Kamerbrief inzake voorbereiding op de Toetsingsconferentie van het
Non-proliferatie Verdrag in 2010
15-06-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Iedere vijf jaar vindt een Toetsingsconferentie van het
Non-proliferatie Verdrag (NPV) plaats. Tijdens deze conferenties wordt
de werking van het verdrag getoetst en wordt beoordeeld of de
doelstellingen van het verdrag worden verwezenlijkt. De laatste
Toetsingsconferentie vond plaats in 2005. De Toetsingsconferentie
wordt voorafgegaan door voorbereidende bijeenkomsten. In de aanloop
naar de Toetsingsconferentie van 2010 vond, van 30 april tot en met 11
mei 2007, de eerste voorbereidende bijeenkomst plaats. Vanwege het
50-jarig bestaan van het Internationaal Atoom Energie Agentschap(IAEA)
was Wenen als lokatie gekozen.
Graag informeer ik u over het verloop van deze eerste voorbereidende
bijeenkomst en over de Nederlandse inzet. Voor een algemeen overzicht
van het Nederlandse beleid wordt verwezen naar `Het Nederlands
Non-Proliferatie Beleid', een reactie op het advies van de Adviesraad
Internationale Vraagstukken `Het nucleaire non-proliferatieregime',
dat op 29 augustus 2006 naar het parlement is gestuurd (Tweede Kamer,
kenmerk 30300 V, nr. 147)
Stand van zaken
Zoals bekend slaagden de partijen bij het NPV in 2005 er niet in om de
Toetsingsconferentie af te sluiten met algemeen aanvaarde conclusies
of met een verklaring van de voorzitter. De oorzaak hiervan lag in de
perceptie van een reeks landen dat er sprake zou zijn van
onevenwichtigheden in de naleving van de drie pijlers van het NPV:
non-proliferatie, ontwapening en het vreedzame gebruik van
kernenergie. Vertegenwoordigers van de groep van Niet-Gebonden Landen
meenden dat de erkende kernwapenstaten het streven naar ontwapening
onvoldoende serieus namen. Ook zouden onvoldoende landen toegang
krijgen tot nucleaire technologie voor vreedzaam gebruik. De
vertegenwoordigers van de kernwapenstaten benadrukten van hun kant dat
zij hun ontwapeningsverplichtingen wel degelijk nakwamen en wezen op
de verminderde aantallen kernwapens en onderstreepten het belang van
non-proliferatie. Deze uiteenlopende uitgangspunten spelen ook een rol
in de aanloop naar de Toetsingsconferentie van 2010.
Het NPV - en daarmee de verdragsmatige aanpak van het tegengaan van de
verspreiding van kernwapens - stond al onder druk door de slecht
verlopen Toetsingsconferenties van 2000 en 2005. Door de
Noord-Koreaanse kernproef op 9 oktober 2006 en de voortdurende
weigering van Iran om te voldoen aan verschillende
Veiligheidsraadresoluties brokkelt het vertrouwen van verschillende
Staten Partijen in de effectiviteit van het NPV verder af. Van een
andere orde is de overeenkomst tussen de VS en India over civiele
nucleaire samenwerking. Deze heeft tot een internationale discussie
geleid over de wijze waarop India - geen partij bij het NPV en wel in
het bezit van kernwapens - zoveel mogelijk bij het
non-proliferatiestelsel kan worden betrokken zonder het stelsel te
verzwakken.
Nederlandse inzet
De voorbereidende bijeenkomst in Wenen was de eerste formele
gelegenheid na 2005 om met alle partijen bij het NPV van gedachten te
wisselen over de stand van zaken rondom het NPV. De Nederlandse inzet
in de aanloop naar de Toetsingsconferentie in 2010 blijft er
onverminderd op gericht overeenstemming te bereiken, c.q. te
herstellen over het belang van het NPV als hoeksteen van het mondiale
stelsel voor non-proliferatie, vreedzaam gebruik van kernenergie en
nucleaire ontwapening, met inbegrip van de centrale rol die het IAEA
daarin speelt. De Nederlandse delegatie heeft zich ervoor ingespannen
een constructief en open onderhandelingsklimaat te scheppen. Hierbij
was het vooral van belang om een op resultaat gerichte deelname van
Niet-Gebonden Landen te bevorderen. Nederland heeft hiertoe op
bilaterale basis en in breder verband intensief geconsulteerd met een
groot aantal Niet-Gebonden Landen. Deze contacten worden in de komende
periode verder uitgebreid en verdiept.
Gedurende de bijeenkomst in Wenen heeft Nederland overwegend in
EU-kader geopereerd. Onder voorzitterschap van Duitsland is een
substantieel aantal werkdocumenten ingediend. Deze gingen over
verificatie en waarborgen, nucleaire veiligheid, artikel X van het NPV
(`uittreding'), exportcontrole, multilateralisering van de nucleaire
brandstofcyclus en een document waarin partijen worden opgeroepen het
belang te onderschrijven van een verdrag inzake een verbod op de
productie van splijtstoffen voor ontploffingsdoeleinden (Fissile
Material Cut-off Treaty - FMCT). De ingediende werkdocumenten van alle
Staten Partijen, inclusief de EU documenten zijn openbaar
(www.un.org/NPT2010).
Zoals aangekondigd tijdens de behandeling van de begroting van het
ministerie van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer op 18 en 19
oktober 2006 heeft Nederland de zogenoemde NAVO-7 samenwerking nieuw
leven ingeblazen. Deze groep bestaat naast Nederland uit België,
Litouwen, Noorwegen, Polen, Spanje en Turkije. Op 14 en 15 februari
zijn vertegenwoordigers van deze landen in Den Haag bijeen geweest
teneinde de bijeenkomst in Wenen te helpen voorbereiden. De
samenwerking heeft vrucht afgeworpen in die zin dat standpunten zijn
verduidelijkt en afspraken zijn gemaakt over benadering van en
contacten met Niet-Gebonden Landen. Ook in Wenen is de groep twee maal
bijeen geweest. De komende periode zal deze samenwerking worden
voortgezet.
Verder maakt Nederland deel uit van de zogenoemde Groep van 10
(`G-10'), die naast Nederland bestaat uit Australië, Oostenrijk,
Canada, Denemarken, Hongarije, Ierland, Nieuw Zeeland, Noorwegen en
Zweden. Met deze groep is een achttal documenten verspreid in Wenen,
onder andere over het IAEA, de splijtstofcyclus, het Alomvattend
Kernstopverdrag, naleving en toezicht, vreedzaam gebruik van
kernenergie, nucleaire veiligheid, exportcontroles en fysieke
beveiliging van nucleaire installaties en nucleair materiaal.
Nederland probeert zoveel mogelijk bruggen te slaan tussen de
verschillende standpunten, deze standpunten te verduidelijken en over
en weer begrip te kweken voor elkaars zienswijzen. Op die wijze draagt
Nederland er aan bij een grondslag te leggen voor een op resultaat
gericht verloop van de Toetsingsconferentie in 2010.
Nederland hecht aan een nauwe betrokkenheid en inhoudelijke inbreng
van het maatschappelijk middenveld in de discussie over het NPV. In
dit kader is in samenwerking met Instituut Clingendael een bijeenkomst
met vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties, het
bedrijfsleven en de academische wereld georganiseerd ter voorbereiding
op de bijeenkomst in Wenen.
Verloop voorbereidende bijeenkomst
De voorzitter van de bijeenkomst in Wenen, de Japanse ambassadeur en
vertegenwoordiger bij de VN te Wenen Yukiya Amano, had, onder andere
vanwege het mislukken van de Toetsingsconferentie 2005, zoveel
mogelijk Staten Partijen van tevoren geconsulteerd. Een belangrijk
thema van deze consultaties was de agenda die hij had ontworpen voor
de bijeenkomst. Dit om te voorkomen dat er lange procedurele debatten
zouden ontstaan. Ondanks deze inspanningen van de voorzitter bleek aan
het einde van de eerste vergaderdag dat Iran niet kon instemmen met de
voorgestelde agenda. Iran vreesde kritische interventies over
niet-naleving van het NPV. Tot halverwege de tweede week verkeerde de
bijeenkomst hierdoor in een patstelling, omdat Iran niet wilde spreken
op basis van de voorgestelde agenda en een aantal andere Niet-Gebonden
Landen niet zónder agenda wilden vergaderen. Na langdurige stagnatie
kon op voorstel van Zuid-Afrika in de agenda een voetnoot worden
geplaatst. Hierin werd aangegeven dat het agendapunt `volledige
naleving' betrekking had op alle artikelen van het NPV. Iran kon
hiermee instemmen omdat met deze uitleg expliciet werd gemaakt dat
alle aspecten ten aanzien van de naleving van het verdrag behandeld
konden worden, en niet alleen de niet-naleving van het verdrag door
Iran aan de orde zou worden gesteld. Na goed anderhalve week was de
agenda hiermee aanvaard.
