De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Uw brief 07-SZW-B-28
Doorkiesnummer Ons kenmerk W&B/URP/07/19751
Datum 12 juni 2007
Onderwerp Reactie op brief FNV Vrouwenbond over WWB en
regeling 18 plus
In uw brief van 6 juni 2007 heeft u mij verzocht om een reactie op de brief van 31 mei 2007
van de FNV Vrouwenbond over de WWB en de regeling 18 Plus. In deze brief heeft de FNV
Vrouwenbond de leden van de vaste commissie SZW aandacht gevraagd voor de achteruitgang
in inkomen van alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering van wie het jongste kind 18
jaar wordt. Tevens presenteert de FNV Vrouwenbond in de brief een regeling voor
alleenstaande ouders met kinderen die na hun 18e jaar thuis blijven wonen en studeren.
Deze regeling houdt het volgende in:
1. Eén landelijke regeling;
2. De ouders die onder deze regeling vallen in de categorie alleenstaande ouders laten totdat
hun kind de studie heeft afgerond;
3. De studiebeurs en de aanvullende beurs buiten beschouwing van de uitkering houden;
4. Inkomensvrijlating van een studerend kind tot een bedrag van 50% van het voor die leeftijd
geldende minimumloon.
Uit het systeem van de WWB volgt dat een inwonend kind dat de leeftijd van 18 jaar bereikt
niet meer wordt beschouwd als een ten laste komend kind. Als uitgangspunt geldt dat personen
vanaf 18 jaar als economisch zelfstandig worden beschouwd. Zij worden geacht zelf in hun
levensonderhoud te voorzien, hetzij door werk, hetzij door studeren (studiefinanciering of een
toelage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS)) of
door een zelfstandig uitkeringsrecht.
De ouder ontvangt vanaf het moment dat het jongste kind 18 jaar is geworden een
bijstandsuitkering gebaseerd op de norm voor een alleenstaande en eventueel een
gemeentelijke toeslag. De verlening van deze gemeentelijke toeslag is financieel en
beleidsmatig gedecentraliseerd. In de verzamelbrief van 26 april 2007 (szw0700207) heb ik
gemeenten erop gewezen dat als het kind alleen inkomsten uit studiefinanciering of uit de
WTOS ontvangt, naar mijn opvatting de gemeentelijke toeslag niet kan worden verlaagd
vanwege het kunnen delen van de kosten tussen de ouder en het studerende of schoolgaande
W
Ons kenmerk W&B/URP/07/19751
kind van 18 jaar of ouder. Tevens heb ik gemeenten gewezen op hun bevoegdheid om te
beoordelen of verlening van aanvullende bijzondere bijstand aan de ouder in het individuele
geval noodzakelijk is. In het bijzonder heb ik daarbij aandacht gevraagd voor de situatie van
leerlingen van 18 jaar en ouder die voortgezet onderwijs volgen en die alleen een basistoelage
in het kader van de WTOS ontvangen.
De leden Leijten en Karabulut hebben in hun schriftelijke vragen van 26 januari 20071 aan
mijn ambtsvoorganger gevraagd of hij bereid was de WWB zo te wijzigen dat bij
alleenstaande ouders met een inwonend schoolgaand of studerend kind van boven de 18 jaar
de verlaging van de uitkering niet wordt toegepast. Mijn ambtsvoorganger heeft hierop
geantwoord dat naar zijn opvatting de WWB gemeenten voldoende mogelijkheden biedt om
deze groep alleenstaande ouders te ondersteunen en ik onderschrijf deze opvatting.
De FNV Vrouwenbond pleit voor het invoeren van een landelijke regeling (de Regeling 18
Plus). Vóór de decentralisatie van de bijzondere bijstand in 1991 was er één landelijke regeling
voor deze groep alleenstaande ouders. Deze regeling is afgeschaft toen de bijzondere bijstand
financieel en beleidsmatig is gedecentraliseerd aan de gemeenten. Decentralisatie is nog steeds
uitgangspunt van de WWB, met deregulering als andere belangrijke pijler. Het is aan
gemeenten om terzake het beleid te bepalen en een landelijke regeling past niet bij deze
uitgangspunten. Tevens heb ik vertrouwen in de wijze waarop gemeenten het beleid bepalen,
ook al doen blijkens de bevindingen van FNV Vrouwenbond niet alle gemeenten hetzelfde.
Ten tweede wil de FNV Vrouwenbond alleenstaande ouders die onder de regeling vallen de
alleenstaande oudernorm laten ontvangen totdat het kind de studie heeft afgerond. Hierbij
merk ik op dat als we ouders die onder deze regeling vallen in de categorie alleenstaande
ouders laten tot dat hun kind de studie heeft afgerond, dit inhoudt dat we ervan uitgaan dat het
kind nog steeds tot hun last komt. Maar een kind dat circa 500 studiefinanciering ontvangt,
komt niet op dezelfde manier ten laste van de ouder als een kind dat helemaal geen eigen
inkomsten heeft - ook al is een deel van die studiefinanciering een lening.
Dit ligt anders bij leerlingen van 18 jaar en ouder die voortgezet onderwijs volgen en die alleen
een basistoelage in het kader van de WTOS ontvangen. Ook voor deze groep is echter geen
nieuwe regeling nodig. Gemeenten kunnen, zoals hiervoor aangegeven, in het kader van de
WWB in het individuele geval aanvullende bijzondere bijstand verlenen om de
inkomensachteruitgang van de ouder te compenseren.
Het derde punt van de FNV Vrouwenbond, de studiebeurs en de aanvullende beurs buiten
beschouwing van de uitkering laten, geldt al in de WWB. De studiebeurs en de aanvullende
beurs gelden in de WWB, evenals andere inkomsten van het kind, niet als inkomen van de
ouder en tellen niet mee waar het gaat om de landelijke norm (artikel 31, tweede lid, onderdeel
1 Aanhangsel Handelingen II, 2006-2007, p. 1835
---
W
Ons kenmerk W&B/URP/07/19751
a, WWB). Kennelijk zijn er gemeenten die, anders dan ik heb aangegeven in de
eerdergenoemde verzamelbrief, daarmee wel rekening houden bij de vaststelling van de
gemeentelijke toeslag op de landelijke norm. Dit is gemeentelijk beleid dat ter beoordeling is
aan de gemeenteraad.
Ik sta positief tegenover het belang dat de FNV Vrouwenbond hecht aan de financiële positie
van alleenstaande ouders. Gemeenten moeten daarbij maatwerk leveren. Naar mijn opvatting
biedt de WWB hen daartoe nu al de ruimte en de mogelijkheid. De gemeenteraad heeft daarbij
de taak om het gemeentelijk beleid te beoordelen. Ik heb er vertrouwen in dat de gemeenteraad
haar taak op een juiste manier zal uitoefenen en acht om die reden het invoeren van een
landelijke regeling noch noodzakelijk noch wenselijk.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A. Aboutaleb)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid