Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De voorzitter van de Tweede Kamer der Postbus 90801 Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA1XA

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737 Datum 13 juni 2007

Onderwerp Financieringssystematiek WWB 2008


1. Inleiding
De resultaten van de Wet werk en bijstand (WWB) worden ruim drie jaar na de invoering van deze wet per 1 januari 2004 steeds meer zichtbaar. De WWB beoogt gemeenten meer beleidsvrijheid te geven, om daarmee de effectiviteit van de uitvoering te vergroten. Inmiddels zijn er vele aanwijzingen dat door de WWB bij gemeenten een belangrijke verandering is opgetreden, in die zin dat het beleid en de uitvoering er (meer dan voorheen) op gericht is om instroom in de WWB te beperken, en uitstroom naar werk te bevorderen.

Onlangs heeft u van mij de rapportage `Evaluatie Wet werk en bijstand: de feiten op een rij' ontvangen. Daaruit blijkt dat mede door de inspanningen van gemeenten (als gevolg van de WWB) het bijstandsvolume aan het dalen is. In december 2006 bedroeg het aantal bijstandsuitkeringen (jonger dan 65 jaar) 302.000. Met dit aantal werd het laagste punt in 25 jaar bereikt (sinds februari is het aantal zelfs onder de 300.000 gezakt). Minder mensen zijn afhankelijk van de overheid. Dit is niet alleen op macroniveau zichtbaar, maar ook op individueel gemeentelijk niveau doen zich opmerkelijke ontwikkelingen voor. Gemeenten slagen er bijvoorbeeld in om een stijging van het bijstandsvolume om te buigen in een forse daling. Ook zijn er gemeenten die een dreigend tekort van aanzienlijke omvang hebben weten te vermijden door forse inspanningen. In mijn persoonlijke contacten met gemeenten merk ik ook dat gemeenten blij zijn met de beleidsvrijheid die zij door de WWB hebben gekregen, en dat zij door deze wet gestimuleerd worden tot het voeren van effectiever en efficiënter beleid. Tegelijkertijd constateer ik dat er mogelijkheden zijn nog meer mensen uit de bijstand en aan de slag te krijgen. De gemeentelijke uitvoeringspraktijk is nog volop in ontwikkeling; gemeenten zijn nog steeds aan het leren wat wel en niet werkt. De grote uitdaging is thans om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te re-integreren.

De financiële prikkel draagt bij aan de inzet van gemeenten op een daling van het bijstandsvolume. Uit een internetenquête bij de evaluatie WWB blijkt dat "...88% van de

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

respondenten vindt dat de eigen gemeente of intergemeentelijke sociale dienst zich door de financiële prikkel in de WWB extra is gaan inspannen om het aantal mensen in de bijstand te verminderen.". Het rapport, waarin dit is terug te vinden, `De WWB gewogen: Gemeenten aan het woord.' heb ik u onlangs toegezonden. De financieringssystematiek is dus een cruciaal onderdeel van de WWB. Door de financieringssystematiek worden gemeenten geprikkeld om bijstandsgerechtigden zo efficiënt en effectief mogelijk te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Hiertoe ontvangen gemeenten twee budgetten: een voor uitkeringslasten (Inkomensdeel) en een voor re-integratievoorzieningen (Werkdeel). Voor het Inkomensdeel geldt dat het landelijk macrobudget toereikend is. De verdeling vindt zoveel mogelijk plaats op basis van een objectief verdeelmodel. Dit om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de onvermijdelijke bijstandslasten van gemeenten. Voor het Werkdeel geldt dat het budget aansluit bij de re- integratiebehoefte van gemeenten.

In deze brief presenteer ik mijn voorstellen voor de financieringssystematiek voor 2008. Daarbij stel ik een aantal verbeteringen voor. Deze zijn gebaseerd op de uitkomsten van het onderhoudstraject, dat ik, conform mijn toezegging aan u, heb ontwikkeld. Doelstelling van het onderhoudstraject is de kwaliteit van de verdeelmodellen WWB te waarborgen en zo mogelijk te verbeteren. Het onderhoudstraject biedt gemeenten en parlement de garantie dat extreme uitkomsten van de verdeelmodellen onderzocht en bekeken worden, en daarmee dat de uitkomsten voor gemeenten beter herkenbaar zijn.

Uit mijn contacten met gemeenten is mij gebleken dat er bij gemeenten in toenemende mate grote behoefte bestaat aan meer stabiliteit. De afgelopen jaren zijn gemeenten geconfronteerd met aanpassingen van hun budgetten, zowel over de jaren heen, als binnen een jaar. De aanpassingen over de jaren heen hielden verband met het overgangsregime dat is gehanteerd bij de invoering van het verdeelmodel I-deel via het afbouwen van de historische verdeling, en met de aanpassingen van de objectieve verdeelsleutel die de afgelopen jaren met uw Kamer zijn afgesproken. De aanpassingen binnen een jaar hielden verband met de noodzakelijke aanpassingen van het macrobudget, en daarnaast met de actualisatie van de verdeelkenmerken waarover met uw Kamer afspraken zijn gemaakt om aan de problematiek van groeigemeenten tegemoet te komen.

De afspraken die ik onlangs in het kader van het Bestuurlijk Akkoord met gemeenten overeengekomen ben, zijn gericht op stabiliteit van het macrobudget, wat doorwerkt naar stabielere gemeentelijke budgetten. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van gemeenten tot meer budgetzekerheid. Deze wens speelt al langer. Vorig jaar al waren de aanpassingen in de verdeelsystematiek voor 2007 gericht op stabiliteit van de budgetten. Voor gemeenten die hun budget krijgen toebedeeld middels het objectief verdeelmodel is de beoogde stabiliteit ook gerealiseerd. Overigens bleek bij budgetvaststelling dat er voor kleine gemeenten toch relatief forse aanpassingen van de budgetten plaatsvonden. Momenteel onderzoek ik hoe de definitieve budgetten 2007 voor deze groep gemeenten eruit zien en of
---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

maatregelen hieromtrent nodig zijn. U ontvangt de resultaten hiervan zo spoedig mogelijk. De voorstellen in deze brief hebben voornamelijk betrekking op het objectief verdeelmodel dat wordt toegepast voor grote en middelgrote gemeenten. Ook dit jaar beoog ik met mijn voorstellen meer rust te bieden rond de bepaling van de omvang van de gemeentelijke budgetten. Focus op stabiliteit betekent dat er weinig mogelijkheden voor aanpassingen zijn. De aanpassingen die ik voorstel zijn dan ook beperkt, maar gunstig voor de stabiliteit van de budgetten en daarmee ook voor de gemeentelijke financiële huishouding.

Overigens constateer ik dat er de afgelopen jaren sprake is geweest van een deugdelijke werking van de financieringssystematiek. Dat kan afgeleid worden uit het beperkte beroep dat gedaan is op een aanvullende uitkering bij de toetsingscommissie. Ik heb u onlangs per brief geïnformeerd over het beroep op een aanvullende uitkering uit hoofde van artikel 74 van de WWB (W&B/SFI/07/18870).

2. Onderhoudstraject verdeelmodellen

2.1 Verdeelmodel Inkomensdeel
Het verdeelmodel Inkomensdeel beoogt zoveel mogelijk aan te sluiten bij de onvermijdelijke uitkeringslasten voor gemeenten. Dit wordt bereikt door te verdelen aan de hand van een set objectieve, niet door de gemeente te beïnvloeden, variabelen.

Verdelen gaat gepaard met herverdeeleffecten. Onder herverdeeleffecten wordt verstaan het verschil tussen budget en feitelijke uitgaven. Herverdeeleffecten zijn ook beoogd: gemeenten die goed presteren worden hiervoor beloond, en gemeenten die het minder goed doen voelen de financiële gevolgen hiervan.

Vorig jaar heeft uw Kamer ingestemd met het huidige verdeelmodel voor 2007. Zie voor de verdeelkenmerken en de gewichten van het verdeelmodel 2007 bijlage 1.

Bijlage 2 bevat een beschrijving van de opzet van het onderhoudstraject 2008, dat als basis heeft gediend voor de dit jaar uitgevoerde onderzoeken. De suggesties van uw Kamer en van gemeenten zijn gebruikt als uitgangspunt voor de analyses die gedaan zijn in het kader van het onderhoudstraject gericht op 2008. SZW heeft vele externen betrokken bij de uitvoering van het onderzoek (zie onderstaande box).


---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

De Raad voor de financiële verhoudingen wordt net als voorgaande jaren om advies gevraagd. Ik zal u op de hoogte stellen van de inhoud van dit advies, zodra dat beschikbaar is. Box 1. Betrokkenheid van derden bij het onderzoek Het ministerie van SZW heeft belanghebbende partijen bij het onderhoudstraject betrokken. De Werkgroep onderhoudstraject verdeelmodellen WWB 2008 heeft het ministerie van SZW geadviseerd over de opzet en uitvoering van het onderzoek. In deze werkgroep zaten vertegenwoordigers van gemeenten (Den Haag, Enschede, Leeuwarden, Dordrecht, Scherpenzeel, Nunspeet, Nieuwerkerk aan den IJssel en Weststellingwerf), de VNG, Divosa, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Economische Zaken, de Raad voor de Financiële Verhoudingen, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en SZW.

Wat heeft het onderzoek opgeleverd?
Aan de hand van de vele suggesties van diverse partijen hebben APE1 en SEOR2 onderzoeken uitgevoerd (bijlage 3, 4 en 5) waarbij diverse analyses zijn uitgevoerd. Op verzoek van uw Kamer wordt momenteel de plausibiliteit van het verdeelmodel onderzocht. Dit onderzoek is nog niet afgerond. In het onderzoek wordt onderzocht in hoeverre het aannemelijk is dat de herverdeeleffecten veroorzaakt worden door het gemeentelijk beleid en dus wenselijk zijn. Dit is het geval als gemeenten met goede uitvoering positieve herverdeeleffecten hebben en gemeenten met een slechte uitvoering negatieve herverdeeleffecten. De Kamer hecht terecht belang aan de plausibiliteit van de herverdeeleffecten. In het het bestuurlijk deelakkoord `participatie' heb ik met gemeenten afgesproken het verdeelmodel I-deel te evalueren bij de Evaluatie WWB (voorzien voor eind 2007). De uitkomsten van het onderzoek naar de plausibiliteit van de herverdeeleffecten zal ik bij die evaluatie betrekken. Gezien de aard van het onderzoek naar de plausibiliteit zouden de resultaten hiervan logischerwijs geen bijdrage van betekenis kunnen leveren bij de keuze tussen de voorliggende verdeelmodellen. In het licht van de doelstelling van het plausibiliteitsonderzoek zijn de verschillen tussen de voorgestelde alternatieven voor het verdeelmodel 2008 immers beperkt

Het onderzoek van APE was met name gericht op verbetering van het objectief verdeelmodel (door aanpassing van bestaande maatstaven of toevoeging van nieuwe maatstaven) en op de mogelijkheid van uitbreiding van de werkingssfeer van het objectief verdeelmodel met (een deel van) de gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. Daarnaast heeft APE onderzoek gedaan naar de financiële resultaten van gemeenten in de afgelopen jaren. Tot slot heeft APE een voorstel ontwikkeld voor twee varianten voor het verdeelmodel 2008.


1 M. van Asselt e.a., APE, Objectief Verdeelmodel Inkomensdeel WWB 2008, mei 2007 (inclusief technisch verslag).

2 M. Spijkerman, SEOR, Onderhoudstraject verdeelmodel WWB 2007, mei 2007.
---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

SEOR heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van een verdeelmodel voor kleinere gemeenten (minder dan 30.000 inwoners), naar de stabiliteit van het verdeelmodel, naar de effecten van de afschaffing van de compartimentering en naar de dynamiek van het bijstandsvolume en de bijstandsuitgaven.

De uitkomsten van het onderzoek zijn samengevat in de onderstaande box.

Box 2. Resultaten onderzoek I-deel
APE:

Financiële resultaten 2004 en 2005
Sinds 2001 hebben de gemeenten te maken met budgetbekostiging; aanvankelijk gedeeltelijk (25%) en vanaf 2004 voor 100%. In 2004 en 2005 (de eerste twee jaar van de WWB) hebben de Nederlandse gemeenten in totaliteit gemiddeld 5,8% ( 476 mln)3 meer budget ontvangen dan zij hebben uitgegeven. Er bestaan echter grote verschillen tussen individuele gemeenten: de financiële resultaten variëren van +18% tot -13%4 bij gemeenten met meer dan 60.000 inwoners.

Positieve resultaten blijken niet voorbehouden aan gemeenten in bepaalde regio's of grootteklassen of aan gemeenten met hoge of lage bijstandsuitgaven. De verschillen in financieel resultaat blijken wel nauw samen te hangen met verschillen in de uitgavenontwikkeling; gemeenten die erin slagen hun bijstandsvolume te reduceren, hebben over het algemeen een beter financieel resultaat.

Kleine gemeenten
In algemene zin geldt dat objectief verdelen de voorkeur heeft boven historisch verdelen. De objectieve verdeelsleutel is momenteel van toepassing op gemeenten die groter zijn dan 30.000 inwoners. Onderzocht is wat de gevolgen zijn als de werking van de objectieve verdeelsleutel wordt uitgebreid door de ondergrens te verlagen tot bijvoorbeeld 20.000 of 25.000 inwoners.

Verdeelkenmerken in de verdeelsleutel
De aangereikte suggesties om de objectieve verdeelsleutel te verbeteren zijn verkend. Hierbij is gekeken naar de beschikbaarheid van betrouwbare gegevens en naar de potentiële effecten op de verdelende werking, de plausibiliteit en de stabiliteit. Op grond van deze verkenning zijn de suggesties in drie categorieën ingedeeld:
· suggesties zonder verbeterpotentieel;

· suggesties met verbeterpotentieel in een toekomstig onderhoudstraject;
· suggesties met verbeterpotentieel in het lopende onderhoudstraject.

3 Cijfer heeft betrekking op het saldo van inkomsten en uitgaven levensonderhoud voor huishoudens onder de 65 jaar.
4 Bij de berekening van de financiële resultaten is geen rekening gehouden met aanvullende uitkeringen die gemeenten eventueel nog ontvangen hebben.

---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

De volgende suggesties blijken na onderzoek geen uitzicht te bieden op verbetering van de verdeelsleutel:
· Verwijdering van de banen in de sector groothandel uit de definitie van de maatstaf banen handel en horeca;
· Toevoeging van een maatstaf WSW'ers;

· Vervanging van de maatstaf Werkzame beroepsbevolking door de maatstaf Werkloze beroepsbevolking;
· Toevoeging van een maatstaf Voltijds studenten hoger onderwijs.

De volgende suggesties zijn doorverwezen naar een toekomstig onderhoudstraject. Het betreft suggesties met verbeterpotentieel, maar die niet zonder nader onderzoek in de verdeelsleutel kunnen worden verwerkt.
· Toevoeging van een maatstaf Verslavingsproblematiek;
· Verfijning van de maatstaf Arbeidsongeschikten;

· Vervanging van de economische maatstaven die gemeten worden op regionaal niveau (COROP-regio) door economische maatstaven die betrekking hebben op de directe omgeving van de gemeente, vergelijkbaar met de operationalisatie van de maatstaf Klantenpotentieel;
· Toevoeging van een maatstaf Industrieel verleden;
· Toevoeging van een maatstaf Inwoners in achterstandswijken.

De volgende suggesties zijn verwerkt in een van de gepresenteerde versies van het verdeelmodel voor 2008 (zie onder):

· Uitbreiding van de werkingsfeer van het objectieve verdeelmodel naar kleine gemeenten;
· Gebruik van meerjarige gemiddelde scores op de verdeelkenmerken;
· Toevoeging van een maatstaf Bevolkingsgroei.
Twee varianten voor het objectief verdeelmodel voor 2008 Op basis van dit onderzoek luidt het advies van APE om voor de bepaling van het Inkomensdeel van het WWB-budget in 2008 gebruik te maken van één van de volgende twee verdeelmodellen:
· Model APE2008.30, waarbij t.o.v. het huidige model de gewichten geactualiseerd zijn en voor enkele kenmerken uitgegaan wordt van driejaarsgemiddelden;
· Model APE2008.25, waarbij t.o.v. het huidige model de gewichten geactualiseerd zijn, voor enkele kenmerken uitgegaan wordt van driejaarsgemiddelden, de maatstaf Bevolkingsgroei is toegevoegd, de maatstaf Netto arbeidsparticipatie van vrouwen vervalt, de maatstaf Werkzame beroepsbevolking op COROP-niveau wordt gemeten i.p.v. per gemeente en de kring van gemeenten is uitgebreid tot de 25.000+ gemeenten.

SEOR:

Het onderzoek van SEOR leidt tot de volgende conclusies: Voor de kleine gemeenten (minder dan 30.000 inwoners) is een verdeling o.b.v. een (eigen) objectief verdeelmodel (nog) niet aan de orde.
Kleine gemeenten hadden bij handhaving van de compartimentering in 2007 een hoger (voorlopig) budget gekregen.
Met de stabiliteit van het verdeelmodel zit het in het algemeen wel goed.


---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

Keuzes voor het verdeelmodel Inkomensdeel WWB 2008
Uit de analyses blijkt dat op dit moment geen vergaande verbeteringen van het verdeelmodel gevonden kunnen worden, wel blijken nog kleine/beperkte verbeteringen mogelijk. Op basis van de onderzoeksresultaten kom ik tot de volgende voorstellen met betrekking tot de verdeling van het I-deel in 2008.

Verdeelmodel 2008
Door de onderzoekers van APE worden twee varianten voor 2008 gepresenteerd: model APE2008.30 en model APE2008.25. In bijlage 6 staan de herverdeeleffecten van beide modellen per gemeente, bij toepassing op 2005. Deze herverdeeleffecten geven een indicatie hoeveel een gemeente overhoudt of tekort komt in 2008. Of zich daadwerkelijk een tekort of overschot voordoet is echter afhankelijk van de uitgavenontwikkeling in 2006, 2007 en 2008. De genoemde getallen geven niet weer hoe het budget in 2008 zich verhoudt tot dat in 2007.

Bij de keuze voor een van de varianten spelen de volgende afwegingen:
· Model APE2008.25 leidt tot stabielere budgetten van jaar op jaar dan model APE2008.30. Beide modellen scoren qua stabiliteit van de budgetten beter dan de huidige verdeelsleutel.
· Model APE2008.25 leidt tot (iets) grotere herverdeeleffecten dan model APE2008.30 (waarvan de herverdeeleffecten vergelijkbaar zijn met die van het huidige model).
· De verdelende werking dempt herverdeeleffecten door toevoeging van de kleinere gemeenten: gemeenten met negatieve herverdeeleffecten gaan er gemiddeld iets op vooruit en gemeenten met positieve herverdeeleffecten gaan er gemiddeld iets op achteruit.
· De kring van (gedeeltelijk) objectief gebudgetteerde gemeenten neemt toe met 48 gemeenten tot 194 door toepassing van model APE2008.25. De kleinere gemeenten dringen regelmatig aan op toepassing van het objectief verdeelmodel voor hen.

Voorstel: Ik concludeer dat beide varianten acceptabel zijn. Vanwege de voordelen van de stabiliteit en de uitbreiding van het aantal gemeenten dat (gedeeltelijk) objectief wordt verdeeld, heb ik een lichte voorkeur voor de variant APE2008.25, en stel daarom voor om voor dit model te kiezen.

Handhaven ex ante inperking
Met behulp van ex ante inperking worden de herverdeeleffecten, die ontstaan bij toepassing van het objectief verdeelmodel beperkt tot maximaal 7,5%. Het objectieve budgetaandeel (aandeel van de gemeente in het macrobudget bij toepassing van het objectieve verdeelmodel) mag niet meer dan 7,5% afwijken van het historische budgetaandeel (aandeel van de gemeente op basis van de historische uitgaven). Is dit wel het geval, dan wordt het objectieve budgetaandeel zodanig aangepast dat wel aan deze restrictie voldaan is.


---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

Voorstel: De herverdeeleffecten zullen bij de verdeling voor 2008 op dezelfde wijze ingeperkt worden als in 2007.

Middelgrote gemeenten
In 2007 wordt voor de gemeenten met een inwonertal tussen 30.000 en 40.000 inwoners het budget gedeeltelijk objectief en gedeeltelijk historisch bepaald (de middelgrote gemeenten). Het aandeel dat objectief wordt verdeeld, neemt toe naarmate het inwonertal de 40.000 nadert. Wanneer gekozen wordt voor het model APE2008.25 moet ook vastgesteld worden welke gemeenten in 2008 met dit gemengde systeem te maken hebben.

Voorstel: Ik stel voor de groep middelgrote gemeenten in 2008 te laten bestaan uit alle gemeenten met een inwonertal tussen 25.000 en 40.000 inwoners. Op die manier verloopt de overgang naar een meer objectieve verdeling geleidelijker (de effecten zijn bijvoorbeeld kleiner dan bij vaststellen van de middelgrote gemeenten op de groep gemeenten met 25.000 ­ 35.000 inwoners).

Overleg met de VNG
Ik heb over de onderzoeksresultaten overleg gevoerd met de VNG. De VNG spreekt geen voorkeur uit voor een van beide varianten voor het verdeelmodel I-deel voor 2008. De VNG heeft tijdens het Bestuurlijk Overleg wel aandacht gevraagd voor de gevolgen voor kleine(re) gemeenten met een inwonertal tussen 25.000 en 40.000 inwoners. Ik heb dat aspect in mijn afweging betrokken.
De keuze voor het model APE2008.25, leidt uiteraard tot grotere herverdeeleffecten voor deze groep gemeenten, doordat de groep van 25.000 tot 30.000 gemeenten wordt toegevoegd. Er komen bij de gemeenten tussen 30.000 en 40.000 inwoners wat meer uitschieters voor bij de herverdeeleffecten dan bij het model APE2008.30 (15 gemeenten met een herverdeeleffect groter dan 5% of kleiner dan -5% bij model APE2008.25 en 10 gemeenten bij model APE2008.30).
Voor gemeenten met 25.000-30.000 inwoners is het effect van introductie van een objectief verdeelmodel beperkt tot de bandbreedte van -2,5% tot 2,5%. Het objectief verdeelmodel bepaalt immers maximaal 1/3 van het budget van deze groep, en het effect van het objectief verdeelmodel wordt met de ex-ante inperking ingeperkt tussen de -7,5% en 7,5%. De nadelen van wat meer uitschieters wegen niet op tegen het voordeel dat meer gemeenten hun budget (deels) verdeeld krijgen op basis van het objectief verdeelmodel.

Samenvattend
Uit de bevindingen van de onderzoeken naar het verdeelmodel Inkomensdeel trek ik de volgende conclusies:

1. Beide door APE gepresenteerde varianten voor het verdeelmodel I-deel voor 2008 zijn naar mijn oordeel acceptabel. Op grond van eerder genoemde overwegingen kies ik voor model APE2008.25.

---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

2. De herverdeeleffecten zullen bij de verdeling voor 2008 op dezelfde wijze ingeperkt worden als in 2007.
3. De groep gemeenten waarvoor het budget gedeeltelijk objectief en gedeeltelijk historisch bepaald wordt, wordt vastgesteld op de gemeenten met een inwonertal tussen 25.000 en 40.000 inwoners.

2.2 Verdeelmodel Werkdeel
Het reïntegratiebudget biedt de gemeente middelen om haar bijstandscliënten aan het werk te helpen. Het verdeelmodel Werkdeel beoogt zoveel mogelijk aan te sluiten bij de gemeentelijke behoefte aan reïntegratiemiddelen. Een gemeente met meer bijstandsgerechtigden zal een grotere behoefte hebben aan reïntegratiebudget. Door naar behoefte te verdelen biedt het reïntegratiebudget gemeenten die het in het verleden minder goed gedaan hebben - en dus een tekort hebben op het inkomensbudget - de mogelijkheid om de situatie om te buigen. Zij hebben daardoor perspectief op een situatie waarin hun bijstandsuitgaven aansluiten bij het budget.

Tot en met 2005 vond de verdeling plaats op basis van het historische aandeel van de gemeente. Vanaf 2006 wordt geleidelijk aan een nieuw verdeelmodel geïntroduceerd om aan te sluiten bij de gemeentelijke behoefte. Via dit nieuwe verdeelmodel wordt het budget verdeeld op basis van het aantal bijstandsgerechtigden, waarbij gecorrigeerd wordt voor de lokale arbeidsmarktsituatie. Tot en met 2010 wordt elk jaar het deel van het budget dat historisch wordt verdeeld kleiner. Vanaf 2011 wordt geheel volgens het nieuwe model verdeeld.

Het werkdeel is geoormerkt. Een overschot vloeit in principe terug naar het rijk, maar er geldt een meeneemregeling. Vijfenzeventig procent van het voor dat jaar toegekende budget mag worden meegenomen naar een volgend jaar. Deze regeling biedt gemeenten de gelegenheid om fluctuaties in de uitgaven voor reïntegratie goed en verantwoord op te vangen.

Voorstel: Er was geen reden om dit jaar tijdens het onderhoudstraject onderzoek te doen naar het model voor het Werkdeel. Er zijn ook geen signalen dat gemeenten bezwaren hebben tegen het huidige model. Er is daarom geen basis om het huidige verdeelmodel of het eerder overeengekomen tijdpad naar een volledige verdeling op basis van het verdeelmodel te wijzigen. Ik stel daarom voor om conform de eerdere afspraken het macrobudget W-deel in 2008 voor 50% via het bestaande verdeelmodel te verdelen (en de overige 50% historisch).

3. Kleine gemeenten en samenwerkingsverbanden
Aan uw Kamer is toegezegd om bij de berekening van de nader voorlopige budgetten voor 2007 te bezien of mitigering van de effecten voor kleine gemeenten en samenwerkingsverbanden noodzakelijk is. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de betreffende analyse, die ik in het eerstvolgend Bestuurlijk Overleg (21 juni) met de VNG zal
---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/18737

bespreken. Daarna zal ik u van de bevindingen van de analyse en mijn conclusies op de hoogte stellen.

Tot slot
Mijn voorstellen voor 2008 zijn gebaseerd op de uitkomsten van het onderhoudstraject voor dit jaar en betreffen -met het oog op de gewenste stabiliteit- beperkte wijzigingen ten opzichte van de in 2007 toegepaste systematiek. Ze leiden wel tot stabielere budgetten, waardoor deze voor gemeenten beter voorspelbaar zijn. Hiermee wordt aansluiting gevonden bij de afspraken in het bestuurlijk akkoord die gericht zijn op stabielere budgetten, door het bieden van budgetzekerheid over de macrobudgetten.

De gemeentelijke budgetten voor 2008 moet ik uiterlijk 1 oktober van dit jaar bekend maken. Voor die tijd zal ik de systematiek in het Besluit WWB vastleggen. Met het oog op deze termijnen zou ik het bijzonder op prijs stellen om, als u met mij over mijn voorstellen van gedachten wilt wisselen, deze gedachtewisseling met uw Kamer voor het zomerreces afgerond te hebben.

Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

Bijlage(n):

1. Verdeelmodel 2007

2. Startnotitie

3. Rapport APE

4. Technisch verslag APE

5. Rapport SEOR

6. Herverdeeleffecten voor gemeenten


10