Parallel aan de besprekingen over de agenda vond het algemeen debat
plaats, waarin open en transparant over het NPV is gesproken. Hier
bleek een grote verscheidenheid aan inzichten en opvattingen. Zo
benadrukten de kernwapenstaten hun inspanningen op ontwapeningsgebied
en wezen zij op de gevaren van verdere verspreiding van kernwapens en
(nucleair) terrorisme. Onder meer door de Niet-Gebonden Landen werd
het belang onderstreept van het recht op vreedzaam gebruik van
nucleaire technologie. De toon was veelal gematigd. Zo stelde Egypte
zich constructief en compromisbereid op. Dat gold ook voor andere
Niet-Gebonden landen als Zuid-Afrika, Argentinië, Brazilië en Mexico.
Constructief was ook de interventie van de `New Agenda Coalition', een
samenwerkingsverband van Ierland, Zweden, Brazilië, Mexico,
Zuid-Afrika, Egypte en Nieuw-Zeeland. In hun interventie werd
benadrukt dat nucleaire ontwapening en non-proliferatie elkaar
wederzijds versterkende processen zijn. Veel landen hielden de kaarten
nog aan de borst. De Toetsingsconferentie is immers niet eerder dan in
2010 en er volgen nog tenminste twee voorbereidende bijeenkomsten (in
2008 en 2009).
Na aanvaarding van de agenda restten nog drie dagen voor bespreking
van de eerder overeengekomen clusters: cluster I' (nucleaire
ontwapening), `cluster II' (non-proliferatie en
waarborgovereenkomsten) en `cluster III' (vreedzaam gebruik).
Een groot aantal landen onderstreepte het belang van transparantie,
onomkeerbaarheid en verificatie op het gebied van nucleaire
ontwapening. De Verenigde Staten, Rusland en het Verenigd Koninkrijk
gaven inzicht in hun recente inspanningen te komen tot nucleaire
ontwapening en vermindering van de aantallen kernwapens. De Verenigde
Staten en de Russische Federatie legden nadrukkelijk het verband
tussen de ontwikkeling van de internationale omstandigheden, in het
bijzonder op het gebied van veiligheid, en de (on)mogelijkheden te
komen tot nucleaire ontwapening. Frankrijk ging hier nadrukkelijk niet
op in terwijl China zich in Wenen niet uitsprak over ontwapening. De
EU onderstreepte het belang van verdere reducties en verwelkomde de
verrichte inspanningen. Ook moedigde de EU de VS en Rusland aan om een
vervolg op het `Strategic Arms Reduction Treaty' (START) tot stand te
brengen. De EU riep verder op tot een spoedige inwerkingtreding van
het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) en tot onderhandelingen in de
Ontwapeningsconferentie in Genève over een FMCT.
De onderlinge samenhang van de artikelen van het NPV werd algemeen
onderschreven. Daarbinnen werden wel verschillende accenten gelegd. De
VS onderstreepte de artikelen over non-proliferatie en stelde zich op
het standpunt - in het geval van leveranties - dat het belang van
non-proliferatie zou moeten prevaleren boven het mogelijke recht op
vreedzaam gebruik van nucleaire technologie. De EU nam het standpunt
in dat het recht op vreedzaam gebruik niet zou mogen worden uitgehold
als gevolg van niet-naleving door enkele landen. In dit verband werd
Iran expliciet opgeroepen te voldoen aan de Veiligheidsraadresoluties
en werd zorg uitgesproken over de ontwikkelingen in Noord-Korea. Voor
versterking van het mandaat van het IAEA om niet-naleving te
verifiëren bestond algemene steun. Hetzelfde gold voor de veel gedane
oproep dat zoveel mogelijk landen de Alomvattende Waarborgovereenkomst
en het Additioneel Protocol van het IAEA moeten aanvaarden en
uitvoeren. De EU, de VS en andere landen benadrukten bovendien dat een
rol voor de VN Veiligheidsraad is weggelegd indien niet-naleving van
het NPV wordt vastgesteld.
Vooral de Niet-Gebonden Landen onderstreepten het recht van
ontwikkelingslanden op kernenergie en, daarmee, op toegang tot
nucleaire technologie voor vreedzaam gebruik. De vrees werd
uitgesproken dat overwegingen van non-proliferatie hieraan af zullen
doen. Van de zijde van de EU is gesteld dat het recht op toegang voor
vreedzaam gebruik onverkort van kracht blijft, mits verplichtingen op
het gebied van non-proliferatie in acht worden genomen en de
Alomvattende Waarborgen en het Additioneel Protocol van het IAEA
worden uitgevoerd. De centrale rol van het IAEA werd door alle
delegaties onderstreept: niet alleen vanwege het technische
samenwerkingsfonds, maar ook in de discussie over voorstellen voor
verzekerde leveranties van nucleaire brandstof.
Ook uittreding uit het NPV is besproken (artikel X). Veel landen
stelden zich op het standpunt dat terugtrekking uit het NPV niet
zonder consequenties mag blijven. Dit vooral naar aanleiding van de
uittreding van Noord-Korea, waarbij moet worden aangetekend dat het de
vraag is óf Noord-Korea daadwerkelijk het NPV heeft opgezegd, omdat
het de procedures niet in acht heeft genomen. Hoe dat ook zij,
Noord-Korea was in Wenen niet aanwezig. In gevallen van uittreding uit
het NPV betwijfelden Niet-Gebonden Landen of de Veiligheidsraad
hierbij diende te worden betrokken. Andere delegaties, waaronder die
van de EU-landen, meenden dat hier zeker een rol ligt voor de
Veiligheidsraad. Bovendien heeft de EU het standpunt verwoord dat een
land ook na opzegging politiek en juridisch aangesproken moet kunnen
worden op eventuele verdragsschendingen.
Vanwege de korte tijd die restte, is het thema kernwapenvrije zone in
het Midden-Oosten niet meer dan aangestipt. De verwachting is dat dit
thema een belangrijke rol zal spelen tijdens (de voorbereidingen voor)
de NPV Toetsingsconferentie in 2010. Hetzelfde geldt voor negatieve
veiligheidsgaranties (de garantie dat kernwapenstaten andere staten
niet met kernwapens zullen bedreigen of aanvallen).
Slot
Na uitvoerige consultaties van voorzitter Amano is op 11 mei
overeenstemming bereikt over het procedurele slotdocument van de
eerste voorbereidende commissie voor de NPV Toetsingsconferentie in
2010. Dit bestaat in hoofdzaak uit een overzicht van de feitelijke
gang van zaken gedurende de bijeenkomst. Als bijlagen zijn het verslag
van de voorzitter en de werkdocumenten toegevoegd. In het slotdocument
is afgesproken de tweede voorbereidende commissie te houden in Genève,
van 28 april tot en met 9 mei 2008.
Hoewel niet anders kan worden gesteld dan dat de bijeenkomst in Wenen
moeizaam is verlopen door Iraanse bezwaren over de agenda, kan per
saldo worden gesproken over een toch nog goed verlopen bijeenkomst,
waar een eerste inhoudelijke grondslag is gelegd voor verdere
besprekingen. De gematigde opstelling van veel landen heeft hieraan
bijgedragen. Daarbij dient wel te worden aangetekend dat de tijd nog
niet rijp was en er niet de gelegenheid was om verschillen van inzicht
rond het NPV - die er wel degelijk zijn - uit te spreken. Ook staat er
nog een groot aantal procedurele punten open (data, plaats en agenda's
van de bijeenkomsten ná 2008). Het zal daarom nog een maximale
inspanning vergen en een resultaatgerichte benadering - niet alleen
van Nederland - om toe te werken naar een succesvol verloop van de
Toetsingsconferentie van het NPV in 2010.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken