Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

Toespraak minister Plasterk t.b.v. toespraak AOB,
Utrecht, 12 juni 2007

(alleen het gesproken woord geldt)


2

Dames en heren,

Toen ik op 22 februari 2007 minister van onderwijs werd, heb ik mij verbonden aan het coalitieakkoord. Hierin staat dat we gaan streven naar vermindering van werkdruk bij leraren en naar verhoging van de kwaliteit in het
onderwijs. Ik vind echt dat de leraar meer tijd en ruimte moet krijgen voor zijn eigen beroep. Het is dan ook jammer dat we meteen in de discussie over vakantiedagen terecht zijn gekomen. Dat is echt opgeblazen in de media, mij ging het om de relatie tussen gevoelde werkdruk bij leraren en de organisatie van het onderwijs (1600:40=40). Dat is helaas ondergesneeuwd geraakt. Ik dacht, ik begin er nu meteen zelf maar over, want ik kan me voorstellen dat het u hoog zit.

De eerste 100 dagen van onze kabinetsperiode hebben we vooral gebruikt om het land in te gaan. Daar heb ik natuurlijk ook veel leraren gesproken. En nu heb ik de eer om hun grootste vertegenwoordigende organisatie te ontmoeten. U vertegenwoordigt het onderwijspersoneel op alle aspecten. U beperkt zich niet tot de CAO, tot de centjes, nee: u zet zich ook in voor de inhoud, voor de kwaliteit van het onderwijs. Mensen die hart hebben voor onderwijs aan onze kinderen, die hebben we hard nodig.

Je hoeft de kranten maar open te slaan, of je vindt een kritisch artikel over het onderwijs. Je zou bijna gaan


3

geloven dat er helemaal niets van deugt. Maar laten we niet overdrijven. Laten we elkaar de put niet inpraten. Het onderwijs in Nederland is best goed. Het Onderwijsverslag 2005-2006 geeft het onderwijs niet voor niets een ruime voldoende. Internationaal gezien doen we het heel redelijk. Maar toch: het kan en moet beter. Want er gaat helaas ook veel mis:

· 25% van de scholieren die het PO verlaten, kunnen niet goed lezen en schrijven: in ieder geval niet goed genoeg om met de leerboeken op VO te kunnen
werken.

· We hebben elk jaar 60.000 vroegtijdig schoolverlaters, jongeren die zonder startkwalificatie de banenmarkt op moeten gaan. Een kwart daarvan had vorig jaar geen werk.

· Ook in het hogere onderwijs zijn er problemen: 1/3 van de studenten op HO/WO niveau voelt zich niet uitgedaagd.

Kortom: werk aan de winkel! De kwaliteit van het
onderwijs moet op alle fronten omhoog. Dat is geen kritiek op u, integendeel, de leraren treft de allerminste blaam. Je kunt eerder de managementlagen boven u verwijten, maar ook de politiek van de laatste decennia, dat ze te weinig naar u hebben geluisterd, dat ze u te weinig stem hebben gegeven. Terwijl het juist de kwaliteit van de leraren is die de kwaliteit van het onderwijs bepaalt. Bij voetbal zijn de sterren ook degenen die op het veld actief zijn, en niet de


4

mensen die de krijtlijnen getrokken hebben. Daarom wil ik de status en positie van leraren verbeteren. Daarom geef ik docenten de hoofdrol in de verbeteringsprocessen, in het streven naar meer onderwijskwaliteit. Leraren moeten het als onderwijsprofessionals weer voor het zeggen krijgen op hun school. Het management moet de leraar en het
onderwijsproces dienen, niet andersom.

Uw voorzitter Walter Dresscher heeft al vaker kritische kanttekeningen gezet bij decentralisatie en
autonomievergroting. Hij is bang dat te veel macht voor bestuur & management ten koste gaat van degenen die het 'echte' werk moeten doen. Ook ik vind dat de leraar moet worden hergewaardeerd als sleutelfunctionaris binnen de school. Maar dat neemt niet weg dat goed bestuur en management nodig zijn voor een goede ondersteuning van de docent.

Het lerarenberoep moet aantrekkelijker worden voor huidig en toekomstig personeel. Het moet ook mogelijk zijn om in de leraarsfunctie carrière te maken. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat bijna alle leraren hun pensioen halen in schaal 10 ­ in uw jargon `Leraar B - , dat ze managementtaken moeten gaan vervullen om een hogere schaal te krijgen. In het onderwijs moet minstens 20% van de leraren als leraar in schaal 12 kunnen komen. Er zijn overigens ook goede voorbeelden: het in 2004 gesloten convenant over beloningsdifferentiatie in het VMBO heeft


5

ervoor gezorgd dat bijna 60% van de VMBO-scholen
beloningsdifferentiatie toepast. Dat betekent dat leraren die in `moeilijke buurten' werken, ook een hoger salaris kunnen krijgen.

Als we erin slagen om het beroep van de leraar weer aantrekkelijker te maken, krijgen we meer gemotiveerde, goede docenten. Zo gaat niet alleen de kwaliteit van het onderwijs omhoog. Door deze nieuwe toestroom lossen we ook het dreigende probleem van het lerarentekort op.

Het is een goede zaak dat de AOB met het professioneel statuut de discussie aanzwengelt over wat de kwaliteit en professionaliteit van de docent is, of moet zijn. De discussie over het wat en het hoe van zo'n professioneel statuut is nog niet afgerond. Het is nu te vroeg om het over de vorm te hebben, deze moet voortvloeien uit de inhoud. Maar het professioneel statuut kan een krachtig instrument zijn om de positie van de leraar als professional te versterken.

Ik noem dit professioneel statuut even apart, omdat ik het zo belangrijk vind dat u als beroepsgroep zelf het voortouw neemt om de kwaliteit en professionaliteit van de docent te verbeteren. Het is immers úw vak, úw kennis, úw
beroepstrots, úw beroepseer te na. Maar als
onderwijsminister heb ik ook een rol: samen hebben we een verantwoordelijkheid. Daarom hebben we in het
verleden samen al stappen gezet, bijvoorbeeld door


6

afspraken te maken over meer ruimte voor professionele ontwikkeling. Daarvoor is onder het vorige kabinet al geld vrijgemaakt. Maar ik wil hier iets nieuws aan toevoegen. Ik wil nu ook kijken of het mogelijk is om docenten een persoonlijk scholingsbudget toe te kennen. Geen rugzakje, noem het maar een schooltas, beter nog: een scholingstas. Als een leraar bijvoorbeeld een masteropleiding wil volgen, of wil promoveren; los van het schoolbestuur, niet omdat de school dat vraagt maar gewoon als eigen wens, dan moet er ruimte zijn voor zo'n persoonlijke ontwikkeling. Ik wil onderzoeken of we daarvoor een fonds kunnen instellen.

We hebben al meer in gang gezet met diverse initiatieven die binnenkort hun vruchten zullen afwerpen. Begin mei is de Onderwijsraad advies gevraagd over de positie van de professional in de nieuwe bestuurlijke verhoudingen. Dit advies wordt na de zomer verwacht.

Ook is begin mei de Commissie Rinnooy Kan geïnstalleerd. Dat hadden we in het regeringsakkoord al bedacht, juist om op korte termijn een forse duw te kunnen geven met een actieplan. Want deze commissie gaat volgens afspraak al in september een advies uitbrengen over de aanpak van het lerarentekort en de positie en kwaliteit van de leraar. Hierbij kan de commissie eventueel ook over de kwaliteit van de lerarenopleiding adviseren.

En last but not least: ik onderhandel nog steeds over de


7

primaire arbeidsvoorwaarden voor het PO. Naar
verwachting kan ik na de zomer een inzet uitbrengen. De AOB heeft al een ambitieuze inzet neergelegd, later zullen de bonden met een gezamenlijke inzet komen. Zonder op de onderhandelingen vooruit te willen lopen:
concurrerende arbeidsvoorwaarden en meer differentiatie in functies en beloningen zijn wat mij betreft
randvoorwaarden voor een aanpak van het lerarentekort en een betere positie en kwaliteit van het onderwijspersoneel.

De CAO, het advies van de commissie Rinnooy Kan en het advies van de onderwijsraad ­ komen allemaal pas na de zomer. Betekent dit dat ik tot die tijd stil zit? Nee, ik ben en blijf volop in gesprek met vakbonden, werkgevers en mensen in het veld over de aanpak van het lerarentekort, de positie en kwaliteit van het onderwijspersoneel.

Tot slot een aansporing. Blijf vooral in debat over het professioneel statuut, ga daarmee verder. Blijf u ook inzetten voor de positie van het onderwijspersoneel in brede zin, dus zowel wat de arbeidsvoorwaarden als de kwaliteit en de positie van de onderwijsprofessional betreft. Maar ga deze zomer eerst maar eens even bijtanken, op adem komen, nieuwe energie opdoen. Ik wens u alvast een heerlijke vakantie. Dat hebt u verdiend!

Ik dank u wel.


8