Nederlands Instituut voor Ecologie


Persbericht, 12 juni 2007

Wintervlinder kan zich aanpassen aan klimaatsverandering

HETEREN (Gld.) / GRONINGEN - Wintervlinders blijken zich aan te kunnen passen aan een veranderende temperatuur. De temperatuur bepaalt de dag waarop ze uit het ei komen en die temperatuurgevoeligheid is erfelijk. Door selectie blijven de best aangepaste eieren over, die op hetzelfde moment als de verse eikenbladeren (hun voedsel) uitkomen. Op deze ontdekking promoveert Margriet van Asch van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) aanstaande vrijdag in Groningen. Zulk onderzoek zouden we aan meer soorten moeten doen om de gevolgen van klimaatsverandering beter te voorspellen.

Sinds het klimaatpatroon van winter en voorjaar in ons land aan het veranderen is - intussen al zo'n 35 jaar - kwam de kleine wintervlinder steeds eerder uit het ei. In warme jaren zelfs zoveel eerder, dat een deel van de rupsen verscheen vóórdat de bladeren van de zomereik uit waren gelopen. Jonge eikenbladeren zijn het voedsel van de rupsen en zonder eten gaan de rupsen al binnen een paar dagen dood. De wintervlinder reageerde dus te sterk op de opwarming in Nederland. Nu blijkt dat de rupsen zich aan de nieuwe situatie, het nieuwe klimaat, kunnen aanpassen. Dat hebben ze de afgelopen tien jaar gedaan. NIOO-onderzoekster Margriet van Asch: "Bij dezelfde temperatuur komen de eieren nu pas vijf tot tien dagen later uit. Het resultaat is dat ze weer beter gesynchroniseerd met het eikenblad uitkomen."

Van Asch en collega's onderzochten de wintervlinders in de natuur en in klimaatkamers, onder gewone en verhoogde temperaturen. Zo kunnen ze voorspellen hoe de wintervlinders zich aan zullen passen aan het klimaat. "Deze verandering kunnen we niet alleen in experimenten waarnemen, maar ook al buiten in het bos," legt ze uit. "Dat ze zich aan kunnen passen, komt doordat er voldoende genetische variatie in 'het uitkomen van het ei' aanwezig is in de populatie vlinders."

De kleine wintervlinder lijkt een beperkte klimaatsverandering dus wel aan te kunnen. Deze soort past zich snel genoeg aan als je een van de gematigde klimaatscenario's als uitgangspunt neemt. "Maar dat moeten we dus ook van andere soorten en ecosystemen weten," stelt onderzoeksleider Marcel Visser. "Dan kunnen we namelijk zeggen hoeveel de temperatuur kan veranderen zonder dat zich grote problemen voordoen. Dan kunnen politici daarop hun streeftemperaturen baseren, in plaats van die arbitraire 2 graden Celsius toegestane opwarming van nu."

De kleine wintervlinder (Operophtera brumata) leeft in de Nederlandse bossen. Daar vormt hij het voedsel voor veel zangvogels, zoals koolmees en bonte vliegenvanger. Het wintervlinder-onderzoeksproject is gesubsidieerd door NWO.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op het leven op het land. In 2007 bestaat het NIOO 15 jaar, maar de centra zijn al (ruim) 50 jaar oud.