Antwoorden op kamervragen van Vendrik over bezuiniging op de buitengewone uitgavenregeling
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-K-U-2767676
12 juni 2007
Antwoorden van minister Klink, mede namens de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën, op de
kamervragen van het Kamerlid Vendrik (GroenLinks) over de bezuiniging
op de buitengewone uitgavenregeling (ingezonden 25 april 2007).
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen over de
bezuiniging op de buitengewone uitgavenregeling? 1)
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Waarom zal het voor gemeenten wel mogelijk zijn om de doelgroep goed
af te bakenen, en waarom is dat in de fiscaliteit niet mogelijk? Welke
afbakening kunnen en moeten gemeenten maken die in de fiscaliteit niet
mogelijk is?
Antwoord 2
Een regeling uitgevoerd door de rijksoverheid is per definitie een
generieke regeling waar in theorie 16 miljoen Nederlanders een beroep
op kunnen doen. Een dergelijke regeling kan niet worden toegespitst op
individuele situaties. De regelingen die de gemeenten uitvoeren gelden
alleen voor de inwoners van de gemeenten. Uit de regelingen die de
gemeenten al uitvoeren zoals de WWB en de WMO blijkt dat gemeenten
zeer goed in staat zijn om gericht en op het individu gerichte
maatregelen te nemen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het maatwerk via gemeenten al snel kan leiden
tot rechtsongelijkheid? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
Maatwerk via de gemeenten betekent dat per soort situatie bekeken zal
worden wat nodig is. Per definitie is dat anders dan een regeling die
door de rijksoverheid wordt uitgevoerd en minder gedifferentieerd
gericht zal zijn. Een verschillende aanpak tussen gemeenten leidt
daarmee niet tot rechtsongelijkheid maar mogelijk wel tot
gelegitimeerde verschillen tussen gemeenten. Inherent aan die aanpak
is dat mede gelet wordt op wat verschilt. Gelijke behandeling van wat
verschilt zou tot rechtsongelijkheid leiden.
Vraag 4
Wilt u dit keer wel antwoord geven op de vraag waarop het bedrag van
400 miljoen euro is gebaseerd? Is dat toevallig gelijk aan de
onverwachte stijging van de uitgaven in 2006?
Antwoord 4
In het Coalitieakkoord zijn voor de komende jaren politieke keuzes
gemaakt rondom het te voeren beleid. Hierbij is besloten de
tegemoetkoming voor buitengewone uitgaven meer specifiek te richten op
chronisch zieken via de WMO. Als gevolg van de betere gerichtheid zal
geld bespaard worden aangezien niet chronisch zieken nu ook profiteren
van de BU-regeling. In het CA is hiervoor taakstellend 400 mln
opgenomen. Deze 400 mln is even hoog als de door de vragensteller
genoemde ramingsbijstelling van september 2006 maar staat daar verder
los van.
Vraag 5
Is het u bekend dat in het rapport "Naar integratie van buitengewone
uitgaven en zorgtoeslag" de inkomenseffecten van de voorkeursvariant
van het kabinet niet in kaart zijn gebracht? Is de keuze van het
kabinet dus tot stand gekomen zonder inzicht te hebben in die
inkomenseffecten? Vindt u dat verantwoord? Als er wel inzicht is in de
effecten, kan de Kamer dat onderzoek dan zo snel mogelijk ontvangen?
Als de inkomenseffecten nog niet zijn onderzocht, bent u dan bereid
dat alsnog zo snel mogelijk te doen?
Antwoord 5
In het rapport "Naar integratie van buitengewone uitgaven en
zorgtoeslag" is een aantal varianten beschreven. Een van de daar
beschreven varianten is om de (T)BU over te hevelen naar de gemeenten
en toe te spitsen op chronisch zieken en gehandicapten. Het rapport
geeft met betrekking tot deze variant aan dat het leveren van maatwerk
ertoe zal leiden dat chronisch zieken en gehandicapten die nu via de
buitengewone uitgavenregeling onvoldoende bereikt worden, erop vooruit
gaan. Degenen die via de buitengewone uitgavenregeling gelet op hun
kosten nu juist ruim worden bedeeld, zouden er daarentegen op
achteruit gaan.
De exacte inkomenseffecten hangen uiteraard af van de exacte
invulling. In het traject naar de uiteindelijke overheveling per 1
januari 2009 zal deze invulling duidelijk worden en zullen ook de
inkomenseffecten duidelijk worden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat verbetering van de huidige regeling danwel het
ontwerpen van een nieuwe regeling een zorgvuldige voorbereiding vergt
in overleg met betrokken partijen? Deelt u derhalve de mening dat een
bezuiniging van 400 miljoen euro volgend jaar, los van de vraag of het
wenselijk is, hoe dan ook niet haalbaar is?
Antwoord 6
Wij delen de mening van de vragensteller dat deze afspraak uit het
Coalitieakkoord een zorgvuldige voorbereiding vergt. Om deze reden zal
de omzetting van de BU naar de WMO nog niet in 2008 kunnen
plaatsvinden. Wij zullen overigens de betrokken partijen in deze
voorbereiding betrekken zoals zij ook geconsulteerd zijn bij het tot
stand komen van het in vraag 5 genoemde rapport. Met Prinsjesdag zal
bekend worden hoe wordt omgegaan met de afgesproken taakstelling van
400 mln.
1) Aanhangsel Handelingen, nr. 1286, vergaderjaar 2006-2007