Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
18 juni 2007 PO/ZO/07/24702
Onderwerp
Wijzigingen WEC/WOT
Op 13 juni jl. heb ik met de leden van uw Kamer gesproken over de voorgestelde wijzigingen in de Wet
op de expertisecentra en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wegnemen van enkele
knelpunten bij leerlinggebonden financiering en het opheffen van de landelijke commissie
toezicht indicatiestelling. Zoals ik heb toegezegd in het debat zal ik in deze brief een aantal punten dat
aan de orde is geweest verduidelijken.
Indicatiestelling door het bevoegd gezag
In het wetsvoorstel wordt de mogelijkheid gecreëerd dat het bevoegd gezag van een school een
indicatie aanvraagt indien de ouders dit ondanks (herhaald) verzoek niet doen. De heer Van der Vlies
heeft gevraagd wat er gebeurt als de school een indicatie heeft aangevraagd, deze is toegekend en de
school vervolgens een (passend) onderwijsprogramma formuleert waar de ouders het niet mee eens
zijn. In antwoord hierop het volgende. In artikel 40a, van de Wet op het primair onderwijs (artikel 26,
van de Wet op het voortgezet onderwijs) is geregeld dat een reguliere school waar een leerling met een
leerlinggebonden budget wordt ingeschreven, jaarlijks een handelingsplan moet opstellen in
overeenstemming met de ouders. Indien er verschil van mening is over het handelingsplan, dan kunnen
de ouders (of de school) een beroep doen op de onderwijsconsulenten. Deze consulenten adviseren
vaak met succes- op basis van de concrete situatie over het onderwijs aan de leerling. Een bevoegd
gezag is verder verplicht advies te vragen bij de ACTB als het om onenigheid gaat over de besteding van
het leerlinggebonden budget (art. XIII van de Wet van 28 november 2002, Stb. 631). Gedurende het
hele proces volgt de leerling onderwijs op de reguliere school waar de leerling staat ingeschreven. Een
andere keus die ouders kunnen maken, is dat zij op zoek gaan naar een andere school voor hun kind.
Indien ouders lopende het proces om tot een handelingsplan te komen hun kind van school halen
zonder dat het kind wordt ingeschreven bij een andere school, dan voldoen zij niet meer aan de
verplichtingen voortvloeiend uit de Leerplichtwet 1969.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/3
Inrichten afdelingen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso)
Het Kamerlid Slob heeft twee vragen gesteld over de inrichting van afdelingen voor vso. Hierna ga ik
eerst in op de procedure voor en de huisvesting van vso afdelingen en daarna wordt ingegaan op de
inrichting van vso afdelingen voor meervoudig gehandicapte leerlingen (mg-leerlingen).
Procedure en huisvesting vso afdelingen
De motie waarin wordt verzocht de bekostiging voor zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk) van 13 jaar
en ouder te verhogen, staat aan de basis van de voorgestelde wijziging op grond waarvan scholen voor
speciaal onderwijs (so) een vso-afdeling in kunnen richten (Kamerstukken II, 2005/ 06, 30300, nr.9).
Vooruitlopend op deze wijziging ontvangen de so-scholen voor leerlingen van 13 jaar en ouder die een
vso-programma volgen aanvullende bekostiging. Ook is gesproken met de VNG over de uitbreiding en
zijn in 2006 incidenteel en vanaf 2007 structureel middelen toegevoegd aan het gemeentefonds voor
de huisvesting van vso-zmlk-afdelingen.
Het aanvragen van een afdeling voor vso kan pas wanneer voorliggende wetvoorstel in werking is
getreden. Met de WEC-raad en de besturenorganisaties is afgesproken dat, zodra duidelijk is wanneer
de wet in werking treedt met hen zal worden afgestemd hoe de aanvraagprocedure soepel kan
verlopen. Ook de VNG zal hierbij worden betrokken. Als het verzoek tot het inrichten van een afdeling
is gehonoreerd, is de gemeente verantwoordelijk voor de huisvesting. Zoals ik in het plenaire overleg
op 13 juni jl. al heb aangegeven, kunnen scholen daarvoor wel nu al een voorziening aanvragen, maar
zijn gemeenten op dit moment nog niet verplicht hiertoe over te gaan. Ik zal het punt van huisvesting
voor de vso afdelingen meenemen in het reguliere overleg dat ik voer met de VNG. Over de resultaten
daarvan wordt u geïnformeerd.
Afdelingen voor meervoudig gehandicapte leerlingen (mg-leerlingen)
Op dit moment is er geen reden de mogelijkheid voor het inrichten van vso-afdelingen open te stellen
voor mg scholen. Het gaat om ernstig gehandicapte leerlingen. Doelstelling is deze leerlingen voor te
bereiden op een zo zelfstandig mogelijk bestaan. Van toetreding tot de arbeidsmarkt is voor deze
leerlingen nauwelijks sprake. De verwachting is dan ook niet dat deze leerlingen in staat zijn een vso-
programma te volgen als geformuleerd in artikel 14 van de WEC. Dit sluit aan bij de brief van januari
2006 (Kamerstukken II, 2005/ 06, 27728, nr. 88) van minister Van der Hoeven waarin is aangegeven
dat het criterium voor het creëren van een wettelijke basis voor het inrichten van vso-afdelingen zal
zijn of voor deze leerlingen een specifiek vso-aanbod ingericht kan worden, waarvoor de extra
bekostiging noodzakelijk is.
De bekostiging die beschikbaar is, is mijn inziens met ruim 23.000 per leerling in het so toereikend
om de eerder beschreven doelstelling te realiseren. De meerkosten van vso-mg-leerlingen bedragen
ruim 2.200 meer per leerling. De kosten voor het uitbreiden van de inrichting van de vso-afdelingen
met mg bedragen circa 3.5 miljoen (exclusief huisvesting). Dit bedrag is gebaseerd op de huidige
telgegevens waaruit blijkt dat het gaat om 4 so-scholen in cluster 2 met ruim 80 leerlingen en 29 so-
cluster 3 scholen met ruim 1300 leerlingen. Binnen de begroting zijn hiervoor geen middelen
gereserveerd.
blad 3/3
De constatering van de heer Slob dat er verschil bestaat in bekostiging van een leerling die onderwijs
volgt op een so-school voor mg en die van een leerling die via verbrede toelating is ingeschreven bij een
vso-zmlk afdeling, is juist. Dat komt omdat bij de invoering van lgf er voor gekozen is om de personele
kosten in geval van verbrede toelating te laten bepalen door de schoolsoort waarvoor de leerling een
indicatie heeft. Afhankelijk van de onderwijssoort is de bekostiging die de school ontvangt voor
verbreed toegelaten leerlingen lager dan wel hoger dan voor de niet verbreed toegelaten leerlingen
(d.w.z. de leerlingen die een indicatie hebben voor de desbetreffende onderwijssoort). Als we dit
rechtsongelijkheid zouden noemen, dan is dat een rechtsongelijkheid die in het systeem als zodanig zit.
Ik vind het - naast mijn eerder genoemde argumenten - niet juist om met een beroep op een
rechtsongelijkheid die inherent is aan het lgf-systeem als zodanig, nu de mogelijkheid open te stellen
voor het inrichten van vso-afdelingen voor mg-leerlingen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma