De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Uw brief SZW07-B-027
Doorkiesnummer Ons kenmerk ARBO/A&V/2007/20288
Faxnummer Datum 11 juni 2007
Onderwerp Antwoord op vraag FNV inzake werkgeversplicht te
streven naar verbetering veiligheid en gezondheid
werknemers
Op verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid dd. 6 juni 2007
beantwoord ik bij deze de vraag die de commissie mij gesteld heeft. De commissie heeft een
reactie ontvangen van de FNV op mijn brief aan de FNV van 14 mei 2007. In die brief ben ik
ingegaan op de vragen van de FNV over de verplichting van de werkgever een beleid te voeren
gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. De commissie vraagt nu antwoord op de
volgende vraag:
Mag een individueel bedrijf, zonder dat daar economische, technische of operationele redenen
voor zijn, een oplossing/middel voor een arborisico dat inmiddels geïmplementeerd is in het
bedrijf en waarmee men voorop loopt in de sector of branche deze oplossing bij nader
inzien intrekken en als het ware weer "terugschakelen" naar oplossingen en middelen die in de
branche als gemiddeld en meest gebruikt worden gezien? Welke betekenis moet worden
gegeven aan de begrippen "stand van de techniek" en "stand van de wetenschap"?
In het algemeen kan gesteld worden dat een individuele werkgever op grond van de
Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) zorg moet dragen voor de veiligheid en gezondheid van
de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. De werkgever dient daartoe een
beleid te voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. Bij die
beleidsvoeringverplichting dient de werkgever een aantal algemene uitgangspunten in acht te
nemen (zoals onder meer aanpak van gevaren en risico's in eerste aanleg bij de bron) en te
letten op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening (artikel 3, eerste lid). De
werkgever dient het aldus gevoerde arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig te toetsen aan de
ervaringen die daarmee zijn opgedaan en dient de genomen maatregelen aan te passen zo
dikwijls als de opgedane ervaringen daartoe aanleiding geven (artikel 3, vierde lid). De
beleidsvoeringverplichting houdt voor de werkgever tevens de verplichting in een schriftelijke
risico-inventarisatie en evaluatie op te stellen en in het kader daarvan in een plan van aanpak
de in verband met de geïnventariseerde risico's te nemen maatregelen aan te geven. Ook de
Ons kenmerk ARBO/A&V/2007/20288
risico-inventarisatie en -evaluatie en het daarvan deel uitmakende plan van aanpak dienen te
worden aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of
werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe
aanleiding geven (artikel 5, lid 4).
In de Arbowet zijn in artikel 3 twee toetsingscriteria opgenomen:
1. de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening;
2. het principe dat maatregelen alleen behoeven te worden genomen als deze in redelijkheid
van de werkgever kunnen worden gevergd (het redelijkerwijs principe).
Het toetsingscriterium `stand van de wetenschap en professionele dienstverlening' houdt niet
in dat steeds de, uit het oogpunt van veiligheid en gezondheid, meest doeltreffende van alle
mogelijke maatregelen getroffen moet worden. Wel dienen die maatregelen genomen te
worden die door vakdeskundigen in brede kring worden aanvaard als toepasbaar in de praktijk.
Het begrip `stand van de techniek' komt in de Arbowet niet voor. In het spraakgebruik wordt
deze term wel gebezigd en is dan veelal synoniem met bovenstaande uitleg van stand van de
wetenschap en professionele dienstverlening.
Het toetsingscriterium dat maatregelen niet behoeven te worden genomen als deze in
redelijkheid niet van een werkgever kunnen worden gevergd heeft tot doel een afweging van
het belang van de veiligheid en gezondheid van werknemers tegen andere belangen mogelijk
te maken. Hierbij spelen de technische1, operationele2 en economische3 haalbaarheid een rol.
Algemeen uitgangspunt daarbij is dat in beginsel het doelstellingenniveau dat de Arbowet stelt
niet ter discussie staat. Maar dat toegespitst op de concrete situatie van een individueel bedrijf
de uitvoeringsmodaliteit, de wijze waarop of het tijdpad waarin het doelstellingenniveau
bereikt kan worden ter discussie staat.
Uit het voorgaande volgt dat in het algemeen een individuele werkgever verplicht is een
arbeidsomstandighedenbeleid te voeren waarbij rekening gehouden wordt met de stand van de
wetenschap en de professionele dienstverlening in bovenbedoelde zin. Daarbij kan een
individuele werkgever, onder verwijzing naar de technische, operationele of economische
haalbaarheid, na een afweging van belangen, van mening zijn dat het nemen van bepaalde
maatregelen in redelijkheid (nog) niet (meer) van hem kan worden verlangd. Zonder bedoelde
1 Technische haalbaarheid: werkgevers dienen zich in beginsel te houden aan hetgeen overeenkomt met de
algemeen erkende stand van de wetenschap en professionele dienstverlening en met de stand van de betreffende
wetenschap en professionele dienstverlening in de betrokken bedrijfstak.
2 Operationele haalbaarheid: situatie waarbij bepaalde maatregelen toch niet genomen worden, omdat zij in een
ander opzicht de arbeidsomstandigheden van werknemers weer bedreigen.
3 Economische haalbaarheid: heeft met name betrekking op te hoge absolute kosten en verstoorde
concurrentieverhoudingen.
---
Ons kenmerk ARBO/A&V/2007/20288
afweging kan en mag een individuele werkgever niet afzien van het nemen van bepaalde
maatregelen of al genomen maatregelen weer intrekken.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid