke ontwikkelingen
1. Parlement
Begin april werd de politieke beweging National Front formeel gelanceerd, een groep waarin veel vooraanstaande moedjahedien zitting hebben, zoals Rabbani en Qanooni. De groep pleit voor invoering van een (constitutioneel) parlementair systeem ter vervanging van het (grotendeels) presidentiële stelsel in Afghanistan. De Nederlandse regering juicht differentiatie van het politieke spectrum in het algemeen toe, mits dit plaatsvindt binnen de regels van de Afghaanse grondwet.
In april en mei 2007 vond een aantal militaire acties plaats van Operatie Enduring Freedom, waarbij zeer vermoedelijk burgerslachtoffers zijn gevallen. Mede als gevolg daarvan nam het Afghaanse Hogerhuis (Meshrano Jirga) op 6 mei een resolutie aan, waarin wordt aangedrongen op een grotere verantwoordelijkheid van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie bij veiligheidsoperaties. De resolutie benoemt de mogelijkheid van besprekingen met Afghaanse leden van de Taliban, op voorwaarde dat zij de Afghaanse grondwet onderschrijven en respecteren. De internationale troepen wordt gevraagd militaire acties nauw af te stemmen met de Afghaanse veiligheidsdiensten en een einddatum voor hun eigen aanwezigheid te bepalen, wanneer het Afghaanse leger en de politie voldoende getraind en geëquipeerd zullen zijn. Deze resolutie is overigens niet door het Lagerhuis bekrachtigd.
Nederland heeft in diverse fora, ook op ministerieel niveau, zijn grote zorg uitgesproken over de burgerslachtoffers en aangedrongen op grote zorgvuldigheid bij luchtacties om te voorkomen dat er burgerslachtoffers vallen.
De laatste maanden heeft Iran tienduizenden Afghaanse vluchtelingen teruggestuurd. Dit zorgt voor spanningen in Afghanistan en parlementaire kritiek op de meest betrokken Afghaanse ministers. De minister van Vluchtelingenzaken is begin mei vanwege deze kwestie na een motie van wantrouwen afgetreden en het parlement nam ook een motie van wantrouwen aan tegen de minister van Buitenlandse Zaken Spanta. Er is nog intern debat gaande over de vraag of het heenzenden van minister Spanta grondwettelijk correct is. In de tussentijd blijft minister Spanta in functie.
2. Mediawet en amnestieresolutie
De nieuwe mediawet werd door het Lagerhuis aangenomen op 22 mei. Aanvankelijk hadden de regering, onder leiding van de minister voor Informatie en Cultuur, en de kamercommissie voor Religieuze Zaken beperkingen van de mediavrijheid in de wet aangebracht. Onder druk van het maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, om het respect voor de persvrijheid te waarborgen, is uiteindelijk een acceptabele versie tot stand gekomen.
De omstreden amnestieresolutie ligt nog steeds ter tekening bij president Karzai, terwijl de officiële deadline voor tekening is verstreken. President Karzai heeft meerdere malen de internationale gemeenschap, waaronder Nederlandse bewindspersonen, verzekerd dat hij geen teksten zal ondertekenen die in strijd zijn met het internationaal recht of met mensenrechtenverplichtingen. De juridische status van de amnestieresolutie is gering, hoewel de symbolische waarde voor het parlement en met name de moedjahedien groot is.
3. Juridische sector en transitional justice
-Algemeen
Het proces van transitional justice stelt de mensenrechtenschendingen die in Afghanistan zijn gepleegd aan de orde, waarbij de doelstelling is dat de samenleving in het reine komt met de eigen gewelddadige geschiedenis om daarna aan een stabiele toekomst te kunnen werken. Het biedt een kader waarin de confrontatie met het verleden kan worden aangegaan door zowel daders als slachtoffers van mensenrechtenschendingen.
De uitvoering van het transitional justice action plan loopt evenwel vertraging op. De stuurgroep die de voortgang bewaakt, en waaraan ook Nederland deelneemt, zal binnenkort bijeenkomen met het kabinet van president Karzai en de zeven meest betrokken Afghaanse ministers. Door de internationale gemeenschap wordt aangedrongen op begin van uitvoering van het actieplan door de Afghaanse overheid. Daarnaast spreekt Nederland met diverse niet-gouvernementele organisaties over eventuele ondersteuning van projecten op het terrein van transitional justice, meer specifiek op capaciteitsopbouw, transitional justice en gender alsmede informatievergaring over documentatie van in het verleden gepleegde (oorlogs-) misdaden.
Op 2 en 3 juli organiseert Italië een conferentie over de ondersteuning van de Afghaanse rechtsstaat (Rule of Law), waarbij de juridische sector centraal staat. Voorts zullen drugsbestrijding en politie aan de orde komen, bezien vanuit een juridisch perspectief. Naar verwachting zal bij deze gelegenheid een Nationaal Prioriteiten Programma voor de juridische sector worden gelanceerd. Namens Nederland zal de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan deze conferentie deelnemen.
-Nederlandse projecten en plannen
De Nederlandse ontwikkelingshulp op het terrein van de juridische sector en mensenrechten in 2007 richt zich op samenwerking met niet-gouvernementele organisaties en UNDP. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan transitional justice, detentie, vrouwenrechten en justitiële hervormingen (dat laatste deels in aansluiting op de nieuwe activiteiten van de EU). Lopende activiteiten op nationaal Afghaans niveau, naast de lokale inspanningen in Uruzgan, zijn ondermeer:
* Steun aan het driejarig actieplan van de Afghanistan Independent Human Rights Commission;
* Technische assistentie aan de Afghaanse regering voor implementatie van het Transitional Justice Actieplan;
* Een bijdrage aan de ngo International Centre for Transitional Justice voor een programma in Afghanistan;
* Een bijdrage aan het juridisch hervormingsprogramma van UNDP, waarbij een aantal adviseurs zijn aangesteld in het ministerie van Justitie, het Hooggerechtshof en het Openbaar Ministerie;
* Een vrouwenproject van de NGO Handicap International.
Voor 2007 wordt een aantal nieuwe activiteiten overwogen op het terrein van mensenrechten en capaciteitsopbouw, onder meer de eerder genoemde projecten op het terrein van transitional justice. Voorts onderzoekt de ambassade mogelijkheden om programma's van mensenrechtenorganisaties te ondersteunen op het terrein van gender en capaciteitsopbouw.
Tevens wordt een bijdrage voorzien aan het eerder genoemde Nationaal Prioriteiten Programma voor de juridische sector. Nederland blijft ondersteuning geven aan de Afghan Independent Human Rights Commission.
4. Relatie Afghanistan-Pakistan
De relatie tussen Afghanistan en Pakistan blijft gespannen. Sinds eind 2006 zijn er echter meerdere signalen dat Pakistan bereid zou zijn om actiever op te treden tegen het Taliban leiderschap en met name tegen buitenlandse strijders op Pakistaans grondgebied. De verwachting is echter dat er sprake zal blijven van steun vanuit delen van de Pakistaanse samenleving aan de Taliban.
Op 29 en 30 april 2007 vond in Ankara een ontmoeting plaats tussen president Karzai en president Musharraf, onder auspiciën van de president van Turkije. Doel van de bijeenkomst was het verbeteren van de relaties en een einde maken aan de publieke verwijten over en weer. In een gezamenlijke verklaring stelden beide presidenten dat terrorisme en extremisme een gemeenschappelijke bedreiging vormen. Zij zetten in op vertrouwenwekkende maatregelen en het delen van inlichtingen. Tevens werd besloten een Turks-Afghaans-Pakistaanse werkgroep op te richten om netelige grenskwesties te bespreken, zoals vluchtelingen, terrorisme en drugshandel. De presidenten zullen de resultaten van de werkgroep eind 2007 of begin 2008 bespreken in een vervolgontmoeting. De ontmoeting in Ankara is een goede opmaat naar duurzame verbetering van de betrekkingen.
De Pakistaanse premier Aziz zal binnenkort naar Kabul reizen voor een ontmoeting met president Karzai.
Op 30 mei vond een ontmoeting plaats van de ministers van Buitenlandse Zaken van de G8 in Potsdam. G8-voorzitter Duitsland had de Afghaanse en Pakistaanse ministers van Buitenlandse Zaken uitgenodigd om de betrekkingen tussen beide landen te helpen verbeteren. In de gemeenschappelijke verklaring na afloop bevestigden de deelnemers hun vaste wil om samen te werken aan vrede, veiligheid en ontwikkeling in de regio, in het bijzonder op het terrein van terrorismebestrijding. Zij onderstreepten het belang van gezamenlijke initiatieven, vooral op economisch vlak. De waarde van vertrouwenwekkende maatregelen werd benadrukt, zoals interactie tussen de maatschappelijke middenvelden.
Tijdens het bezoek van de presidenten Karzai en Musharraf aan de VS eind september 2006 werd afgesproken om een vredes-jirga met de stamoudsten te houden. Pakistaanse en Afghaanse voorbereidende commissies hebben afgesproken dat in totaal 700 deelnemers (350 per land) uit heel Afghanistan en Pakistan zullen worden uitgenodigd en de bijeenkomst in de eerste week van augustus 2007 in Kabul zal plaatsvinden. Over de agenda is nog geen volledige overeenstemming bereikt. Wel is duidelijk dat veiligheid een prominent thema zal vormen.
5. Humanitaire zaken
-Algemeen
Zoals in de brief van 23 maart 2007 is vermeld, heeft Pakistan in december 2006 aangekondigd vier vluchtelingenkampen in 2007 te zullen sluiten. In deze kampen verblijven in totaal circa 250.000 vluchtelingen. Sluiting van deze kampen is in principe overeengekomen in het tripartiete overleg van Pakistan met UNHCR en Afghanistan, maar terugkeer dient op vrijwillige basis te geschieden. In bilaterale contacten met Pakistan zal Nederland dan ook aandringen op het vereiste vrijwillige karakter van de terugkeer en op het voorkomen van geweld bij sluiting van de kampen. De sluiting van deze kampen is tot op heden nog niet volledig uitgevoerd.
De verhoging van de financiële tegemoetkoming aan Afghaanse vluchtelingen bij terugkeer naar Afghanistan heeft inmiddels geleid tot een veel grotere terugkeer van vluchtelingen dan in de oorspronkelijke begroting van UNHCR was voorzien. In de periode 1 maart - 15 april 2007 zijn meer dan 200.000 Afghaanse vluchtelingen uit Pakistan teruggekeerd naar Afghanistan. Dit heeft een tekort veroorzaakt in de oorspronkelijke begroting van UNHCR. UNHCR heeft niet alleen aanvullende fondsen nodig om financiële tegemoetkomingen bij vrijwillige terugkeer te kunnen blijven verlenen, maar ook voor eventuele relocatie van vluchtelingen naar andere bestemmingen in Pakistan en voor opvang, eerste re-integratie en monitoring in Afghanistan.
In dit licht heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking besloten om de Nederlandse bijdrage aan UNHCR in 2007 te verhogen van ¤ 2 miljoen naar ¤ 3 miljoen. De thans nog in Pakistan verblijvende Afghaanse vluchtelingen beschikken voor het merendeel over een registratie in Pakistan, die hen recht geeft op driejarig verblijf in Pakistan. Deze vluchtelingen vrezen nog altijd gebrek aan huisvesting, economisch perspectief en veiligheid in Afghanistan.
Naast deze Nederlandse inspanningen ter ondersteuning van UNHCR, richt Nederland zich ook op het ondersteunen van Pakistan met duurzame maatregelen op het gebied van onderwijs, water en goed bestuur. Bovendien probeert Nederland met de Nederlandse bijdrage aan de wederopbouw in Afghanistan te bevorderen dat het perspectief voor terugkeer naar Afghanistan verbetert.
-Nederlandse hulp
In 2007 wordt vooralsnog ¤ 8,5 miljoen besteed aan humanitaire hulp in Afghanistan (¤ 5 miljoen aan VN-organisaties, ¤ 3,4 miljoen voor humanitair ontmijnen en ¤ 0,1 miljoen voor slachtoffers van de overstroming in Uruzgan in maart 2007).
In aanvulling op bovengenoemde bijdrage aan UNHCR ontving WFP ¤ 1,5 miljoen voor voedselhulp aan slachtoffers van natuurrampen, aan ontheemden ( 'Internally Displaced People') en aan andere kwetsbare bevolkingsgroepen. UNICEF ontving ¤ 0,5 miljoen ten behoeve van humanitaire hulp op het terrein van gezondheid, voeding, water en sanitatie en bescherming van kinderen. Tenslotte is ¤ 0,1 miljoen besteed aan humanitaire hulp voor slachtoffers van de overstromingen in Uruzgan in maart 2007.
Ook in 2007 zijn bijdragen verleend ten behoeve van humanitair ontmijnen in Afghanistan, te weten een bijdrage van ¤ 2 miljoen aan UNMAS en een bijdrage van ¤ 1,4 miljoen aan HALO Trust. Humanitair ontmijnen is budgettair ondergebracht in het Stabiliteitsfonds maar maakt beleidsmatig onderdeel uit van humanitaire hulpverlening.
Behalve deze financieringen geeft Nederland aan grote humanitaire organisaties als UNHCR, WFP en ICRC aanzienlijke ongeoormerkte bedragen, die zij naar eigen goeddunken kunnen inzetten daar waar het het hardste nodig is. Een deel van dit geld vloeit ook naar Afghanistan.
6. Ontwikkelingen in Uruzgan
Bestuurlijk blijft het beeld in Uruzgan wisselend. In de periode augustus 2006-februari 2007 is snelle voortgang geboekt. In deze periode is het districtsbestuur versterkt, zijn de banden met (achtergestelde) stammen aangehaald en is na 30 jaar basaal bestuur teruggekeerd in de 'inktvlekken' rondom Tarin Kowt en Deh Rawood.
Sinds drie maanden is verdere vooruitgang echter minder zichtbaar, mede omdat gouverneur Munib een aantal tegenslagen heeft moeten verwerken waardoor slagvaardige bestuurlijke maatregelen uitblijven. Zo beschikte het provinciale bestuur over onvoldoende centrale fondsen en is er nog steeds een impasse over de benoeming van een nieuwe politiecommandant. De gouverneur is de laatste maanden weinig in de provincie geweest. Dit leidt tot kritiek, met name van parlementariërs die loyaal zijn aan zijn voorganger (Jan Mohammed Khan).
Op verschillende vlakken heeft Nederland zijn invloed uitgeoefend om de omstandigheden voor bestuur te verbeteren. In Kaboel heeft Nederland op alle niveau's, en met internationale steun, aangedrongen op de benoeming van een competente politiecommandant die voldoet aan de (integriteits)eisen. Mede onder Nederlandse druk is eind mei besloten om de in 2006 opgeheven operationele fondsen voor de provinciale gouverneurs weer in te stellen. Met deze fondsen worden onder andere tribale (representatieve) activiteiten en verzoeningsprogramma's betaald. Nederland heeft hiertoe een additionele bijdrage van ¤ 500.000 aan het Afghanistan Reconstruction Trust Fund toegezegd.
Het ontbreken van dergelijke fondsen beperkte het handelend vermogen van de gouverneurs. Vooral de gouverneurs van de zuidelijke provincies, onder wie de gouverneur van Uruzgan, hebben hun onvrede hierover kenbaar gemaakt.
Militaire ontwikkelingen
1. Veiligheid
-Veiligheidssituatie Afghanistan en Zuid-Afghanistan
Hoewel een voorjaarsoffensief van de Taliban is uitgebleven, neemt met name in de zuidelijke provincies het aantal gewapende incidenten toe. Vanwege het einde van de papaveroogst zijn de Taliban weer in staat hun acties op te voeren. Ook het aantal zelfmoordaanslagen in Afghanistan gericht tegen Afghaanse en internationale troepen blijft hoog.
De gewapende incidenten in de zuidelijke provincies hangen mede samen met het hogere operationele tempo dat ISAF en coalitietroepen in delen van het zuiden van Afghanistan hebben ingezet. Het veiligheidsbeeld in Zuid-Afghanistan werd de afgelopen periode enerzijds bepaald door de NAVO-operatie "Achilles" en anderzijds door toenemende Taliban-activiteiten in gebieden buiten het operatiegebied van "Achilles". Het merendeel van de Taliban-activiteiten vond plaats in de provincie Helmand. In het operatiegebied van "Achilles" gingen de Taliban de confrontatie met de NAVO-eenheden grotendeels uit de weg. De toenemende druk van de Taliban in diverse gebieden in Kandahar en Centraal-Uruzgan hing daarmee deels samen. Hetzelfde geldt voor de Taliban-activiteiten in de ten westen van Helmand gelegen provincie Farah. Bij de gevechten in Helmand en Kandahar zijn enkele belangrijke Taliban-commandanten uitgeschakeld, waarvan mullah Dadullah Lang de belangrijkste was. Vermeldenswaard is tevens de arrestatie in Pakistan van een aantal kopstukken van de Taliban in Zuid-Afghanistan, onder wie de schaduwgouverneur van de Taliban voor Uruzgan.
-Veiligheidssituatie Uruzgan
De afgelopen maanden is het aantal gewelddadige incidenten tegen ISAF en Afghaans veiligheidspersoneel in Uruzgan gestegen. Het geweld deed zich voornamelijk voor in het centrale en noordwestelijke deel van de provincie Uruzgan, en is deels het gevolg van de toenemende presentie van ISAF en Afghaans veiligheidspersoneel in gebieden waar van oudsher een sterke invloed van de Taliban aanwezig is. De uitbreiding van de invloedsfeer van ISAF in en rondom de plaatsen van Tarin Kowt en Deh Rawod dwingt de Taliban meer in de verdediging.
De afgelopen weken ligt de nadruk van het optreden van de Taliban op het district Chora (zie tevens hieronder). Door het optreden van ISAF en ANSF wordt voorkomen dat de Taliban dit district onder controle konden brengen. De Taliban blijven zich in dit gebied evenwel roeren. Vanaf het weekend van 15 tot en met 18 juni hebben verschillende gevechtscontacten in de omgeving van Chora plaatsgevonden. Daarbij zijn F-16´s en de Pantserhouwitzer ingezet om steun te verlenen. De gevechten rond Chora, waarbij ook sergeant-majoor Jos Leunissen helaas is omgekomen, duren ten schrijve van deze brief nog voort. Tevens onderneemt de Taliban acties in andere gebieden, zoals het bemijnen (met Improvised Explosive Devices; IED) en indirecte aanvallen op Patrol Base Poentjak. Ook blijft er een dreiging van zelfmoordaanslagen in en rondom Tarin Kowt. Zo werd op vrijdag 15 juni een zelfmoordaanslag uitgevoerd op een Nederlands konvooi, waarbij zoals bovenaan deze brief vermeld de Nederlandse soldaat Timo Smeehuijzen helaas om het leven kwam, evenals tenminste zeven kind eren. Drie Nederlandse soldaten raakten gewond, maar verkeren in stabiele toestand. De veiligheidssituatie in Deh Rawod is relatief stabiel.
De Taliban, hoe heterogeen en onderling verdeeld ook, blijven in staat de veiligheid in grote delen van de provincie te beïnvloeden. Door het optreden van ISAF en de Afghaanse politie en het Afghaans leger hebben de Taliban hun greep op de provincie Uruzgan de afgelopen tijd echter niet kunnen versterken. Ook wordt regelmatig melding gemaakt van grote logistieke problemen (onder meer munitietekorten) bij de lokale Taliban strijdgroepen en van (deels tribaal gerelateerde) spanningen binnen de lokale en regionale Taliban-leiding.
2. Commando-overdracht Regional Command South (RC South)
Op 1 mei jongstleden heeft generaal-majoor Van Loon het commando over het ISAF Regional Command South (RC South) aan de Britse generaal-majoor Page overgedragen. Hiermee eindigde de Nederlandse lead nation periode (half jaar) in RC South. Deze positie van lead nation hield in dat Nederland niet alleen voorzag in de commandant voor Zuid-Afghanistan, maar ook 50% van de personele bezetting van het hoofdkwartier van RC South op Kandahar Airfield leverde. Ook was Nederland verantwoordelijk voor de logistieke ondersteuning van dit hoofdkwartier. Tenslotte werd ISAF in RC South gedurende dit halfjaar ondersteund door een Nederlandse luchtmobiele (reserve-)compagnie en een verkenningseenheid. Deze eenheden waren inzetbaar in het gehele Zuiden ter ondersteuning van de vier aanwezige provinciale taakgroepen. Per 1 mei is het aantal Nederlandse militairen op het hoofdkwartier met zo'n 200 afgenomen naar ongeveer 40 personen.
Generaal Van Loon, en zijn staf, hebben zowel internationaal als van de Afghaanse regering lof gekregen voor de wijze waarop inhoud is gegeven aan het commando in Zuid-Afghanistan. Generaal Van Loon heeft de geïntegreerde benadering (diplomacy, defense, development) in de praktijk toegepast. De operaties Baaz Tsuka en Achilles waren daarvan een voorbeeld: contacten met de bevolking, overleg met stamoudsten, zichtbare hearts & minds projecten en overleg met NGO's waren daarbij even belangrijk als 'klassieke' militaire operaties.
In een half jaar hebben ISAF en RC South zich stevig gevoegd in Zuid-Afghanistan, en is de Taliban het initiatief in het voorjaar ontnomen. Dit is voor een belangrijk deel de verdienste van generaal Van Loon en zijn staf.
3. Operatie Achilles
In de brief van 23 maart 2007 (Kamerstuk 27 925 nr 248) werd uw Kamer geï nformeerd over de Operatie Achilles in Helmand. Hoewel de operatie formeel nog niet is beëindigd, zijn de hoofddoelen van de operatie begin mei gerealiseerd. Momenteel worden nog Afghaanse, Britse en Amerikaanse eenheden op beperkte schaal ingezet. De operatie werd gesteund door de Afghaanse autoriteiten op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Daarnaast werden de troepen over het algemeen positief tegemoet getreden door lokale dorps- en stammenleiders en hun gemeenschappen. Het betrekken van het Afghaanse leger gedurende de gehele operatie kan worden gezien als positief en is daarmee richtinggevend voor volgende operaties.
De Nederlandse bijdrage aan de operatie door de luchtmobiele, regionale reservecompagnie en verkenningseenheid in samenwerking met Afghaanse, Amerikaanse, Britse en Canadese eenheden was militair succesvol. Op 19 april 2007 kwam de Nederlandse Korporaal Strik tijdens een patrouille door een IED-aanslag om het leven in de omgeving van Sangin. Bij dit tragische incident is uitgebreid stilgestaan in zowel de Ministerraad als in de Tweede Kamer tijdens het Algemeen Overleg op 25 april jl.
4. Situatie Chora district
Het district Chora staat vanaf de aanvang van de Nederlandse operaties in Uruzgan onder grote invloed van de Taliban en drugsgerelateerde gewapende tegenstanders. In 2006 heeft de Deployment Task Force reeds operaties uitgevoerd om een kortstondige bezetting van het districtscentrum door de Taliban te beëindigen.
De opnieuw instabiele situatie in en rond Chora begin mei leidde er toe dat de presentie van Task Force Uruzgan (TFU) in deze omgeving is vergroot. De TFU heeft aanzienlijke inspanningen moeten verrichten om de ANP in het gebied operationeel te houden. De (beperkte) aanwezigheid van ANP in de regio blijft een punt van zorg.
De lokale bevolking heeft zich tevreden getoond met de aanwezigheid van de eenheden van de TFU waardoor er een groter gevoel van veiligheid ontstond. Dit heeft onder meer geresulteerd in de terugkeer naar school van de kinderen uit het gebied. Door de aanwezigheid van de ISAF troepen in het Chora district stelde ook de ANP zich zelfverzekerder op.
Na de interventie van de TFU en de uitbreiding van de TFU aanwezigheid in het districtcentrum is de veiligheidssituatie in het Chora district gespannen. De druk van de Taliban op het district blijft hoog. De nieuwe Districtsleider heeft een goede start gemaakt, maar heeft nog maar geringe invloed in het gehele dis trict. Sinds 15 juni is het aantal gevechtscontacten rondom Chora sterk toegenomen. Op maandag 18 juni aangevoerde versterkingen van zowel Afghaanse als ISAF-zijde zullen de stabiliteit moeten herstellen en handhaven.
Op 9 mei heeft het Provinciaal Reconstructie Team een eerste shura met de vijf belangrijkste tribale leiders gehouden in Chora. De stamoudsten klaagden over een gebrek aan belangstelling van zowel de autoriteiten in Uruzgan als de centrale regering in Kabul. De leiders willen graag permanente aanwezigheid van de ANA in het Chora-district en duurzame bemanning van de politieposten. Over de inzet van ISAF, en de steun die zij van coalitiezijde krijgen, toonden zij zich zeer tevreden.
5. Inzet Britse reserve compagnie in Uruzgan
Vanaf 16 mei tot 2 juni is op verzoek van de commandant van de TFU de Britse reserve compagnie van RC South, die de Nederlandse luchtmobiele compagnie heeft afgelost, ingezet voor ondersteunende operaties ten zuiden van Chora, mede naar aanleiding van de verhoogde Taliban-dreiging tegen het districtscentrum. Dit was de eerste keer dat eenheden van RC South tijdelijk in Uruzgan opereerden.
De commandant van RC South achtte de dreiging in de provincie Uruzgan en met name de dreiging gericht tegen Chora zodanig substantieel dat hij heeft ingestemd met het verzoek van de commandant van de TFU de reserve eenheid tot 2 juni in Uruzgan te houden.
Aansluitend aan de inzet in Uruzgan is de Britse reservecompagnie teruggekeerd naar Kandahar. Tijdens deze terugtocht is de eenheid in de provincie Kandahar op een bermbom gereden en daarbij in een door de Taliban opgezette hinderlaag gelopen. Bij dit incident en in het daaruit voort vloeiende vier uur durende vuurgevecht raakten acht Britse militairen gewond. Een aantal van hen is overgebracht naar het ziekenhuis in Tarin Kowt. De inzet van de Britse reservecompagnie getuigt van de solidariteit tussen de ISAF-partners in het Zuiden.
6. Ontplooiing Australische Special forces
Inmiddels zijn reeds circa 300 militairen van de Australische Special Operations Task Group in Uruzgan gearriveerd. In nauwe samenwerking met de TFU voert deze taakgroep reeds operaties uit die inlichtingen verschaffen over de bewegingen van de Taliban en Taliban-operaties verstoren waar mogelijk, zodat de stabiliteit en veiligheid in de Afghan Development Zones kan worden gewaarborgd. Deze Australische troepen zullen overeenkomstig het ISAF-mandaat opereren.
De ervaringen die deze Special Forces eerder in Uruzgan hebben opgedaan zorgen ervoor dat zij vrijwel direct inzetbaar zijn.
Er zijn nu ca. 700 Australische militairen in Uruzgan.
7. Detentie
Op 17 april namen Nederlandse eenheden in Helmand vier personen gevangen en droegen die over aan de Afghaanse Nationale Veiligheidsdienst in Lashgar Gah. Zij zijn drie weken later op borgtocht vrijgelaten.
Er bevinden zich nu in totaal nog twee personen in Afghaanse hechtenis die door Nederlandse troepen gevangen zijn genomen (en aan de Afghaanse regering zijn overgedragen). Naar beste informatie van de regering wordt het Afghaanse-Nederlandse Memorandum of Understanding inzake detentie met betrekking tot deze drie gevallen door de Afghaanse autoriteiten gerespecteerd.
Na berichten over slechte behandeling van door Canada overgedragen gevangenen, heeft de Canadese regering op 26 april een nieuwe overeenkomst met de Afghaanse regering gesloten inzake garanties voor, en monitoring van, gevangenen die door de Canadese troepen aan de Afghaanse autoriteiten worden overgedragen. Met deze afspraken krijgt Canada betere garanties dan voorheen om menswaardige behandeling van overgedragen gevangenen zeker te stellen. Nederland meent dat de bestaande eigen afspraken met Afghanistan (m.n. het genoemde MoU) adequaat zijn. De belangrijkste ISAF-partners in Zuid-Afghanistan voeren gezamenlijke demarches uit om toe te zien op onverkorte uitvoering van de bepalingen die zij met de Afghaanse autoriteiten zijn overeengekomen.
8. Uitschakelen Talibanleiders
Op 12 juni heeft de minister van Defensie in het vragenuur uitleg gegeven over de wijze waarop ISAF binnen het geldende mandaat en de geldende Rules of Engagement omgaat met hoge Talibanleiders die een bedreiging vormen voor de ISAF-missie. In specifieke gevallen kan de commandant van ISAF besluiten een Talibanleider aan te pakken, door hem gevangen te nemen, te reconciliëren of in uiterst geval te doden. Dit kan in beginsel ook in Uruzgan voorkomen. Door op chirurgische wijze op te treden tegen het Taliban leiderschap kan de Taliban een zware slag worden toegebracht, waarbij de kans op nevenschade zoveel mogelijk wordt beperkt. Aangezien Talibanleiders ook in reguliere gevechten en operaties gevangen worden genomen of sneuvelen, en er geen separate lijsten van op specifieke order gevangenen genomen of gesneuvelde Talibanleiders worden bijgehouden, kan moeilijk worden vastgesteld hoe vaak op basis van opdrachten van COMISAF Talibanleiders zijn opgepakt of omgekomen. Daar waar door toedoen van Nederlandse militairen tegenstanders gevangen worden genomen of om het leven komen, wordt dit reeds gemeld in de reguliere rapportages via de media en in kamerbrieven.
EU Politiemissie Afghanistan
De EU is op 15 juni formeel gestart met de EU Politiemissie in Afghanistan (EUPOL). Nederland heeft tien marechaussees, een juridisch expert en een gender adviseur aangeboden aan de missie. Hieronder wordt uw Kamer geïnformeerd over de politieke context, de grondslag voor de Nederlandse deelname en de opzet van deze civiele politiemissie. Uw Kamer is reeds op de hoogte gesteld van de beoogde Nederlandse deelname aan de missie in een mededeling bij verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 12/13 februari (Uw kenmerk 21 501-02 nr 734 van 22 februari 2007). Aangezien het een civiele missie betreft, geldt hier geen artikel 100 procedure. Waar toepasselijk zijn in de informatievoorziening aan uw Kamer de relevante elementen uit het Toetsingskader voor uitzending van militaire eenheden ten behoeve van internationale operaties meegenomen.
Politieke context en grondslag voor Nederlandse deelname
Functionerende Afghaanse veiligheidsstructuren, zoals de Afghan National Police (ANP) en de Afghan National Army (ANA), zijn van groot belang voor het verkrijgen van duurzame stabiliteit in Afghanistan. Het is een voorwaarde voor het op termijn uitfaseren van de internationale (militaire) presentie. De rechtsstaat in Afghanistan is op dit moment nog gebrekkig en de Afghaanse politiemacht is zwak. De politie is nog niet in staat de rechtsorde te handhaven vanwege de beperkte omvang, het ondermaatse opleidingsniveau en materiaal, een weinig effectieve organisatie en wijdverbreide corruptie. Er is dan ook een dringende behoefte aan capaciteitsopbouw. De Afghaanse regering onderschrijft het belang van de versterking van de eigen veiligheidsstructuren volledig. In dit kader voert de regering momenteel hervormingen in het politiebestel door, waarvan de benoeming van nieuwe commandanten eind 2006 onderdeel uitmaakte. Door het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt gewerkt aan verbetering van het salarissysteem, want ook uitbetaling van salarissen in het veld is een nijpend probleem.
De Afghaanse overheid heeft zich ten doel gesteld eind 2010 een goed opgeleide politiemacht van 82.000 man (waarvan 12.000 Afghan Border Police) te kunnen inzetten.
Op dit moment zijn de aantallen beschikbare politie in Afghanistan nog immer onder de maat. Zo zijn er in Uruzgan slechts zo'n 120 ANP-ers actief, terwijl er 1200 nodig zijn. Wel zijn inmiddels in Uruzgan ruim 850 ANAP-agenten getraind.
De VS heeft begin 2007 besloten de inspanningen te intensiveren om deze doelstelling zo mogelijk eerder te behalen. Hiervoor worden aanzienlijke aantallen extra trainers en middelen beschikbaar gesteld. Ook de EU heeft begin dit jaar het besluit genomen haar inspanningen op het terrein van politie te versterken. De Afghaanse regering heeft de EU daartoe uitgenodigd middels een brief van 16 mei 2007.
Nederland heeft sterk gepleit voor de komst van EUPOL. De missie is vooral van belang omdat de EU als geheel hiermee haar bijdrage aan de opbouw en stabilisatie van Afghanistan intensiveert en hierdoor kan zorgdragen voor stroomlijning van de verschillende nationale initiatieven. Hervorming van de veiligheidssector is bovendien een eerste prioriteit van de internationale gemeenschap. Nederland heeft binnen de EU herhaalde malen het belang benadrukt van goede afstemming met ISAF en de VS bij de opzet en uitvoering van deze EVDB-politiemissie. Nederland heeft tevens aangegeven dat goede onderlinge afstemming met activiteiten van de Europese Commissie op het terrein van Rule of Law noodzakelijk is.
Nederland is reeds zeer actief op het terrein van verbetering van de politiecapaciteit in Afghanistan. Het Law and Order Trustfund (LOTFA) waaruit politiesalarissen betaald worden, wordt door Nederland gesteund. Nederland heeft in 2006 ¤ 10 miljoen bijgedragen aan LOTFA en zal in 2007 $ 12,5 miljoen aan dit fonds bijdragen. In Uruzgan is vorig jaar tevens materieel geleverd voor basisuitrusting van de Afghaanse politie. Uit het Stabiliteitsfonds zijn voorts middelen toegewezen voor de bouw van politie checkpoints, een politietrainingscentrum en een veiligheidscoördinatiecentrum in Uruzgan. Er zijn 14 marechaussees ingezet in het ISAF PRT in Uruzgan voor training van de Afghaanse politie (ANP) en hulppolitie (Afghan National Auxiliary Police).
Doelstelling en opzet EUPOL
Doelstelling van de EUPOL missie is om, onder Afghaans eigenaarschap, bij te dragen aan strategieontwikkeling en professionalisering van de politiesector, alsmede het goed en gebalanceerd functioneren van de Afghaanse politie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hiertoe zal EUPOL zich richten op training, begeleiding en advisering van het hogere politiekader op centraal, regionaal en provinciaal niveau. De EUPOL missie zal bestaan uit zo'n 195 adviseurs, mentoren en trainers. De missie zal tevens een bijdrage leveren aan stroomlijning van de internationale coördinatie van de politiehervormingen in Afghanistan. Hiertoe zullen zo'n 20 adviseurs worden toegevoegd aan de International Police Coordination Board (IPCB). Vanuit dit orgaan zal coördinatie en strategische beleidsontwikkeling van de politiehervormingen worden aangestuurd. In de IPCB zijn alle belangrijke spelers op het terrein van politie vertegenwoordigd: de Afghaanse overheid, de VS, ISAF en EUPOL. Verder zullen enkele adviseurs gestationeerd worden bij de relevante ministeries (Binnenlandse Zaken, Justitie) en het Openbaar Ministerie in Kaboel. Experts zullen worden ingezet op het terrein van mensenrechten, rule of law en gender. De VS concentreren zich op het trainen van agenten met een lagere rang via regionale centra en in de PRT's. Duitsland had sinds 2002 van donorzijde als onderdeel van het destijds afgesloten "Bonn-agreement" de leiding over de opbouw van de Afghaanse politie en heeft hiertoe een politieacademie in Kaboel opgericht. Het Duitse politieproject, waaronder de politieacademie in Kaboel, gaat op in de missie. Een aantal adviseurs en trainers wordt geplaatst in de vijf regionale Afghan National Police commando's en trainingscentra. Drie tot vier adviseurs en trainers worden geplaatst bij elk van de 14 door een EU-lidstaat geleide PRT's. Zij zullen zich met name richten op advisering inzake recherchetaken, grenspolitie, begeleiden van de politieleiding en training.
Nederlandse bijdrage
Nederland levert een proportionele bijdrage van 12 kandidaten aan de missie in de vorm van trainers, adviseurs en experts, bestaande uit tien koninklijke marechaussee, een rule of law expert en een genderadviseur. Vooralsnog zijn 8 van de twaalf kandidaten geplaatst. De overige kandidaten worden als reserve aangehouden en wellicht in een later stadium van de missie ingezet. De Nederlandse EUPOL leden zullen worden geplaatst in Kaboel, Kandahar en Uruzgan.
De twee civiele experts zijn beschikbaar gesteld voor functies op het hoofdkwartier van EUPOL te Kaboel, de genderadviseur is geplaatst. Van de 10 marechaussees zijn vijf kandidaat gesteld als adviseur voor grensbewaking en trainingsadviseur voor het regionale EUPOL-team te Kandahar. Drie marechaussees zijn kandidaat gesteld voor het provinciale EUPOL-team te Uruzgan. Deze functies zullen initieel worden ingevuld door personeel uit het huidige bestand van het PRT. De aanvangsdatum van de verschillende Nederlandse bijdragen ligt tussen 15 juni en 15 november 2007.
NAVO steunverlening
Op 3 april 2007 heeft de EU de NAVO formeel om ondersteuning verzocht voor de uitvoering van EUPOL Afghanistan. Gevraagd is om ondersteuning op het gebied van Communicatie en Informatie Systemen (CIS), weg- en luchttransport, medische voorzieningen en evacuatie, bureaufaciliteiten, legering en voeding en force protection en 'in extremis support'. De NAVO ISAF-missie zal hiermee binnen de mogelijkheden voor een wezenlijk deel bijdragen aan veiligheid van de EUPOL deelnemers. Voor een succesvolle uitvoering van de missie is een afdoende ondersteuning door de NAVO essentieel.
Veiligheidssituatie en risico-analyse
De analyse van de veiligheidssituatie in Afghanistan van de EU is vergelijkbaar met de analyses die worden gemaakt in NAVO-kader of nationaal. De dreiging wordt geclassificeerd als hoog. In de eerste maanden van 2007 was sprake van een toename van incidenten. De verwachting is dat de inspanningen van de tegenstanders de komende periode vooral gericht zullen zijn op verhoging van de druk op westerse troepen in het oosten en zuiden van het land. Ook in Kabul blijft het risico van aanslagen aanzienlijk. Bermbommen en zelfmoordaanslagen op de doorgangswegen zijn de grootste risico's voor de internationale presentie.
Het direct contact in het veld met Afghaanse politie en de mate van corruptie van de politie zijn risicofactoren. In het algemeen kan worden gesteld dat de dreiging voor EUPOL vergelijkbaar is met die van andere internationale troepen in Afghanistan.
Voor de EUPOL missie is in het Operationeel Plan een veiligheidsplan opgesteld. Uitgangspunten zijn dat werklocaties en huisvesting alle beveiligd zijn, verplaatsingen in gepantserd vervoer plaatsvinden en alleen met toestemming van de EUPOL-leiding, en waar nodig voorzien van Force Protection. Ook zullen de politieagenten in EUPOL (waaronder de Marechaussee) ter zelfverdediging met persoonlijke bewapening worden uitgerust. Verder zal EUPOL in frequent contact met ISAF op alle niveaus overleggen over de veiligheidssituatie. Voorts is voorzien dat de missieleden voor medische verzorging en evacuatie kunnen terugvallen op de voorzieningen van ISAF en UNAMA. Zoals eerder opgemerkt wordt deze steunverlening door ISAF nog nader uitgewerkt. Nederlands personeel zal overeenkomstig andere individuele uitzendingen naar Afghanistan worden voorbereid en uitgerust. Als geweldsinstructie zal de instructiekaart geweldsgebruik bij zelfverdediging van de Commandant der Strijdkrachten worden verstrekt. Ook de EU zal haar personeel voor daadwerkelijke inzet nog instrueren over de specifieke veiligheidsrisico's en de standaard handelingsprocedures hierbij.
De risico's van deelname aan EUPOL worden op grond van het dreigingsniveau en de voorziene maatregelen vergelijkbaar geacht met de huidige ISAF-deelname.
Status deelnemend personeel
In de formele uitnodigingsbrief van de Afghaanse regering aan de EU over de EU-politiemissie in het land wordt ingegaan op de privileges en immuniteiten van de staf; vooralsnog zal het missiepersoneel onder de Weense Conventie 1961 vallen, totdat een Status of Mission Agreement (SOMA) met Afghanistan is afgesloten.
Leefomstandigheden
De deelnemers worden opgenomen in het contingent militairen actief in Afghanistan en kunnen terugvallen op de hierbij behorende ondersteuning. Uit oogpunt van veiligheid zal al het EUPOL-personeel in compounds worden ondergebracht. Totdat de EU eigen voorzieningen heeft verworven, zullen faciliteiten worden gehuurd. Nederland en o.a. Duitsland hebben deze faciliteiten om niet toegezegd (in natura aan de missie bijgedragen). De trainers en experts in Kaboel kunnen op de compound van het voormalige Duitse politieproject wonen en gebruik maken van de aldaar aanwezige faciliteiten. In Kandahar worden de Nederlandse marechaussees hoogst waarschijnlijk gehuisvest op Kandahar Airfield. De drie EUPOL adviseurs die in Uruzgan gevestigd worden, zullen gelegerd zijn op Kamp Holland in de faciliteiten waarin ook de TFU is gehuisvest.
Duur van de missie
De missieduur is formeel vastgesteld op drie jaar vanaf het accorderen van het EU Gemeenschappelijk Optreden (de zogenaamde Joint Action), Dit heeft op 30 mei jl. plaatsgevonden. De missie start haar activiteiten op 15 juni 2007. De Nederlandse bijdrage is initieel voor de duur van 1 jaar vanaf het moment van uitzending. De deelname aan de EUPOL-missie kan eventueel stilzwijgend worden verlengd.
Bijdragen andere landen
Duitsland levert zo'n 50 trainers en de Head of Mission. Het VK en Italië hebben ieder 30 experts toegezegd, Spanje 14 en Finland 10. Ook verschillende derde landen zullen een bijdrage leveren, waaronder Canada, Noorwegen, Turkije, Nieuw Zeeland en Zweden. Zij dragen civiel politiepersoneel voor.
Financiële aspecten
Het grootste deel van de kosten van de missie, inclusief dagtoelagen voor de deelnemende functionarissen, wordt gedragen door de EU. Nederland betaalt de salariskosten en de additionele uitgaven die niet door de EU worden gedragen. De salariskosten voor de marechaussees worden door Defensie gedragen. Additionele kosten voor deelname van de politiefunctionarissen (zowel KMAR als civiel) zullen worden betaald uit de HGIS-voorziening 'uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' op de begroting van Defensie. De additionele kosten worden bij deelname tot augustus 2008 geschat op ¤ 800.000 exclusief de mogelijke vergoedingen/kosten die voortvloeien uit de technische overeenkomst tussen Nederland en de EU. Voor uitzending van de expert afkomstig uit de justitiesector geldt dat salariskosten en additionele kosten door het ministerie van Buitenlandse Zaken uit het Stabiliteitsfonds zullen worden gefinancierd. De kosten bedragen maximaal ¤ 172.500,-.
Wederopbouw
-Afghanistan algemeen
Het grootste gedeelte van de financiële bijdrage die Nederland dit jaar aan Afghanistan ter beschikking stelt, wordt geleid via de multidonor trustfunds Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF) en het Law and Order Trust Fund Afghanistan (LOTFA). Nederland draagt dit jaar 25 miljoen euro bij aan het ARTF en zal USD 12,5 miljoen bijdragen aan LOTFA (zie ook hierboven).
-Uruzgan
Door de Nederlandse ambassade op centraal niveau, en door de Ontwikkelingstaf in Uruzgan wordt gestaag doorgewerkt aan een begin van (weder)opbouw. Sinds de aanvang van de missie zijn contracten in Uruzgan gesloten voor ruim ¤ 9 miljoen. De omstandigheden zijn zwaar: de absorptiecapaciteit in Uruzgan is beperkt, ook bemoeilijkt de veiligheidssituatie de voortgang van het proces.
Toch komen (weder)opbouwprogramma's in Uruzgan langzaam maar zeker van de grond. Nagestreefd wordt in 2008 een hulpinfrastructuur te hebben opgezet, bestaande uit overheid, NGO's en internationale organisaties, die gezamenlijk kunnen bevorderen dat nationale programma's effectief in Uruzgan worden uitgerold. Ook heeft Nederland zich ten doel gesteld dat dienstverlening door de overheid in de prioritaire sectoren gezondheidszorg, onderwijs, justitie, landbouw en infrastructuur op gang komt en zichtbaar bijdraagt aan de ontwikkeling van de provincie.
Om deze doelstellingen te realiseren wordt een aantal instrumenten ingezet:
Quick and Visible Projects (QVP), bevordering uitrol van nationale programma's door het uitspreken van een voorkeur voor regionale inzet van fondsen in Uruzgan (preferencing) uit de twee grote multidonor trustfunds ARTF/LOTFA en door het gericht ondersteuning bieden aan Afghaanse, internationale en Nederlandse NGO's teneinde de voorwaarden te scheppen waaronder nationale programma's aansluiting kunnen vinden in de provincie.
De QVP's leveren tot heden voor de lokale bevolking de meest tastbare resultaten op.
Momenteel zijn bij tien QVP programma's in totaal zo'n 23.000 gezinnen of 160.000 mensen betrokken (50% van de bevolking van de provincie). Het gaat hierbij om meer dan 300 activiteiten die verspreid over de provincie worden uitgevoerd: 63 landwegen, 83 projecten ter verbetering van traditionele irrigatiekanalen en watertoevoer, 30 km toegangswegen ten behoeve van 44 dorpen, 34 km irrigatiekanalen voor 121 dorpen, herstel van 750 huizen in Deh Rawod en Chahar Chino, verspreiding van landbouwinputs (plantgoed, meststoffen ed.) voor 2500 gezinnen en het opzetten van vijf radiopunten in Uruzgan met programma's gericht op stabiliteit en informatieverspreiding, waarmee een groot deel van de bevolking wordt bereikt.
Bij de inzet van de overige instrumenten zit naar hun aard meer tijd tussen projectidentificatie, uitvoering en zichtbare resultaten voor de bevolking. Toch zijn ook hier de eerste resultaten zichtbaar aan het worden. Zo is een start gemaakt met het bijdragen aan diversificatie van de landbouw door distributie van 20.000 amandelbomen ten behoeve van 90 dorpen.
Door de (relatief) grotere veiligheid rondom districtshoofdsteden ziet de Afghaanse overheid steeds meer mogelijkheid om nationale programma's voor basisgezondheidszorg, lager onderwijs en rurale ontwikkeling met Nederlandse financiering uit te voeren in Uruzgan. Naar verwachting zullen deze activiteiten in de tweede helft van dit jaar de eerste zichtbare resultaten genereren.
Concreet houdt dit het volgende in: voor het Basic Package of Health Services is door het ministerie van Publieke Gezondheid een Afghaanse NGO aangewezen als uitvoerende organisatie in Uruzgan. Deze NGO voert het programma uit met financiering van de Europese Commissie en zal over de komende twee jaar met Nederlandse steun gezondheidszorg toegankelijk maken voor alle inwoners van de provincie Uruzgan. Met Nederlandse middelen worden 12 nieuwe Basic Health Centres en Sub-Centres gebouwd en uitgerust. Totaal gaat het hierbij om een Nederlandse bijdrage van ¤ 1,9 mln.
Onderwijs is totaal verwaarloosd in Uruzgan. Slechts 0,3% van de vrouwen en 8,6% van de mannen is alfabeet. Er is veel vraag bij de bevolking naar onderwijs, vooral als alternatief voor de fundamentalistische madrassas in Pakistan waar nu veel jongeren vanwege armoede heen gaan (op deze kostscholen worden voor een gering bedrag verblijf en leefkosten verstrekt). Het ministerie van Onderwijs wil in een eerste fase, waarvoor Nederland de fondsen ter beschikking stelt, de gehele bevolking van drie districten van onderwijs voorzien. De scholen zullen door Ouder Management Comités worden bestuurd. Nederland heeft een bijdrage van ¤ 2,4 mln verleend aan het zogeheten EQUIP programma (education quality improvement program) ten behoeve van scholen in Uruzgan; 10% van dit bedrag zal worden besteed in de nabuurprovincie Daikundi.
Het ministerie voor Rehabilitatie en Rurale Ontwikkeling (MRRD) voert sinds medio 2006 drie programma's uit in de provincie Uruzgan: het National Solidarity Programme, het National Area Based Development Programme en het National Rural Access Programme. Aan alle drie heeft Nederland fondsen ter beschikking gesteld en ook voor 2007 is een bijdrage toegezegd. Aan deze programma's zal totaal een bijdrage van ¤ 4,2 mln beschikbaar worden gesteld.
Een overzicht van de projecten, de sector waarin deze projecten worden uitgevoerd en de concreet beoogde resultaten is als bijlage bij deze brief opgenomen, conform de toezegging van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 25 april jl.
Teneinde de uitrol van nationale programma's te ondersteunen zijn door het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken vijf ambtelijk experts toegevoegd aan het kabinet van gouverneur Munib. Gedurende hun aanwezigheid hebben zij een waardevolle bijdrage geleverd.
Door Nederland wordt grote waarde gehecht aan het opbouwen van bestuurlijke capaciteit. Om hiervoor snelle en flexibele financiering ter beschikking te hebben, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking een speciaal voor Urzugan een 'korte missie fonds' opgericht.
Voor de economische ontwikkeling van Uruzgan is de beschikbaarheid van microkrediet van belang. Derhalve wordt momenteel actief onderzocht of een microkredietprogramma in Uruzgan kan worden geïmplementeerd. Hiertoe heeft de Microfinance Investment Support Facility of Afghanisan (MISFA) inmiddels de aangesloten microkredietinstellingen verzocht om pro jectvoorstellen voor Uruzgan in te dienen. MISFA is de overkoepelende organisatie van alle instanties op het terrein van microkrediet in Afghanistan.
De positie van vrouwen is kwetsbaar in Uruzgan. Een genderexpert van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft van 25 mei tot en met 8 juni een bezoek gebracht aan Kaboel en aan Uruzgan om te onderzoeken in hoeverre door middel van het gericht inzetten van wederopbouwprojecten, kan worden gewerkt aan een verbetering van de levensomstandigheden van Afghaanse vrouwen.
CIMIC
Cimic functionarissen en missieteams hebben in de afgelopen periode diverse activiteiten ontplooid ter ondersteuning van de taken van de Task Force Uruzgan. Men nam deel aan shura's, overheidsbijeenkomsten en voerde gesprekken met verschillende tribale leiders. Er zijn tot nu toe meer dan 200 projecten geï dentificeerd, hiervan zijn er inmiddels 110 afgerond. Deze activiteiten zijn gericht op het verruimen van het draagvlak onder de bevolking voor de Nederlandse presentie en het scheppen van mogelijkheden voor meer duurzame ontwikkelingsprogramma's.
Om de voor opbouw en reconstructie belangrijke departementen met extra kennis en advies bij te staan heeft het PRT op dit moment de beschikking over drie functioneel specialisten: Juridische zaken, Irrigatie/Infrastructuur alsmede Gezondheidszorg. Zij voorzien het PRT van specifieke kennis ter ondersteuning van het uitvoeren van projecten. Deze specialisten hebben ook tot taak de in hun kennisgebied actieve departementen met kennis en kunde te ondersteunen.
Tevens wordt onderzocht hoe IDEA (International Development of Entrepreneurial Activities), een initiatief van reservisten uit het bedrijfsleven, ondernemers in Uruzgan kan ondersteunen met kennis en adviezen. Eind juni wordt een definitief besluit genomen over de inzet van IDEA.
Buiten draagvlak vergrotende activiteiten richten CIMIC functionarissen zich ook op het assisteren bij de uitrol van Afghaanse nationale programma's en activiteiten van NGO's. Zo hebben de missieteams ondersteuning geleverd bij de voorbereidingen op de start van het nationale programma voor onderwijs EQUIP (zie hierboven). De missieteams hebben een assessment gemaakt van de scholen in de districten Tarin Kowt, Deh Rawod en Chora. Met deze informatie kon het programma gedegen en snel worden voorbereid.
Drugs
Om de verbouw van papaver te reduceren moet een breed palet aan instrumenten (o.a. alternatieve bestaansmogelijkheden, voorlichting, interdictie en eradicatie) op nationaal en provinciaal niveau worden geïmplementeerd, conform de Afghaanse drugsstrategie.
De Afghaanse minister van Binnenlandse Zaken maakte eind mei 2007 bekend dat de papaveroogst in 2007 tussen de 165.000 tot 195.000 hectare bedraagt en daarmee minstens even groot is als vorig jaar. In Afghanistan werd in 2007 26.000 hectare papaver vernietigd, duidelijk meer dan de 15.800 hectare van 2006.
De centrale Afghaanse overheid besloot half april de Afghan Eradication Forces (AEF) in Uruzgan in te zetten. Hoewel uitvoering van het Afghaanse drugsbeleid en de beslissing over verdelging in Uruzgan, de zelfstandige verantwoordelijkheid van de Afghaanse regering is, heeft Nederland in de aanloop naar het besluit van de Afghaanse regering zijn zorgen over de verdelgingsplannen in Uruzgan uitgesproken. Daarbij is aangegeven dat alleen een brede benadering, waarin evenredig aandacht wordt besteed aan rechtshandhaving en het mogelijk maken van alternatieven voor boeren, kan leiden tot een duurzame en effectieve oplossing van het drugsprobleem. Om het risico van destabilisatie te beperken heeft Nederland drie voorwaarden gesteld:
1.Duidelijk dient uitgedragen te worden door de Afghaanse autoriteiten dat het gaat om
een besluit van de Afghaanse overheid vallend binnen het bestaande drugsbeleid.
2.Beperkte inzet en zorgvuldige bepaling van het doelgebied en alleen verdelging in het
daarvoor aangewezen gebied.
3.Committering van Afghaanse overheid en internationale partners aan korte en
middellange termijn follow-up in de vorm van de genoemde brede benadering.
In de twee weken van ontplooiing van de AEF in Uruzgan (29 april tot 11 mei) heeft de Afghaanse verdelgingspolitie in Uruzgan ongeveer 77 hectare papaver vernietigd. De verdelging vond plaats ten westen van Tarin Kowt. Op 29 april kwam de Afghaanse verdelgingspolitie onder vuur te liggen, waarbij vier Afghaanse politiemannen gewond raakten en twee AEF-helikopters beschadigd raakten. Deze ongeregeldheden leidden ertoe dat de verdelging tijdelijk stop werd gezet en in de daaropvolgende dagen op zeer kleine schaal is voortgezet. De Task Force Uruzgan en de ambassade in Kaboel hebben het verdelgingsproces nauwgezet gemonitord.
De Nederlandse inzet op het gebied van het terugdringen van de papaverteelt is met name gericht op rurale ontwikkeling. Via kleine projecten en nationale programma's van het ministerie van Rehabilitatie en Rurale Ontwikkeling, is de afgelopen maanden gewerkt aan het herstel van irrigatiekanalen, de distributie van zaden en kunstmest en het opbouwen van de infrastructuur. Komende maanden zal de Nederlandse inzet op het gebied van alternatieve bestaansmogelijkheden, tegengaan van smokkel en drugshandel alsmede communicatie worden geï ntensiveerd.
In september begint het nieuwe zaaiseizoen van papaver. De pre-zaaifase in de komende maanden biedt een kleine kans om reductie te bewerkstelligen. Het is van belang dat de provinciale overheid de bevolking informeert om boeren te bewegen over te stappen op een legaal gewas. Het PRT zal waar mogelijk ondersteuning bieden bij het opzetten van deze informatiecampagne.
Het is van het grootste belang dat alternatieve bestaansmogelijkheden voor boeren worden gecreëerd. De mogelijkheden voor veehouderij, saffraan en groenten worden in overleg met LNV bekeken. De Europese ontwikkelingsorganisatie waar in de brief van 23 maart (uw kenmerk 27 925 nr. 248) over werd bericht, heeft nog geen officiële toezegging omtrent inzet in Uruzgan gedaan.
In de komende maanden zal tevens worden gezocht naar mogelijkheden activiteiten te ondernemen op het gebied van interdictie. Dit zal Nederland tijdens verschillende overleggen met internationale partners aan de orde stellen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken