Lijst van vragen over BZ-jaarverslag
Kamerstuknummer : 31031V-1
Vragen aan : Ministers van Buitenlandse zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking
Commissie : Buitenlandse Zaken
Adjunct-griffier : Van Toor
Nr Vraag Blz
van tot
1 Kan een gespecificeerd overzicht verstrekt worden van de oorspronkelijke en definitief 0
gerealiseerde uitgaven voor"voedselzekerheid in Afrika" en in relatie daarmee de
Nederlandse bijdragen aan de FAO en de Wereldbank?
In de begroting en jaarverslag 2006 zijn geen aparte doelstellingen, specifieke resultaten of
financiële middelen bestemd voor het thema "voedselzekerheid in Afrika". Het is dan ook
niet mogelijk om een gespecificeerd overzicht te verstrekken van de oorspronkelijke en
definitief gerealiseerde uitgaven in de begroting voor voedselzekerheid in Afrika aangezien
niet op deze categorisering wordt begroot en gemonitord. Maar zoals beschreven in de
kamerbrief over structurele oorzaken van honger (TK 29237 Nr 54, 2006-2007) worden er
verschillende activiteiten ondernomen die direkt of indirekt de voedselzekerheid
bevorderen. Dit zijn met name activiteiten op het gebied van landbouw,
ondernemingsklimaat, milieu, irrigatie, HIV/Aids, gezondheidszorg, voeding etc. In Ghana
loopt bijvoorbeeld een langjarig schoolvoedingsprogramma dat lokaal geproduceerd
voedsel verstrekt aan leerlingen in het basisonderwijs. In Rwanda wordt het Cash-for
workprogramma uitgevoerd, waarbij cash bijdragen worden gegeven aan arbeiders in rurale
gebieden die mewerken aan het verbeteren van de infrastructuur. In het nederlandse
Partnershapsprogramma met de FAO is voedselzekerheid een van de drie thema's is. Op
basis van het managementinformatiesysteem blijkt dat in 2006 circa EUR 144 mln. is
uitgegeven aan activiteiten met duidelijke voedselzekerheidcomponenten. Uitgaven die zijn
verantwoord onder vele andere thema's in de begroting.
2 Hoe ziet de voortgang per partnerland eruit? Hoe staat dit in verhouding met de vooraf 0
gestelde doelen?
Het departementaal jaarverslag is een rapportage op hoofdlijnen, waardoor het weergeven
van de voortgang per sector en partnerland niet mogelijk is. Mede om deze reden is het
Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2005 gestart met de tweejaarlijkse rapportage
"Resultaten in Ontwikkeling". Dit rapport is tegelijkertijd met het jaarverslag aan uw kamer
aangeboden om de voortgang in de sectoren en de partnerlanden weer te geven. Het rapport
bevat ook een CD-rom met landenfiches, welke een gedetaileerd beeld geven van de
voortgang in de sectoren in de partnerlanden in relatie tot de in nationale
armoedestrategieën (Poverty Reduction Strategy Papers - PRSP's) gestelde doelen. In de
partnerlanden monitoren overheden en donoren gezamenlijk de voortgang bij het bereiken
van de in hun samenwerking gestelde doelen door middel van Performance Assessment
Frameworks.
1/15
3 14
Kunt u concrete voorbeelden geven van de verwezenlijking van een geïntegreerd
buitenlands beleid in China, India en Indonesië?
Voor de drie landen (China, India, Indonesië) is in juni 2006 een interdepartementaal
afgestemde en door de Ministerraad bekrachtigde beleidsnotitie aan de Kamer gezonden.
Daarin wordt beschreven hoe de relaties met deze landen zullen worden geïntensiveerd en
hoe een geïntegreerd buitenlands beleid in deze landen zal worden vormgegeven. Voor alle
drie de landen geldt dat regelmatig interdepartementaal overleg wordt gevoerd over de
uitvoering van deze beleidsnotities. Hieronder volgen per land enkele concrete
voorbeelden.
China
- Om te komen tot een betere coördinatie en clustering van de samenwerking met
China stelt de Nederlandse overheid in overleg met de betrokken actoren een
overzicht op van coördinatiepunten per cluster (welvaart, politiek, duurzaamheid,
maatschappij) of thema (bijvoorbeeld handel, technologie, waterbeheer, cultuur of
mensenrechten).
- Zo heeft het ministerie van Economische Zaken de coördinatie van het cluster
welvaart op zich genomen. Concreet betekent dit dat de Dutch Trade Board, in
publiek-private samenwerking met EZ, een integrale China-missiekalender heeft
opgesteld. Daarin zijn opgenomen de officiële bezoeken met een economische
component van bewindslieden, de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam,
Utrecht, Den Haag), vier provincies (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en
Flevoland) en het bedrijfsleven. De bezoeken zullen in tijd en inhoudelijk op
elkaar worden afgestemd.
- Daarnaast wordt gewerkt aan een meer programmatische samenwerking op
thema's van gemeenschappelijke belang, waar Nederland en China elkaar iets te
bieden hebben op het gebied van technologie, handel en investeren. Deze
programmatische aanpak richt zich in eerste instantie op de volgende thema's:
food & nutrition, energietechnologie, de creatieve industrie, biotechnologie en
gezondheid. Samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen wordt door EZ met
andere betrokken departementen gewerkt aan een meerjarige programmatische
aanpak op deze gebieden.
- Op energiegebied wordt een gezamenlijk werkplan voorbereid tussen de
ministeries van BZ, EZ en VROM, met een belangrijke commerciële component.
- Op het gebied van waterbeheer wordt intensief samengewerkt tussen het ministerie
van V&W, het bedrijfsleven en kennisinstellingen, in goed overleg met de
ministeries van EZ en VROM. De samenwerking heeft een sterk commerciële
component en is tevens gericht op kennisuitwisseling.
- Een ander concreet voorbeeld van geïntegreerde aanpak van verschillende
departementen betreft het Seminar on Food and Nutrition dat op 16 mei jl. werd
geopende door Minister Verhagen van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek aan
Peking. Het seminar gaf de start aan van een meerjarige programmatische
samenwerking tussen Nederland en China op dit gebied. Aan NL overheidszijde
zijn met name de ministeries van LNV en EZ nauw betrokken. Nederland heeft
mondiale expertise in het hoogwaardige (innovaties) segment van de
landbouwsector. De Chinese overheid heeft op basis van een aantal
2/15
maatschappelijke vraagstukken gevraagd om de Nederlandse expertise. Doel van
dit seminar was enerzijds het verdiepen van een zevental geselecteerde potentiële
samenwerkingsgebieden binnen Food & Nutrition en anderzijds commitment
krijgen van Nederlandse en Chinese bedrijven en kennisinstellingen om een
programmatische samenwerking op te stellen.
- De mensenrechtensituatie in China wordt door NL nauw gevolgd. Het is staand
beleid dat deze problematiek zowel in bilaterale gesprekken als via de
halfjaarlijkse EU-mensenrechtendialoog (meest recent 14-15 mei 2007) en VN-
fora aan de orde wordt gesteld. Bilateraal wordt het onderwerp besproken tijdens
bezoeken van met name de minister van Buitenlandse Zaken (16-17 mei 2007), de
mensenrechtenambassadeur (december 2006), alsook van bewindslieden van
andere ministeries op hun relevante terreinen.
- Op het terrein van de arbeidsrechten/-verhoudingen in China vindt nauw overleg
en afstemming plaats tussen de ministeries van EZ (maatschappelijk verantwoord
ondernemen), BZ (mensenrechten), Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(arbeidsverhoudingen, sociale voorzieningen), werkgevers- en
werknemersorganisaties.
India
- Na afronding van de OS-relatie met India is de samenwerking met dit land verbreed
en heeft met name een economisch accent gekregen. De Indiase economische groei
biedt kansen voor Nederland en niet alleen als backoffice van de wereld. Kansen
voor innovatie en joint ventures op het terrein van technologie en wetenschap zijn
aanwezig. Prioriteiten in de economische samenwerking betreffen o.a. intensivering
van de handel en investeringen op vijf veelbelovende prioritaire sectoren
(infrastuctuur/water, logistiek, agrosector, ICT, biotechnologie), technisch
wetenschappelijke samenwerking (wetenschappelijk onderzoek, hoger onderwijs),
culturele samenwerking (cultureel erfgoed op vele terreinen) en Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (MVO). Dit biedt goede mogelijkheden voor een
integrale aanpak door de diverse betrokken departementen (met name EZ, BZ,
OCW, V&W, LNV).
- Ten aanzien van economische belangenbehartiging coördineert EZ een geïntegreerde
benadering via de India Werkgroep van de Dutch Trade Board, waaraan ook het
bedrijfsleven deelneemt. BZ participeert hierin en streeft ernaar onder andere
knelpunten op het gebied van de consulaire dienstverlening recht te trekken.
- Op handelsgebied is de EU voornemens om te komen tot een handels- en
investeringsverdrag met India. De Nederlandse standpuntbepaling komt in nauw
overleg met EZ tot stand.
- Op cultureel terrein is de intentie om tot een Nederlandse culturele strategie te komen
in samenspraak tussen BZ, OCW en EZ.
Indonesië
- Met de ministeries van LNV en VWS wordt nauw samengewerkt naar aanleiding
van Indonesisch verzoek voor ondersteuning op het gebied van het bestrijden van
vogelgriep gericht op capaciteitsversterking door middel van overdracht van
kennis.
3/15
- Maar ook de sector milieu en klimaat vormt een belangrijk thema. Zo wordt er in
overleg met VROM en LNV steun gegeven aan een consortium van lokale NGO's
om veengebieden en bossen in Centraal-Kalimantan te herstellen en beschermen.
Het gaat om het stoppen van de branden, het nat houden van de venen en het
verbeteren van de levensstandaard van de getroffen bevolking.
- Daarnaast coördineert het ministerie van Buitenlandse Zaken met het ministerie
van Economische Zaken het thema investeringsklimaat en economisch beleid. Zo
wordt door middel van een agenda voor strategische bedrijvenmissies, door
departementen onderling de timing en inhoud van bedrijvenmissies afgestemd.
- Daarnaast wordt samengewerkt op publiek - private samenwerking voor kansrijke
marktsectorcombinaties via platformvorming en programmatische aanpak.
- Er wordt gewerkt aan de invulling en formalisering van een door Indonesische en
Nederlandse overheid overeen te komen Comprehensive Partnership Agreement
waarin alle facetten van de brede samenwerkingsrelatie worden vervat. Dit betreft
een uitwerking van een structurele en reguliere dialoog binnen de bilaterale
samenwerking over internationale en nationale aangelegenheden, samenwerking
ter bevordering van stabiliteit en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking (thema's
onderwijs, water en sanitatie, milieu en biodiversiteit, goed bestuur en versterken
van de rechtsstaat, bevorderen van het investeringsklimaat), economische
samenwerking en als laatste culturele en justitiële samenwerking. Bij de uitvoering
van het Comprehensive Partnership zijn zowel overheid als maatschappelijk
middenveld betrokken.
4 Kunt u aangeven of het vernieuwde VN Central Emergency Response Fund, waarvan 15
Nederland een van de grootste donoren is, tot meer effectiviteit in het optreden van de VN
heeft geleid?
Het CERF functioneert ruim één jaar. Verschillende rapporten zijn inmiddels uitgebracht,
waaronder een rapport van Oxfam-Novib en een rapport dat in opdracht van de Verenigde
Naties is uitgevoerd: `CERF: Review of First Year of Operations'. Genoemde rapporten
zijn over het algemeen positief over de resultaten van het fonds en geven aanbevelingen
voor verdere verbetering. Het feit dat organisaties moeten concurreren om CERF-bijdragen
leidt tot betere prioriteitstelling en versterking van de positie van de humanitaire
coördinator.
5 Kunt u aangeven in welke gebieden in 2006 meer mensenrechtenactiviteiten werden 15
gefinancierd dan in voorgaande jaren, in het bijzonder in het Midden-Oosten, en zijn er
aanwijzingen dat dit ook geleid heeft tot meer resultaat? Zo ja, op welke concrete vlakken?
In 2006 werden meer mensenrechtenactiviteiten gefinancierd dan in voorgaande jaren, in
het bijzonder in het Midden-Oosten. In 2005 bedroegen de uitgaven EUR 9,0 miljoen,
waarvan EUR 1,5 (16%) miljoen voor het Midden Oosten. Het afgelopen jaar steeg dit naar
EUR 11,4 miljoen, waarvan EUR 2,2 miljoen (19%) voor het Midden Oosten.
Wat het Midden-Oosten betreft zijn de uitgaven in Syrië, Irak en Jordanië meer dan
verdubbeld. Ook Libanon, Iran en Israel lieten stijgingen zien. In Koeweit werd in 2006
voor het eerst geld besteed aan mensenrechtenactiviteiten.
Significante stijgingen vonden tevens plaats in Nigeria, Costa Rica, Democratische
Republiek Congo en Thailand. In Algerije en Namibië werden in 2006 voor het eerst
uitgaven gedaan in het kader van de Faciliteit Strategische Activiteiten voor mensenrechten
en goed bestuur.
Concrete resultaten in het Midden-Oosten omvatten onder meer: de versterking van een
4/15
informatiecentrum over mensenrechten in Algerije, de opzet van op vrouwen gerichte
mensenrechteneducatieprogramma's in Jordanië, Libanon, Syrië en Israël, en verbeterde
rechtstoegang voor kwetsbare groepen in Jordanië en Israël.
6 Wat zijn de redenen dat de geplande bezoeken van de mensenrechtenambassadeur aan Iran, 16
Cuba, Birma, Indonesië en Egypte "helaas geen doorgang konden vinden"?
