Europese landbouwministers eens over bestrijding aardappelmoeheid
Persbericht | 11-06-2007
De Europese Raad van Landbouw- en Visserijministers heeft de nieuwe
EU-richtlijn voor de bestrijding van aardappelcysteaaltjes (Globodera
pallida en Globodera rostochiensis) vastgesteld. Dit aaltje
veroorzaakt de plantenziekte aardappelmoeheid. Het gaat om een
herziening en modernisering van de oude EU-bestrijdingsrichtlijn uit
1969.
Met deze nieuwe richtlijn harmoniseren de lidstaten de uitvoering van
de maatregelen tegen het aardappelcysteaaltje.
Op 1 juli 2010 moet de nieuwe richtlijn in de lidstaten zijn
ingevoerd. De richtlijn is van groot belang voor de aardappelsector
(pootgoed, consumptie- en zetmeelaardappelen) en de sectoren
boomkwekerij, bloembollen en uitgangsmateriaal. De afgelopen jaren is
tijdens het totstandkomen van de nieuwe richtlijn door het ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de
Plantenziektenkundige Dienst intensief overleg gevoerd met de
verschillende sectororganisaties. Ook in de komende jaren tijdens de
hele invoering en uitwerking van de richtlijn op nationaal niveau zal
dit overleg met het bedrijfsleven voortgezet worden.
Belangrijkste veranderingen ten opzichte van de oude richtlijn zijn:
Het grondonderzoek dat voorafgaand aan de teelt vaststelt of een
perceel vrij is van aardappelcysteaaltjes wordt binnen de EU
gestandaardiseerd. Voor Nederland betekent dit dat er in bepaalde
gevallen grotere monsters moeten worden genomen en in andere gevallen
kleinere monsters. Het mogen nemen van kleinere monsters is verbonden
aan bepaalde voorwaarden.
Net als in de oude richtlijn wordt bij een vondst van
aardappelcysteaaltjes een besmetverklaring opgelegd op een terrein. De
eisen aan de afbakening van dit terrein zijn aangescherpt. De
afbakening dient plaats te vinden op basis van wetenschappelijke
inzichten over de verspreiding van het aardappelcysteaaltje op een
perceel. De periode waarbinnen een besmet verklaard terrein opnieuw
onderzocht mag worden, wordt aan minimumnormen verbonden. Indien een
bestrijdingsmaatregel wordt getroffen wordt dit minimaal drie jaar, in
overige gevallen minimaal zes jaar.
De eisen van de richtlijn voor ander voortkwekingsmateriaal dan
pootaardappelen worden verlaagd. Er gelden alleen nog gespecificeerde
eisen voor waardplanten (planten die vatbaar zijn voor het
aardappelcysteaaltje) en bepaalde planten die in rotatie met
aardappelen worden geteeld. De nieuwe richtlijn biedt ruimte voor een
lichter regime voor niet-waardplanten. Naast de teelt op
aardappelcysteaaltjesvrije grond, laat de nieuwe richtlijn toe dat
deze producten na de oogst volgens een goedgekeurde methode grondvrij
worden gemaakt.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit