Onderzoek naar de invloed op behandelrichtlijnen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/VDG 2766874
14 juni 2007
Hierbij treft u ter informatie aan het Kortschrift `Invloed van de
farmaceutische industrie op behandelrichtlijnen' van de Inspectie voor
de Gezondheidszorg (IGZ). Directe aanleiding voor dit onderzoek was
het boek `Slikken - hoe ziek is de farmaceutische industrie' van
Trouw- journalist Joop Bouma. In dit boek werden enkele voorbeelden
beschreven van de invloed van de farmaceutische industrie op het
opstellen van behandelrichtlijnen. Hieronder treft u een samenvatting
van het onderzoek aan alsmede mijn standpunt daarop.
Samenvatting onderzoek IGZ
Soorten behandelrichtlijnen
De inspectie heeft een onderzoek gedaan naar de invloed van de
farmaceutische industrie op de totstandkoming van behandelrichtlijnen.
De inspectie constateert dat er een grote diversiteit aan richtlijnen
bestaat. Iedereen kan een richtlijn opstellen en publiceren. Daardoor
is de kwaliteit van richtlijnen zeer divers. De IGZ heeft zich met
name gebaseerd op de verstrekte gegevens en informatie van het
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en het Kwaliteitsinstituut
voor de Gezondheidszorg (CBO), gezien hun ruime ervaring met het
opstellen van richtlijnen.
Opstellen behandelrichtlijnen
Deze richtlijnen worden opgesteld door richtlijncommissies waaraan in
het algemeen wetenschappers, beroepsbeoefenaren en
patiëntenverenigingen deelnemen. Voor deelname aan richtlijncommissies
worden gezaghebbende personen op het vakgebied benaderd.
Invloed farmaceutische industrie op de totstandkoming van
behandelrichtlijnen
De IGZ concludeert dat bij een aanzienlijk aantal door CBO en NHG
ontwikkelde richtlijnen beïnvloeding vanuit de farmaceutische
industrie niet of nauwelijks een rol speelt. Bijvoorbeeld omdat een
ziekte niet altijd met geneesmiddelen behandeld wordt.
De farmaceutische industrie heeft soms indirect invloed op richtlijnen
van NHG en CBO via gezaghebbende personen op een vakgebied die tevens
lid zijn van een richtlijncommissies.
Volgens de IGZ is het vrijwel onmogelijk om gezaghebbende personen op
een vakgebied aan te trekken die geen enkele band hebben met de
farmaceutische industrie. Als oorzaken van deze ontwikkeling zijn
volgens de IGZ genoemd: de terugtredende overheid, waardoor
organisaties op zoek gaan naar alternatieve financieringsbronnen en
het door de farmaceutische industrie zoeken naar andere wijzen van
reclame of beïnvloeding.
Bij het opstellen van behandelrichtlijnen door patiëntenverenigingen
en andere belangenorganisaties is het gevaar van ongewenste invloed
vanuit de farmaceutische industrie volgens de IGZ groter. Oorzaak
hiervan is volgens de IGZ de vaak aanwezige sponsorrelatie met
farmaceutische bedrijven en het gebrek aan ervaring met het gebruik
van de evidence-based methode bij het opstellen van richtlijnen.
Transparantie van de banden met de farmaceutische industrie
NHG en CBO hebben initiatieven genomen om de financiële banden van
richtlijncommissieleden met de industrie transparant te maken. Bij NHG
en CBO tekenen richtlijncommissieleden een
belangenverstrengelingverklaring, waarin ze verklaren welke relatie ze
de afgelopen 3 tot 5 jaar met de farmaceutische industrie hebben
gehad. NHG maakt deze verklaringen sinds maart 2006 openbaar op haar
website; het CBO heeft onlangs ook besloten tot openbaarmaking op de
website.
Vervolgonderzoek
De IGZ stelt een drietal vervolgonderzoeken voor, namelijk:
1. Kwantitatief onderzoek naar de mate waarin beroepsbeoefenaren
conform een richtlijn - en welke richtlijn van welke instanties -
voorschrijven. Resultaten van een dergelijk onderzoek geven een
indicatie van het belang van de onafhankelijkheid van richtlijnen.
2. Enquête onder werkgroepleden (anoniem) van vijf richtlijnen, in
nader overleg te bepalen, voor het in kaart brengen van banden met
de farmaceutische industrie.
3. Doornemen en checken van ondertekende belangenverklaringen van
werkgroepleden van vijf richtlijnen, in overleg te bepalen.
Standpunt op onderzoeksrapport en vervolg
Ik stel op grond van dit onderzoek vast dat de farmaceutische
industrie inderdaad indirecte invloed kan uitoefenen op de
totstandkoming van behandelrichtlijnen door financiële banden met
richtlijncommissieleden, patiëntenverenigingen en andere
belangenorganisaties.
Ik zal de IGZ vragen de aanbevelingen uit het kortschrift om de
transparantie te vergroten met de sector op te pakken. Het belang van
het op basis van wetenschappelijk onderbouwde gegevens totstandkomen
van richtlijnen is evident. Indien er twijfel is of gaat ontstaan over
de integriteit van de richtlijn heeft dit een negatieve invloed op het
draagvlak onder beroepsbeoefenaren. Ik ga er dan ook vanuit dat NHG en
CBO de aanbevelingen van de IGZ ter harte zullen nemen.
Ik zal in overleg met de IGZ bezien of de enquête onder werkgroepleden
en het doornemen en checken van ondertekende verklaringen in het
werkplan 2007 ingepast kunnen worden. Daarnaast is het uiteraard zo
dat de IGZ in het reguliere toezicht op het Reclamebesluit
geneesmiddelen nagaat of het voorschrijf- en aflevergedrag van
geneesmiddelen niet op onwenselijke wijze door de farmaceutische
industrie wordt beïnvloed.
Tenslotte laat ik uitzoeken in hoeverre het kwantitatieve onderzoek
naar de mate waarin beroepsbeoefenaren conform een richtlijn
voorschrijven nu al uit de verschillende dataverzamelingen te halen is
dan wel past in andere lopende onderzoeken.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink