De Nederlandsche Bank en Financiën blokkeren regeling

14.06.2007 / 08:35 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Hvr communicatie

Hvr communicatie

11.000 polishouders Vie d'Or wanhopig

In 1993 raakte N.V. Levensverzekering Maatschappij Vie d'Or in financiële problemen. Bijna 14 jaar later verkeren de 11.000 gedupeerde polishouders nog steeds in onzekerheid of de door hen geleden schade van 80 miljoen Euro exclusief wettelijke rente wel zal worden vergoed. De Hoge Raad heeft de zaak vorig jaar terugverwezen naar het Hof Amsterdam. De Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën weigeren eraan mee te werken de zaak door een schikking tot een oplossing te brengen. Voor de polishouders betekent dit opnieuw een onaanvaardbare vertraging van vele jaren.

Belangenbehartiger van de gedupeerden is de Stichting Vie d'Or. Deze stichting is op 19 april 1994 opgericht door de Pensioen- & Verzekeringskamer. De Stichting Vie d'Or werd ruim drie maanden later operationeel, toen de verzekeringsovereenkomsten met de polishouders werden overgedragen aan verzekeraar Twenteleven N.V. (tegenwoordig onderdeel van Achmea).
In december 1995 werd het faillissement van Vie d'Or uitgesproken. Mr. E.G.J.M. Bogaerts (inmiddels gepensioneerd) en mr. A.A.M. Deterink werden benoemd tot curator. Stichting Vie d'Or en curator Deterink werken nog steeds nauw samen. Het doel van de Stichting is het behartigen van de belangen van de gedupeerde polishouders. Men probeert de door hen geleden schade zoveel mogelijk te beperken. De Stichting doet dat onder meer door de schade te verhalen op personen en instellingen die aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de ondergang van Vie d'Or.

Voorbereiding
De door de Stichting gevoerde procedures vereisten een grondige voorbereiding. Zo heeft KPMG bijvoorbeeld - op verzoek van eerst de Pensioen- & Verzekeringskamer en later de Stichting - gerapporteerd over de handelwijze van bestuurders en commissarissen, de Pensioen- & Verzekeringskamer (tegenwoordig De Nederlandsche Bank), de Staat, de externe accountants en de externe actuarissen van Vie d'Or.

Daarnaast heeft de Stichting adviezen ingewonnen bij haar advocaten en bij de hoogleraren Brunner en Scheltema. Deze rechtsgeleerden brachten een rapport uit over de aansprakelijkheid van de Pensioen- & Verzekeringskamer en/of de Staat voor de door de polishouders geleden schade. Ook de Commissie Ybema - een commissie uit de Tweede Kamer - boog zich over het toezicht van de Pensioen- & Verzekeringskamer op Vie d'Or. Alle rapporten waren kritisch tot zeer kritisch over het optreden van de Pensioen- & Verzekeringskamer.

Stappen
Na de grondige voorbereiding brak een periode aan waarin diverse stappen konden worden ondernomen. Er is onder meer een aantal tuchtzaken gevoerd tegen de accountants en een van de actuarissen. Zij kregen een berisping voor hun taakuitvoering bij Vie d'Or. Ook in hoger beroep zijn zij in het ongelijk gesteld. Daarnaast heeft op bevel van de Ondernemingskamer een onderzoek plaatsgevonden naar het handelen van bestuurders en commissarissen, en naar de rol van de Pensioen- & Verzekeringskamer in de fase van de noodregeling. Het protest van de Pensioen- & Verzekeringskamer tegen het onderzoek naar haar rol werd in 1997 door de Hoge Raad afgewezen, waarna drie enquêteurs werden benoemd. Op basis van een zeer kritisch rapport is vervolgens doorgeprocedeerd.

In 1998 werd door de Ondernemingskamer uitgesproken dat bestuurders en commissarissen wanbeleid hebben gepleegd. Hetzelfde gold voor het optreden van de Pensioen- & Verzekeringskamer in het kader van de noodregeling. Alle jaarrekeningen van Vie d'Or vanaf 1989 zijn vernietigd. De Hoge Raad heeft daarna geoordeeld dat de Ondernemingskamer haar oordeel over de Pensioen- & Verzekeringskamer op een aantal punten onvoldoende had gemotiveerd, maar andere belangrijke verwijten aan de Pensioen- & Verzekeringskamer bekrachtigd.

Dagvaarding
De volgende stap was een dagvaarding tot vergoeding van de schade. Gedagvaarde partijen: de Pensioen & Verzekeringskamer, de Staat, de accountants en een actuaris. Het was inmiddels 1998. De Rechtbank Den Haag bepaalde bij vonnis van 13 juni 2001 dat de voormalige accountants van Vie d'Or onrechtmatig hadden gehandeld en aansprakelijk zijn voor de door de polishouders geleden schade. De vorderingen tegen de actuaris, de Staat en de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn door de Rechtbank afgewezen.

In mei 2004 oordeelde het Hof in Den Haag in hoger beroep dat ook De Nederlandsche Bank (als rechtsopvolger van de Pensioen- & Verzekeringskamer) en de actuaris hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De vordering tegen de Staat is op technische gronden afgewezen. Het Hof besliste dat de schade van de 11.000 polishouders op individuele wijze berekend zou moeten worden. De Stichting heeft die taak op zich genomen.

De gedaagden legden zich niet neer bij het arrest en gingen in cassatie. Op 13 oktober 2006 volgde de uitspraak van de Hoge Raad: een ander hof - het Hof Amsterdam - zal opnieuw naar de zaak moeten kijken. De uitspraak van het Hof Den Haag is op een aantal onderdelen vernietigd; andere onderdelen heeft de Hoge Raad echter juist bekrachtigd. De Hoge Raad heeft dus niet geoordeeld dat de gedaagden niet aansprakelijk zijn, alleen dat het Hof Den Haag op een aantal punten een andere maatstaf had moeten hanteren en zijn oordeel her en der beter had moeten motiveren. Op die punten waarop de Hoge Raad het vonnis heeft vernietigd, moet de wedstrijd dus worden overgespeeld. De andere punten in het voordeel van de Stichting staan nu vast. Het Hof Amsterdam zal bovendien kijken naar de verwijten van de Stichting die door het Hof Den Haag nog niet zijn behandeld.

Volgens het Hof Den Haag is de Pensioen- & Verzekeringskamer namelijk alleen al aansprakelijk vanwege het feit dat eind 1991 geen stille bewindvoerder was benoemd die de schade had kunnen voorkomen.

Nieuwe procedure
De Stichting procedeert uiteraard door. Zij zal de zaak binnenkort weer bij het Hof Amsterdam opstarten en heeft daar ook naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad een voorlopig getuigenverhoor gevraagd. De Stichting wil getuigen horen over het feit dat de Pensioen- & Verzekeringskamer indertijd nooit de antecedenten van de bestuurders van Vie d'Or heeft getoetst, hoewel de wet dat voorschreef.

Dit alles betekent echter wel dat de polishouders wederom worden geconfronteerd met een langdurige procedure met opnieuw de mogelijkheid dat partijen weer cassatie aantekenen bij de Hoge Raad. De zaak kan dus nog vele jaren duren.

Daarom zijn de gedaagden (opnieuw) benaderd met het verzoek om een regeling voor de polishouders. Daar is helaas eind vorige maand door De Nederlandse Bank en de Staat negatief op gereageerd. Zij blokkeren feitelijk elke mogelijkheid tot een regeling.

De Stichting, belangenverenigingen van polishouders en individuele polishouders hebben nu de publiciteit gezocht om duidelijk te maken dat zij dit niet aanvaardbaar vinden. Uit alle rapporten van onafhankelijke instanties die er over de zaak verschenen zijn, blijkt dat de Pensioen- & Verzekeringskamer ernstige steken heeft laten vallen. Haar opvolger De Nederlandsche Bank en de overheid (het toezicht is tenslotte een overheidstaak) moeten dan ook een keer hun verantwoordelijkheid nemen om de zaak op te lossen, in plaats van de polishouders met jarenlange procedures aan het lijntje te houden.

Of zoals een polishouder het heel plastisch verwoordt: 'Ik vind het gewoon schandalig. Ik vertrouw de overheid en de verzekeraars nu niet meer. Ik ben erg teleurgesteld. Ik heb er wel vertrouwen in dat het goed komt, maar dan lig ik al lang met de neus naar boven. Ze wachten net zolang totdat ik dood ben.'

Eindhoven, 14 juni 2007

Voor de redactie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
Hans van Ronkel, woordvoerder Stichting Vie d'Or
Telefoon 079 - 3628917 of mobiel 06 53 414429