AbvakaboFNV: Geen belemmering voor terugdraaien aanbesteding
11.06.2007 / 15:20 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Abvakabo fnv
Abvakabo fnv
Er zijn geen belemmeringen om de verplichte aanbesteding van het Openbaar Vervoer terug te
draaien. Dat schrijft Abvakabo FNV in een brief die vandaag naar de Tweede Kamer is
gestuurd. De bond vraagt de Wet Personenvervoer 2000 te wijzigen om onderhands gunnen aan
de zittende vervoerder mogelijk te maken. Staatssecretaris Huizinga gaf onlangs aan dat
het niet verplicht stellen van aanbesteding in strijd zou zijn met Europese regelgeving.
Uit onderzoek in opdracht van ABVAKABO FNV blijkt dat dit niet het geval is.
ABVAKABO FNV is van mening dat aanbesteden geen doel op zich mag zijn. Er zijn gevallen
waarin aanbesteden niet verstandig is, omdat aanbesteden zich zozeer richt op verlaging
van kosten dat dit ten koste kan gaan van de kwaliteit van het openbaar vervoer. Niet
voor niets zijn vele recente aanbestedingen uitgemond in juridische procedures.
Decentrale overheden zijn het best in staat om te beoordelen of aanbesteden verstandig is
of niet. Staatssecretaris Huizinga stelde echter dat Europese richtlijnen daarvoor geen
ruimte bieden, en dat eenmaal opgestarte aanbestedingen niet kunnen worden teruggedraaid.
Ook gaf zij aan dat het veranderen van regels zou kunnen leiden tot schadeclaims.
ABVAKABO FNV heeft dit laten onderzoeken. Mr Steyger, hoogleraar Europees bestuursrecht
aan de Vrije Universiteit Amsterdam, stelt dat de Europese verordening uitdrukkelijk
groeperingen van overheden toestaat onderhands aan te besteden, ook als slechts
één van de gemeenten zeggenschap heeft over het vervoerbedrijf. Een eenmaal
opgestarte aanbesteding kan teruggedraaid worden als er nog geen precontractuele relaties
zijn ontstaan. Voor Den Haag en Rotterdam is er nog geen sprake van een onomkeerbare
situatie. De angst voor claims van vervoerders is volgens mr Steyger eveneens ongegrond;
'een enkele verwachting van marktpartijen dat de markt voor het stedelijk vervoer zou
worden geopend, is niet voldoende om tot onrechtmatigheid van wetswijziging te
concluderen.'