Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over burgemeestersbenoemingen
15 juni 2007
Antwoorden op Kamervragen van het lid Schinkelshoek (CDA) over
burgemeestersbenoemingen.
1. Vraag
Hebt u inderdaad het voornemen om u meer invloed toe te eigenen op de
benoeming van burgemeesters, zoals u - blijkens verschillende
publicaties - na afloop van het wekelijkse kabinetsberaad op vrijdag
20 april 2007 hebt gesuggereerd? Indien dat niet het geval is, wilt u
dan uitleggen wat u exact hebt bedoeld? Indien het wel het geval is,
zou u er dan nog eens het coalitieakkoord op na willen slaan, met name
bladzijde 37?
2. Vraag
Kan de Kamer ervan uitgaan dat de bestaande praktijk rondom
burgemeestersbenoemingen - de gemeenteraad doet een bindende
voordracht, waarvan slechts om zwaarwichtige redenen wordt afgeweken -
gehandhaafd blijft?
1. en 2. Antwoord
De Gemeentewet bepaalt dat de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties in de voordracht voor de benoeming van een
burgemeester de aanbeveling van de raad volgt tenzij er sprake is van
zwaarwegende redenen om dat niet te doen.
Het ligt dan ook niet in mijn bedoeling af te wijken van
aanbevelingen.
Met mijn opmerkingen heb ik aandacht gevraagd voor twee bestuurlijke
doelstellingen.
Als minister van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties ben ik bij
uitstek in de positie om de landelijke uitkomst van alle individuele
benoemingstrajecten in beeld te brengen. Dat wil ik in de komende
jaren expliciet doen, ook in de richting van de Kamer, op het punt van
de spreiding over politieke partijen en van het aantal vrouwen in het
burgemeestersambt. Daarmee beoog ik iedereen die een rol speelt bij
burgemeestersbenoemingen te activeren binnen de mogelijkheden bij te
dragen aan een -over enkele jaren gezien- evenwichtige spreiding en
aan een groter aantal vrouwen in dit ambt.
Van de commissarissen van de Koningin vraag ik expliciet om hieraan
aandacht te besteden bij het opstellen van hun selecties ten behoeve
van de vertrouwenscommissies van kandidaten die in beginsel in een
bepaalde vacature benoembaar zijn.
Het aantal vrouwelijke burgemeesters ligt op circa 20%. Naar mijn
overtuiging is het gewenst en mogelijk dat meer vrouwen als
burgemeester gaan functioneren. Ik constateer wel dat het aantal
vrouwelijke sollicitanten dan moet toenemen.
Ik bekijk op dit moment welke concrete activiteiten ik kan ontplooien
om bij te dragen aan het bereiken van deze doelstellingen. Daarover
zal ik met andere betrokkenen zoals de politieke partijen,
commissarissen van de Koningin en de beroepsorganisatie van
burgemeesters (NGB) overleggen.
3. Vraag
Is wetswijziging noodzakelijk om de afspraak in het coalitieakkoord te
formaliseren? Zo ja, wanneer kan de Kamer voorstellen tegemoet zien?
Zo neen, hoe denkt u dan die afspraak te verankeren?
3. Antwoord
De essentie van de passage in het Coalitieakkoord is dat het kabinet
vasthoudt aan het uitgangspunt dat de aanbeveling van de raad
inclusief de volgorde van de aanbevolen kandidaten doorslaggevend is
bij de voordracht tot de benoeming van een burgemeester, waarbij de
Kroon het recht behoudt om op zwaarwegende gronden hiervan af te
wijken. Om dit uitgangspunt in de praktijk te volgen is geen
wetswijziging nodig. De wet noemt op dit moment ook al de zwaarwegende
gronden als de enige reden om van een aanbeveling af te wijken.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties