Hoge Raad verwerpt cassatieberoep in de zaak Savanna
Samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 19 juni 2007. Bij
verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is
laatstgenoemde bindend.
Deze uitspraak betreft de strafzaak tegen de moeder van de - ten tijde
van het delict - drieëneenhalf jaar oude Savanna. Op 20 september 2004
heeft de verdachte haar dochter een washandje in de mond gestopt en
dat met een verband vastgezet om te voorkomen dat Savanna het
washandje uit haar mond zou trekken. Vervolgens heeft ze Savanna onder
een bed geduwd en haar daar alleen achter gelaten, waarna het kind -
dat ten gevolge van ondervoeding in een slechte fysieke conditie
verkeerde - is overleden. Daarna heeft de verdachte samen met haar
partner het lichaam van Savanna in de kofferbak van hun auto gelegd en
weggevoerd.
Het hof 's-Gravenhage heeft op 26 januari 2006 de verdachte
veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en
terbeschikkingstelling met dwangverpleging wegens doodslag, medeplegen
van het onttrekken van een lijk aan nasporing en medeplegen van
opzettelijke vrijheidsberoving (meermalen gepleegd). Zie
rechtspraak.nl, LJN AV0466.
Het cassatieberoep bij de Hoge Raad
De verdachte heeft tegen de veroordeling door het hof beroep in
cassatie ingesteld. De zaak is in cassatie voor haar behandeld door
mr. A.C. Huisman en mr. A.R. Maarsingh, beiden advocaat in Deventer.
De klachten van de verdachte tegen de uitspraak van het hof zijn onder
meer gericht tegen:
- de bewezenverklaring van de doodslag, aangezien uit de
bewijsmiddelen niet zou kunnen volgen dat de verdachte Savanna
opzettelijk van het leven heeft beroofd
en
- de afwijzing door het hof van het verzoek van de verdediging om een
deskundige te benoemen voor het geven van een 'second opinion' over
het omtrent de verdachte uitgebrachte rapport van het Pieter Baan
Centrum.
Advocaat-Generaal Machielse heeft in zijn conclusie van 20 maart 2007
de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad verwerpt de bezwaren van de verdachte. De Hoge Raad laat
het oordeel van het hof in stand dat de verdachte willens en wetens de
aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat Savanna ten gevolge van haar
handelen zou komen te overlijden. Ook laat de Hoge Raad het oordeel
van het hof in stand dat het verzoek van de verdediging om een
deskundige te benoemen voor het geven van een 'second opinion'
onvoldoende aanknopingspunten bevat voor de noodzaak van het doen
verrichten van zo'n nader onderzoek.
Wegens overschrijding van de redelijke termijn vermindert de Hoge Raad
ter compensatie de gevangenisstraf met een maand.
De beslissing van het hof blijft voor het overige in stand.
De verdachte is dus veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren
en elf maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, wegens
doodslag, medeplegen van het onttrekken van een lijk aan nasporing en
medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving (meermalen gepleegd).
Gevolgen van deze uitspraak
Met deze uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling van de
verdachte onherroepelijk geworden.
Den Haag, 19 juni 2007
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel. 070 - 3611236
LJ Nummer
BA2104
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 15 juni 2007 Naar boven