De redenen voor het niet doorgaan van genoemde bezoeken waren verschillend. Het bezoek
aan Egypte stond gepland voor september 2006, maar kon pas doorgang vinden in februari
2007, nadat het doel van de reis verduidelijkt was. Aan de Kamer is een verslag van de reis
toegegaan. Het geplande bezoek aan Indonesie is destijds in gezamenlijk overleg met de
Indonesische autoriteiten uitgesteld gezien het groot aantal inkomende bezoeken aan
Jakarta. Met het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken wordt momenteel
gekeken naar een geschikt moment voor het bezoek waarbij een relatie zal worden gelegd
met de bilaterale dialoog met Indonesie zoals momenteel wordt uitgewerkt in een nader
over een te komen Comprehensive Partnership overeenkomst tussen Indonesië en
Nederland.
De mensenrechtenambassadeur was voornemens zijn bezoek aan Thailand en Cambodja
voorjaar 2006 te combineren met een bezoek aan Birma. Kort voor het geplande bezoek
werd echter duidelijk dat hem geen visum verstrekt zou worden. Inzake Iran en Cuba bleek
al tijdens voorbereidende gesprekken met de autoriteiten van beide landen, dat het niet
mogelijk zou zijn om met de overheid over de algemene mensenrechtensituatie ter plaatse
te spreken. De mensenrechtenambassadeur was vervolgens van mening dat het geen zin had
om naar Iran af te reizen. De EU-Iran mensenrechtendialoog ligt momenteel overigens stil.
De EU heeft aangeven bereid te zijn de dialoog voort te zetten, maar het initiatief daarvoor
ligt bij Iran. Een visumaanvraag voor een bezoek aan Cuba is wel ingediend, maar werd
geweigerd.
7 Wat is de Nederlandse inzet om ervoor te zorgen dat de nieuwe Mensenrechtenraad spoedig 16
effectief zal kunnen opereren en dus wél in staat zal zijn om mensenrechtenschenders
krachtig te veroordelen en overeenstemming te bereiken over belangrijke thematische
mensenrechtenkwesties?
Nederland hecht er groot belang aan dat de Mensenrechtenraad een effectief forum is voor
de behandeling van mensenrechtensituaties alsmede mensenrechtenthema's. De uitkomst
van de onderhandelingen over de institutionele inrichting van de Raad zijn hierbij van
cruciale betekenis. De onderhandelingen bevinden zich in de eindfase. Nederland behoort
zowel binnen de EU als daarbuiten tot de belangrijkste pleitbezorgers van een sterke en
daadkrachtige Mensenrechtenraad. Voor wat betreft de institutionale inrichting zal
Nederland zich blijven inzetten voor het behoud van onafhankelijke
mensenrechtenrapporteurs, een gedragscode voor de Speciale Rapporteurs die de
onafhankelijkheid van mandaathouders garandeert en de verantwoordelijkheden van staten
benadrukt, een universal periodic review waar NGO's en onafhankelijke experts een
bijdrage aan kunnen leveren en die een concrete uitkomst oplevert en een algemeen en
flexibel werkprogramma, dat per jaar wordt vastgesteld. Nederland blijft zich verzetten
tegen aparte vaste agendapunten voor specifieke landen of regio's. Voor een uitgebreide
uiteenzetting van de onderhandelingsinzet, verwijs ik u graag naar mijn brief van 31 mei
2007 (kenmerk DMV/MR-07/163).
Nederland werd onlangs herkozen als lid van de Raad voor een termijn van drie jaar. Deze
herverkiezing stelt Nederland in staat om zich sterk te blijven maken voor een Raad die
effectief en geloofwaardig opereert. Een goede inzet levert echter niet per definitie goede
resultaten op, omdat Nederland en gelijkgezinde landen zich in een minderheidspositie
bevinden. Het is des te meer van belang om coalities te sluiten met gematigde landen uit
andere regionale en overige groepen die veelal een andere positie innemen. Het is daarbij
van belang om op een constructieve manier tot oplossingen te komen die de effectiviteit en
geloofwaardigheid van de Raad versterken en aanvaardbaar zijn voor een meerderheid van
de Raad. De door de EU ingediende resolutie over de mensenrechtensituatie in Darfur
kwam op deze manier tot stand en werd tijdens de vierde zitting in maart jl. met consensus
5/15
aangenomen. Dit mag met recht een succes worden genoemd.
8 Wat zijn de effecten en de follow-up van het beleidsdocument over 19
energievoorzieningszekerheid dat Hoge Vertegenwoordiger van de EU Solana en de
Europese Commissie hebben uitgebracht?
Het beleidsdocument over energievoorzieningszekerheid van HV Solana en de Commissie
heeft er mede in geresulteerd dat het vraagstuk van energievoorzieningszekerheid in vrijwel
alle bilaterale dialogen van de EU op de agenda staat (de EU-China top, de EU-India top,
de EU-VS top, EU-Rusland top, ASEM, de Euro-Mediterrane dialoog, etc.). Energie maakt
nu ook onderdeel uit van de diverse beleidsdocumenten die de EU opstelt, bijvoorbeeld de
Centraal Azië strategie. Een andere tastbare uitkomst van het beleidsdocument van HV
Solana en de Commissie is de oprichting van een netwerk van `Energie-correspondenten',
die de verbinding moeten leggen tussen het traditionele GBVB en het nieuwe beleidsterrein
van energievoorzieningszekerheid.
9 Hoe wordt momenteel de werking en effectiviteit van het Tijdelijk Internationale 20
Mechanisme voor hulp aan de Palestijnse bevolking geëvalueerd? Indien de uitkomst
hiervan positief is, wordt er dan over nagedacht een dergelijk mechanisme ook in de
toekomst in te zetten?
Uitgaven van het TIM worden nauwlettend gecontroleerd om te verifiëren dat donorgelden
correct besteed worden. De door de Europese Comissie geleide TIM management unit in de
Palestijnse Gebieden volgt de afhandeling van betalingen en rapporteert hierover
regelmatig aan de donoren en overige betrokken partijen.
Daarnaast vindt een driemaandelijkse evaluatie van het mechanisme plaats in het licht van
besluitvorming over eventuele verlenging. Het TIM is in oktober 2006 door de EU en het
Kwartet bekrachtigd. Het mechanisme is sindsdien vier keer met een termijn van drie
maanden verlengd, laatstelijk eind mei jl. voor de periode juli-september.
10 Hoe evalueert u, in het licht van de huidige ontwikkelingen in Sudan, de Nederlandse 21
bijdrage aan de uitvoering van het vredesakkoord en de wederopbouw van de regio?
Het Comprehensive Peace Agreement blijft de ruggengraat voor stabiliteit en vrede in
Sudan. Hoewel de implementatie op een aantal belangrijke onderwerpen vertraging heeft
opgelopen, heeft het vredesakkoord geleid tot een aanzienlijke afname van
gewelddadigheden in het zuiden en is een aanvang gemaakt met de wederopbouw.
Nederland maakt zich met partners sterk voor versnelde, zichtbare resultaten voor de
bevolking en zal hiertoe onder meer nauw blijven toezien op een verbeterde werking van
het Multi-Donor Trust Fund voor Zuid-Sudan. De verwachting bestaat dat na een trage
start, door capaciteitsgebrek van de overheid en coordinatieproblemen tussen WB en VN,
in 2007 zichtbare resultaten bereikt worden.
Ten aanzien van het Darfur Peace Agreement is de situatie somberder. Van wederopbouw
in
Darfur is nog geen sprake. Het bijeenbrengen van de rebellengroeperingen en het verhogen
van stabiliteit door een effectieve vredesmacht in Darfur blijven de belangrijkste
voorwaarden voor de afname van geweld in deze regio. Nederland is een van de
belangrijkste bilaterale donoren van AMIS en speelt door middel van deelname aan het
Joint Mediation Support Team van de AU/VN envoys Eliasson en Salim ook een rol in het
politieke proces. Tevens wordt nauw overlegd met alle partijen wanneer en op welke wijze
het wederopbouwproces een doorstart kan maken.
11 Waaruit blijkt dat de VS-positie t.a.v. het Internationaal Strafhof en de verplichtingen van 27
het Statuut in positieve zin is beïnvloed?
6/15
Nederland heeft, in nauwe samenwerking met EU-partners, stelselmatig zich voordoende
mogelijkheden benut om de VS-positie ten aanzien van het Internationaal Strafhof (ISH) in
positieve zin te beïnvloeden. De VS kiest nu in de discussie in het algemeen een meer
gematigde toon. Daarbij wordt de overeenstemming over het doel vooropgesteld, namelijk
de bestrijding van straffeloosheid van plegers van de meest ernstige misdrijven. In het
internationaal overleg met betrekking tot de situatie in Darfur/Sudan en Uganda, en ook in
uitlatingen daarover in de media, stelt de VS zich constructief op ten aanzien van de
werkzaamheden van het ISH. De VS zelf benadrukt dat hier sprake is van een pragmatische
houding, die de principiële bezwaren die men koestert tegen het ISH onverlet laat.
12 Als voorbeeld van het realiseren van de beleidsprestaties van operationele doelstelling 7 35
(goed bestuur in prioritaire landen) wordt het opzetten van een debatcentrum in Novisibirsk
aangehaald. Kunnen wellicht meer fundamentelere voorbeelden aangegeven worden die
aantonen dat de beleidsprestaties onder deze doelstelling zijn gerealiseerd?
Het met Matra-steun opgezette debatcentrum heeft sinds september het publieke debat
aangezwengeld en heeft goed bestuur als onderwerp op de agenda gezet in deze derde stad
van Rusland. Zodoende is de burger beter in staat het bestuur ter verantwoording te roepen.
Daarnaast is in Rusland afgelopen jaar met geld uit het Matra programma onder meer het
Burgerlijk Wetboek voltooid. Nederlandse juridische experts gaven daarbij hun inbreng.
Deze samenwerking met de Russische Presidentiële Administratie is gecoördineerd door
het Centre for International Legal Cooperation. Aan het Centre for International Legal
Cooperation uit Leiden is tevens een subsidie toegekend voor het creëren van
rechtshulpkantoren in de Rusland. Tevens lopen Matra-projecten ter versterking van het
instituut van de Ombudsman in de Rusland, uitgevoerd door het Nederlands Helsinki
Comité, en ter ontwikkeling van de werking van nationale en regionale parlementen,
uitgevoerd door het East West Parliamentary Practice Project en met betrokkenheid van
uw Kamer. Vergelijkbare Goed Bestuur projecten zijn het afgelopen jaar geïnitieerd in de
andere Matra-landen.
13 Gesteld wordt dat de ratificatie van het Energiehandvest niet is bevorderd. Mag daaruit 35
geconcludeerd c.q. afgeleid worden dat Nederland de verdere ratificatie van dit initiatief
niet langer steunt?
De tekst in het jaarverslag blijkt onduidelijk te zijn. De ratificatie van het Energiehandvest
door Rusland is wel degelijk bevorderd. Regelmatig wordt in bilaterale kontakten tussen de
EU en Rusland ratificatie van het Handvest gevraagd. Ook is door het secretariaat van het
Handvest een ad hoc groep ingesteld waarin mogelijkheden worden onderzocht om toch tot
overeenkomst met Rusland te geraken. Deze inspanningen hebben helaas nog niet in
ratificatie geresulteerd, vandaar dat bij de vraag of de doelstelling werd gerealiseerd `nee'
werd ingevuld.
14 Kunt u aangeven hoe de toename van de landbouwsubsidies in OESO landen (p. 50) zich 44
verhoudt tot operationele doelstelling 3 (een effectief, efficiënt en coherent optreden van de
EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of regio's) en de opmerking dat de doelstelling
op het gebied van een vergrote OS-coherentie binnen de Europese beleidsinspanningen op
het gebied van handel (WTO en EPA's) door middel van een systematische screening bij
beleidsformulering op effecten op ontwikkelingslanden is gerealiseerd?
De totale landbouwsteun aan producenten in de landbouw in OESO-landen via overheden
(met subsidies en productiebeheersing) en consumenten (via marktbescherming in de vorm
van tarieven) is volgens de OESO relatief stabiel gebleven in de periode 2000-2005. De
totale steun aan producenten in de landbouwsector bestaat echter uit meer dan alleen
productie-gerelateerde subsidies en omvat ook niet of nauwelijks handelsverstorende
subsidies voor directe inkomenssteun, infrastructuur en R&D. Over dezelfde periode valt
voortgang te noteren in het berperken van de meest handelsverstorende steunvormen, met
name in de EU, door ontkoppeling van subsidies van productie. Nederland en de EU blijven
zich in de Doha ronde inzetten voor meer wederkerige marktopening door
7/15
tariefverlagingen, vermindering en disciplinering van handelsverstorende steun (inclusief
exportsteun) in met name OESO-landen. Ook moet in de nieuwe WTO-spelregels rekening
worden gehouden met speciale omstandigheden van ontwikkelingslanden. Die doelen zijn
vooralsnog niet bereikt omdat de onderhandelingen in de WTO nog niet zijn afgerond.
Onenigheid tussen partijen over de mate van ambitie bij de marktopening en de
vermindering van handelsverstorende landbouwsubsidies is een belangrijke reden voor de
huidige impasse. Voor de actuele stand van zaken in de onderhandelingen en inzet van
Nederland zij verwezen naar de reguliere rapportage van de Staatssecretaris van
Economische Zaken over de Doha ronde.
De systematische screening op effecten op ontwikkelingslanden betreft nieuwe
wetgevingsvoorstellen van de Commissie en wordt meegenomen in de Nederlandse
standpuntbepaling (in de zogenaamde BNC-fiches) in Brussel. Waar voorstellen voor
hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of marktordeningen voor
specifieke landbouwproducten zoals suiker, katoen, groente en fruit, aan de orde waren,
zijn steeds door Nederland de effecten op ontwikkelingslanden meegenomen. Inzet was de
handelsverstorende effecten weg te nemen of te mitigeren. In het kader van de zogenaamde
Economic PartnershipPartnership Agreements (EPA's) tussen de EU en de ACS-landen
wordt niet onderhandeld over vermindering van landbouwsteun in de EU.
15 Voor welke activiteiten op het gebied van ondernemingsklimaat in partnerlanden worden de 47
verplichtingenbudgetten verlaagd? Wat is hiervoor de reden?
Onder de paraplu van ondernemingsklimaat valt een groot aantal activiteiten op het gebied
van hervormingen in wet- en regelgeving, toegang tot financiële diensten, toegang tot
markten en markt ontwikkeling, aanleg infrastructuur en de ontwikkeling van kennis en
vaardigheden bij lokale bedrijven. In een aantal gevallen is het verplichtingenbudget
neerwaarts bijgesteld omdat activiteiten in partnerlanden trager uitgevoerd worden dan
gepland. Aan een vertraagde uitvoering liggen veelal externe factoren ten grondslag.
Een voorbeeld van vertraagde uitvoer is een activiteit die in samenwerking met de overheid
in Bolivia is uitgevoerd. Door een drastische verlaging van de ambtenarensalarissen aldaar
is een groot aantal ambtenaren op zoek gegaan naar een andere werkkring. Dit had tot
gevolg dat de capaciteit die benodigd was om de geplande activiteiten ter hand te nemen,
niet meer aanwezig bleek. Daarnaast heeft het opstellen van het Nationaal
Ontwikkelingsplan meer tijd gevergd dan voorzien, hetgeen eveneens vertraging opleverde
voor de uitvoering van de geplande activiteit.
16 Waarom maakte de NIO minder aanspraak op garanties? 47
De NIO maakte minder aanspraak op de garanties internationale samenwerking vanwege
het feit dat op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken kwijtscheldingen zijn
doorgevoerd op de leningenportefeuille van de NIO. Het betreft hier een kwijtschelding aan
Nigeria.
8/15
17 Kan een specificatie gegeven worden van de uitgaven onder artikel 4.3 "ondernemingsklimaat 4 48
ontwikkelingslanden" en de daarbij behorende begrote uitgaven? Welke consequenties worden er 7
voor de komende jaren getrokken uit de onderbesteding op het Programma Samenwerking
Opkomende Markten (PSOM) in 2006?
Specificatie uitgaven ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden 2006
Onderdeel Uitgaven Begroting
Programma's private sectorontwikkeling door ambassades EUR 47,8 miljoen EUR 57,9 miljoen
Bijdragen multilaterale programma's private sectorontwikkeling EUR 13,5 miljoen EUR 5,9 miljoen
Thematische medefinancieringsprogramma's EUR 20,7 miljoen EUR 18,2 miljoen
Financiële sectorontwikkeling via FMO EUR 199,8 miljoen EUR 68,3 miljoen
Investeringen in infrastructuur (ORET en MOL fonds): EUR 158,7 miljoen EUR 138,1 miljoen
Overdracht kennis en vaardigheden (CBI, PUM en PSOM): EUR 50,8 miljoen EUR 55,5 miljoen
Overige private sectorontwikkeling activiteiten EUR 13,1 miljoen EUR 11,8 miljoen
De onderbesteding op het PSOM-programma in 2006 wordt verklaard in de beantwoording van
vraag 20 over het BZ-jaarverslag. Inmiddels is het programma op stoom gekomen en neemt het
aantal aanvragen toe, waarmee de mogelijkheden die het PSOM biedt beter worden benut door het
bedrijfsleven.
18 Waarom wordt genoemde landen dit jaar geen of minder macrosteun verleend? 4
---
De redenen voor het niet verlenen van macrosteun zijn uiteenlopend.
In Bolivia vonden in 2006 presidentsverkiezing plaats. De winst van oppositiekandidaat Evo
Morales leidde tot een compleet nieuwe machtsconstellatie met verreikende wijzigingen van het
sociaal-economisch beleid. De regering was niet in staat om al in 2006 een nieuw
armoedebestrijdingsplan op te stellen. Ook een heldere sociaal-economische beleidsstrategie
ontbrak. Hierdoor was het niet mogelijk om in 2006 steun te verlenen via de Boliviaanse
begroting.
In Macedonië wordt de macrosteun verleend in co-financiering met de Programmatic
Development Policy Loan (PDPL) van de Wereldbank. Aangezien door Macedonië in dat jaar niet
aan de door de bank gestelde conditionaliteiten voor een PDPL lening werd voldaan keerde de
Wereldbank niet uit.
Indien in 2007 wel aan de voorwaarden wordt voldaan zal in 2007 wel co-financiering van de
PDPL kunnen plaatsvinden.
Voor Nicaragua was oorspronkelijk gepland om in de begrotingssteun een bedrag van EUR 1
miljoen op te nemen als geoormerkte bijdrage aan de drinkwater en sanitatie sector. In de loop van
het jaar werd besloten om die middelen te besteden via Unicef. Van de oorspronkelijk geplande
EUR 11 mln werd derhalve EUR 10 mln aan begrotingssteun verleend.
19 Hoe heeft de vertraging bij de EBRD kunnen ontstaan? Waarom is het programma later gestart? 4
---
De betreffende vermelding is tot mijn spijt niet juist. Het betreft vertraging bij de uitvoering van
lopende projecten van de EBRD en de Wereldbank, niet bij het indienen van voorstellen voor
nieuwe projecten. Over de vertraging wordt regelmatig contact met deze instanties onderhouden.
Vaak zijn hier goede redenen voor, die echter een bijstelling van het uitputtingsschema
noodzakelijk maken.
9/15
20 Waarom bleef het aantal ingediende voorstellen inzake PSOM achter bij de verwachting? 4
Wanneer is de afronding te verwachten van het instrument ten behoeve van de ontwikkeling van 8
lokale markten? Wat is de reden van de achtergebleven liquiditeitsbehoefte van het assistent
deskundigenprogramma?
In 2004 is besloten het PSOM open te stellen voor alle partnerlanden. Daarmee steeg het aantal
landen waar gebruik gemaakt kan worden van het PSOM van 17 naar 40. Er kwamen minder
aanvragen dan verwacht, waardoor het aantal ingediende voorstellen minder snel groeide dan
verwacht. Inmiddels worden de mogelijkheden die het PSOM biedt volledig benut.
Het instrument ten behoeve van de ontwikkeling van lokale markten heeft de naam TCX (The
Currency Exchange) gekregen. Het is gericht op lokale kapitaalmarkten en zal naar verwachting
deze zomer gelanceerd worden.
De 5% lagere uitgaven voor het assistent deskundigenprogramma zijn veroorzaakt door
vroegtijdige contractbeëindiging van een aantal assistent deskundigen.
21 Welke landen krijgen incidentele macrosteun. Over hoeveel steun, uitgesplitst per land, hebben we 4
het hier? Welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag? 8
In 2006 kreeg alleen Moldavië incidentele macrosteun (betalingsbalanssteun), voor een bedrag
van 2,5 miljoen euro. Bij incidentele macrosteun gaat het om overbruggingssteun ter verlichting
van de negatieve macro-economische gevolgen van externe schokken. In het geval van Moldavië
betrof het de door Rusland afgekondigde boycot van de export van wijn en andere
landbouwproducten, met op de korte en middellange termijn grote negatieve gevolgen voor de
betalingsbalans. Wijn is het belangrijkste exportproduct van Moldavië. In maart 2007 werd de
Russische boycot uiteindelijk opgeheven.
22 Wanneer wordt het besluit over OESO-lidmaatschap verwacht? 5
---
Op woensdag 16 mei jl. is tijdens de jaarlijkse ministeriële OESO bijeenkomst (MCM) een
akkoord bereikt over het onderhandelingsmandaat van SG OESO inzake de uitbreiding van de
OESO.
· SG OESO heeft het mandaat gekregen om met Rusland, Estland, Chili, Slovenië en Israël te
praten over OESO-lidmaatschap.
· Daarnaast gaat SG OESO met Brazilië, India, China, Zuid-Afrika en Indonesië verkennende
gesprekken voeren over nauwere samenwerking en mogelijk lidmaatschap van de OESO.
· Tevens is afgesproken dat landen die een aanvraag voor lidmaatschap hebben ingediend of
gaan indienen individueel zullen worden beoordeeld. In deze laatst genoemde categorie vallen
o.a. Malta, Cyprus, Bulgarije, Roemenie, Letland en Litouwen.
Met een akkoord op het onderhandelingsmandaat is een eerste stap gezet in het OESO
uitbreidingstraject. Een besluit over daadwerkelijke toetreding van bovengenoemde landen wordt
niet op korte termijn verwacht.
23 Op welke knelpunten in het ondernemingsklimaat in 22 partnerlanden wordt gedoeld? Wat wordt 5
verstaan onder een toename van de economische bedrijvigheid? Wat wordt verstaan onder 3
meetbare additionele resultaten inzake de Publiek Private Partnerschappen? En onder vergrote
toegang tot financiële dienstverlening? Wat behelst de betrokkenheid van het bedrijfsleven in de
vijf landen? Welke landen betreft het?
De aanpak van de knelpunten in het ondernemingsklimaat heeft betrekking op verbetering van
wet- en regelgeving (zoals landrechten, bedrijfsvergunningen, bedrijfsregistratie en
arbeidswetgeving), vergrote toegang tot financiële diensten, verbetering van de markttoegang,
10/15
aanleg van infrastructuur en capaciteitsopbouw bij bedrijven. In de resultatenrapportage
(rapportage 2005-2006, p. 124-126) zijn de resultaten van de interventies op het terrein van private
sectorontwikkeling opgenomen. Onder toename van economische bedrijvigheid wordt verstaan
een toename van het aantal bedrijven, meer gebruik van financiële diensten en infrastructuur, groei
van investeringen, productie en export (zie rapportage 2005-2006, p. 120). Een voorbeeld van
toename van bedrijvigheid is de export van mango's vanuit Mali. De export is exponentieel
toegenomen van nihil eind jaren negentig tot meer dan 4000 ton in 2006, mede dankzij steun van
Nederland en de VS aan de professionalisering van de mangosector. Ook publiek private
samenwerking levert een bijdrage aan een toename van de bedrijvigheid en dus economische
ontwikkeling. De term additioneel betekent in dit geval dat publiek-private initiatieven in
samenhang met activiteiten gericht op verbetering van het ondernemingsklimaat, effectiever zijn
en een grotere kans van slagen hebben. Er wordt dus meer bereikt dan met een
overheidsinterventie alleen.
Het vergroten van de toegang tot financiële dienstverlening kan op verschillende manieren worden
uitgedrukt. Bijvoorbeeld het aantal huishoudens met een bankrekening, een spaarrekening of een
krediet, maar ook het aantal bedrijven met een lening. Door de kennis bij lokale financiële
instellingen te helpen ontwikkelen en de instellingen financieel te ondersteunen komen er meer
producten beschikbaar.
De betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de strijd tegen HIV/AIDS heeft verschillende vormen.
In Mozambique en Suriname bijvoorbeeld, gaat het om ondersteuning van lokale business
councils bij hun rol in de bestrijding van HIV/AIDS. Een ander voorbeeld is een
samenwerkingsverband van de multinationals Celtel, Heineken, Shell en Unilever. Deze groep
bedrijven heeft samen met Pharm Access en Nederland activiteiten opgezet gericht op het
invoeren van een zogenaamd HIV/Aids personeelsbeleid. Het gaat om uitwisseling van ervaringen
en vooral ook het onderzoeken op welke manier ook lokale bedrijven hiervan profijt kunnen
hebben. Dit is het geval in bv. Kenia, Tanzania, Rwanda en Zambia.
Deze samenwerking heeft in 2006 geleid tot een verbreding in de vorm van de oprichting van het
Health Insurance Fund. Dit fonds, ontwikkeld in samenwerking met verschillende actoren
waaronder verzekeraars in Nederland, is bedoeld om lokale verzekeraars te ondersteunen om
basisziektekostenverzekeringen te ontwikkelen voor lage inkomensgroepen. De premiebetaling
van deze groepen wordt gesubsidieerd. Het Health Insurance Fund is eind 2006 van start gegaan in
Nigeria.
24 Wanneer wordt de volgende stap gezet als vervolg op het vooronderzoek naar de mogelijkheden 5
een klantbeheersysteem te ontwikkelen? Wat behelst deze stap? 6
Na het vooronderzoek is het klantbeheersysteem (volledige naam: Trade Connect) door de
Economische Voorlichtingsdienst (EVD) daadwerkelijk ontwikkeld. Na een periode van
proefdraaien op een aantal pilotposten is de applicatie in april 2007 in gebruik genomen op de
economische afdelingen in het VK en Polen. Najaar 2007 zal Trade Connect uitgerold worden
over de economische afdelingen van de Nederlandse vertegenwoordigingen in de economisch
meest belangrijke landen.
25 Wat behelst het subsidiekader voor publiek private partnerschappen voor productontwikkeling 5
voor medicijnen? Wat voor medicijnen? Wanneer is dit subsidiekader gestart? Zijn er reeds 8
partnerschappen aangegaan? Zo ja, welke?
Vanwege de gebrekkige koopkracht in ontwikkelingslanden is de markt niet geïnteresseerd in het
investeren van de grote bedragen die nodig zijn voor onderzoek en ontwikkeling van nieuwe
geneesmiddelen en vaccins tegen ziektes die voornamelijk de arme bevolking treffen. Publiek-
private partnerschappen (PPP's) zetten zich in voor het ontwikkelen van die medicijnen en
middelen waarin de markt geen interesse heeft. Het subsidiekader beoogt middels een bijdrage
aan de PPP's het op de markt brengen van nieuwe medicijnen te bespoedigen.
Het subsidiekader richt zich op onderzoek naar en ontwikkeling van geneesmiddelen, vaccins,
microbiciden, diagnostiek en andere medische interventietechnieken, specifiek voor de
armoedegerelateerde volksgezondheidsproblemen aids, tuberculose en malaria.
In de Staatscourant van 29 mei 2006, nr. 102 / pag. 10 werd het subsidiekader gepubliceerd waarin
11/15
wereldwijd bestaande PPP's werden uitgenodigd aanvragen in te dienen voor een periode van
maximaal vier jaar. Na besluitvorming door de minister is op 1 november 2006 het
subsidieverleningtijdvak aangevangen. De looptijd is tot en met december 2009.
In totaal werden voorstellen van de volgende acht PPP's goedgekeurd met een totaalwaarde van
EUR 80,5 miljoen: International AIDS Vaccine Initiative (IAVI), International Partnership for
Microbicides (IPM), European Malaria Vaccine Initiative (EMVI), Medicines for Malaria
Venture (MMV), Drug for Negelected Diseases initiative (DNDi), Global Alliance for TB Drug
Development (GATBD), AREAS Global TB Vaccine Foundation en de Foundation for Innovative
New Diagnostics (FIND).
26 Bent u van mening dat de earmarking van HIV/Aids en reproductieve gezondheid positief is 5
geweest voor het versterken van de gezondheidszorg? Waar blijkt dit uit? 9
Een functionerende gezondheidszorg is noodzakelijk voor een effectieve aanpak van hiv/aids en
verbetering van reproductieve gezondheid. Internationaal is de toename van geoormerkte
financiering voor specifieke ziektes niet gepaard gegaan met een evenredige verhoging van de
financiering van gezondheidszorg.
Het belang van earmarking moet echter in een breder perspectief worden geplaatst dan de
gezondheidszorg. Earmarking maakt het mogelijk gerichte investeringen te doen die noodzakelijk
zijn voor de beleidsprioriteiten HIV/Aids en reproductieve gezondheid. Voorbeelden hiervan zijn
de bijdragen aan multilaterale organisaties zoals UNFPA, UNAIDS en het Global Fund to Fight
Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM). Ook is het instrumenteel bij verstrekking van
subsidies aan NGO's die actief zijn op deelterreinen zoals hiv/aids preventie voor specifiek
kwetsbare groepen of onderzoek naar reproductieve rechten voor vrouwen, doelen die meestal niet
verwezenlijkt kunnen worden door de reguliere gezondheidszorg.
De toegenomen financiering voor hiv/aids heeft verschillende effecten gehad op de
gezondheidszorg. Daar waar hiv/aids financiering breder kon worden ingezet, heeft deze ook
bijgedragen aan de versterking van gezondheidszorg in het algemeen, en meer specifiek de
moeder- en kindzorg.
In toenemende mate hebben ook internationale fondsen voor specifieke ziektes oog voor dit
aspect. Zo worden fondsen van het GFATM, waar Nederland aan bijdraagt, in toenemende mate
ingezet ter versterking van gezondheidszorg. Zo draagt het GFATM in Mozambique bij aan het
gezamenlijke programma voor versterking van de gezondheidssector en worden in andere landen
gezondheidsbrede elementen als personeel en infrastructuur gefinancierd. Grofweg komt de helft
van GFATM financiering ten goede aan de bredere gezondheidssector.
27 Welke intensiveringen hebben plaatsgevonden inzake HIV/Aids? En op het gebied van 5
reproductieve gezondheid? Waarom heeft de overheveling plaatsgevonden? 9
De intensiveringen inzake hiv/aids betreffen een structurele verhoging van de bijdrage aan het
GFATM en een extra bijdrage aan Commodity Fund van het UNFPA, een fonds dat voorziet in de
aanschaf van middelen ten behoeve van HIV/Aids bestrijding maar ook ten behoeve van
reproductieve gezondheid, zoals condooms en anticonceptie.
De intensivering naar aanleiding van het amendement Van der Staaij/Huizinga-Heeringa is gegaan
naar NGO's die steun verlenen aan de verbetering van de positie van aidswezen onder andere in
Bangladesh, Zimbabwe, Tanzania, Kenya en het regionale programma in zuidelijk Afrika van de
Internationaal Federatie van het Rode Kruis.
Een aantal ambassades heeft de bijdrage aan reproductieve gezondheid verhoogd. onder andere via
steun aan de gezondheidssector.
De (technische) overhevelingen betreffen programma's die op andere artikelen stonden geboekt,
maar thematisch beter passen onder artikel 5.5 voor reproductieve gezondheidszorg.
28 Kunt u aangeven waarom er in het rijtje uitgaven op p. 59 geen toelichting wordt gegeven op 5
artikel 5.3? Waarom is er voor het gender programma 296 miljoen euro minder uitgegeven dan 9
begroot? Vindt u dit logisch gezien het feit dat uit de effectindicatoren juist blijkt dat bijvoorbeeld
12/15
de verhouding van het aantal meisjes t.o.v. jongens in het hoger onderwijs is afgenomen?
Voor het gender programma is niet EUR 296 miljoen, maar EUR 296.000 minder uitgegeven dan
begroot. Dit betreft een iets ander verloop in uitgaven voor programma's op het gebied van
gender. Deze mutatie is vanwege de relatief beperkte omvang niet nader toegelicht.
29 Waarom konden geen initiatieven op het gebied van basisonderwijs direct worden gesteund? 6
---
De toelichting ad 4 in het jaarverslag (pagina 60) maakt melding van de belangrijkste
ontwikkeling die ten aanzien van ondersteuning van onderwijs in post-conflictlanden plaatsvond:
de meerjarenovereenkomst met UNICEF. Dit maakt de ondersteuning van - internationale en
lokale - NGOs mogelijk in een afgestemde en waar mogelijk geïntegreerde aanpak op lokaal
niveau. Dit, gekoppeld aan het feit dat ook in MFS-kader al ondersteuning van NGOs plaatsvindt,
maakte dat directe ondersteuning van basisonderwijs in post-conflictlanden, zoals Sudan en Sierra
Leone, minder opportuun is. Wel is er intensief contact geweest met en tussen Nederlandse NGOs
die op dit terrein werkzaam zijn, met het oog op afstemming en mogelijk versterking van elkaars
activiteiten.
30 Wat is kunt u melden over de voortgang ten aanzien van het resultaat aangaande de capaciteit van 6
het tertiair onderwijs? 1
De doelstelling is om de capaciteit van het tertiair onderwijs in de vijftien (inmiddels veertien in
verband met wegvallen van Eritrea) NPT-landen (Netherlands Programme for institutional
strenghtening of post-secundary education and Training Capacity) in 2010 te versterken.
Het NPT-programma is in 2002 in zijn huidige opzet van start gegaan. De eerste NPT-projecten
zijn eind 2003/begin 2004 geïmplementeerd en hebben een gemiddelde looptijd van 4 jaar. Een
gering aantal projecten is afgerond, de overige zijn nog gaande of verkeren in de opstartfase. In
totaal zijn 5 projecten afgesloten. Over de impact van de nu afgesloten projecten kan reeds worden
gesteld dat deze duidelijke versterking hebben gegeven in bijvoorbeeld verbetering van gebruik
van ICT voor hoger onderwijs en capaciteitsversterking van ministeries van onderwijs op gebied
van onderwijsplanning en kwaliteitszorg (quality asurance). De projecten genereerden meer in het
algemeen veel positieve spin-off, waaronder verhoging van de nationale overheidsbijdragen aan
hoger onderwijs.
31 Op welke wijze heeft de UNHCR specifieker invulling gegeven aan bescherming van 6
vrouwenrechten bij noodsituaties? 2
Vrouwenrechten staan prominent op de agenda van UNHCR en worden genoemd onder het eerste
`Global Strategic Objective' van de organisatie, waarbij speciale aandacht voor het verzekeren van
sociale en economische rechten van vrouwen en kinderen en het optimaliseren van hun
zelfredzaamheid. Tevens wordt dit uitgewerkt in het actieplan van UNHCR in het kader van
Resolutie 1325 van de Veiligheidsraad. Als instrumenten gebruikt UNHCR onder meer:
ontwikkelen van strategieën en praktische instrumenten om sexueel, gender gebonden geweld
tegen te gaan, ook in de kampen die onder UNHCR-verantwoordelijkheid vallen; specifieke
aandacht voor de gezondheidszorg van vrouwen; actieve participatie van vrouwelijke
vluchtelingen in de distributie van voedsel en andere benodigdheden; individuele registratie van
vluchtelingen en stimuleren van vertegenwoordiging van vrouwen in besluitsvormingsprocessen
in vluchtelingensituaties.
Ik ben tevreden met het feit dat UNHCR, naar aanleiding van eerdere kritiek, concreet invulling
geeft aan het begrip vrouwenrechten.
32 Hoe valt de verdere verbreding van de samenwerking met het bedrijfsleven op het gebied van 6
HIV/Aids te kenschetsen? Wat zijn de bedrijven in kwestie? Hoe wordt er verder concreet 3
invulling gegeven aan The Three Ones als organiserend principe? Wat zijn de partnerlanden
waarover gesproken wordt?
De samenwerking met de private sector rondom workplace policies heeft in 2006 geleid tot een
verbreding in de vorm van het Health Insurance Fund. Dit fonds, ontwikkeld in samenwerking met
13/15
verschillende actoren waaronder verzekeraars in Nederland, is bedoeld om lokale verzekeraars te
ondersteunen basisziektekostenverzekeringen (inclusief dekking tegen kosten ten gevolge van
hiv/aids, tuberculose en malaria) te ontwikkelen voor lage inkomensgroepen, inclusief groepen uit
de informele sector. De premiebetaling van deze groepen wordt gesubsidieerd. Op deze wijze
wordt voor genoemde groepen de toegang tot goede kwaliteit gezondheidszorg verbeterd. Er
wordt samengewerkt met AEGON, ACHMEA, SNS/REAAL, Celtel, Heineken, Shell en
Unilever.
De Nederlandse ambassades in partnerlanden (Mali, Ghana, Tanzania, Zambia, Mozambique en
Nicaragua) dragen bij aan de uitvoering van de Three Ones. In overleg met andere bilaterale
donoren wordt samenwerking en afstemming tussen de verschillende actoren zoals
overheidinstanties, VN, NGOs en vertegenwoordigers van private sector gefaciliteerd. Daarnaast
neemt Nederland deel aan de review van de uitvoering van de aanbevelingen van het Global Task
Team (UNAIDS). Deze aanbevelingen richten zich op harmonisering en verdergaande
samenwerking en The Three Ones vomen hiervan een wezenlijk onderdeel. De uitkomsten van
deze review zullen richting geven aan de verdere uitvoering van The Three Ones.
33 Welke maatregelen zijn genomen om de lokale capaciteit voor veilig moederschap op te bouwen? 6 65
Welke maatregelen zijn genomen om tekort aan voorbehoedsmiddelen op te heffen? 4
Nederland steunt in 12 partnerlanden de gezondheidssector. In het nationale gezondheidsbeleid
van deze landen is aandacht voor moeder- en kindzorg. In een aantal landen worden additionele
interventies ondernomen om de capaciteit voor veilig moederschap op te bouwen en te versterken.
Voorbeelden hiervan zijn opleiding en bijscholing van vroedvrouwen, beschikbaarstelling van
kraamtassen, inzet van extra ambulances, uitbreiding van het aantal gezondheidsposten en
ambulante zorg voor zwangerschap op het platteland.
Het tekort aan voorbehoedsmiddelen wordt enerzijds verminderd door een bijdrage van jaarlijks
EUR 5 miljoen voor een periode van 5 jaar aan het Commodity Fund van UNFPA. Anderzijds
wordt, ondermeer via de Nederlandse ambassades en UNFPA, bewerkstelligd dat in de nationale
begroting voor gezondheid een bedrag wordt gereserveerd voor anti-conceptiemiddelen en dat het
nationale budget hiervoor toeneemt. Via de Reproductive Health Supplies Coalition steunt
Nederland een internationaal gecoördineerde respons om de productie en financiering van
voorbehoedsmiddelen te verhogen, kwaliteitscontrole, aankoop- en distributiesystemen te
verbeteren, en kosten te verlagen.
34 Waardoor heeft vertraging in de uitvoering van een aantal bilaterale landenprogramma's op het 6
gebied van water en milieu in genoemde landen plaats kunnen vinden? En de aangepaste 9
liquiditeitsbehoefte?
Binnen het bilaterale landenprogramma in Ghana is bij de bosbouwprojecten (Wildlife and
Wildfire management) vertraging opgetreden omdat bij de verslaglegging is gebleken dat het
projectbeheer manco's vertoonde. Er zijn inmiddels maatregelen genomen om het projectbeheer te
verbeteren. De ondersteuning van het Ministerie van "Environment and Science" betreffende
integratie van milieu in ontwikkelingsprocessen heeft vertraging opgelopen omdat het betreffende
Ministerie ontbonden is en de milieuportefeuille nu is ondergebracht bij het Ministerie van Local
Government, Rural Development and Environment.
De liquiditeitsplanning in Guatemala werd herzien omdat om diverse redenen vertraging in
proejctuitvoering was opgetreden. Projecten werden belemmerd door sociale onrust en/of politieke
veranderingen. Het bestaande biodiversiteitsinstituut CONAP leed onder politieke inmenging en
verloop van personeel. Hierdoor waren de resultaten voor 2006 minder dan verwacht.
De vertraging in Suriname is opgetreden omdat de Surinaamse overheid de opstelling van een
milieubeleidsplan nog niet heeft afgerond. Om deze reden bestaat er nog geen consensus waar
investeringen plaats zullen moeten vinden.
In Vietnam kwam in 2004 een multidonorfonds bossen tot stand. Het proces liep vertraging op.
Administratieve procedures bleken omslachtig, hetgeen de goedkeuring van
financieringsvoorstellen aanzienlijk bemoeilijkte. Er heeft inmiddels een vereenvoudiging en
rationalisatie van procedures plaatsgevonden. Het fonds functioneert nu goed.
14/15
Voor TMF werd de liquiditeitsbehoefte aangepast als gevolg van een vertraging in de uitvoering
van een aantal onder TMF gefinancierde programma's.
35 Welke concrete afspraken zijn gemaakt tijdens de achtste conferentie van de lidstaten bij de 7
Ramsarconventie? 1
De kamervraag verwijst naar de besluiten die op de 8ste vergadering van de Coventie voor
Biodiversiteit conferentie van Partijen in maart 2006 in Curitiba, Brazilië zijn gemaakt met
betrekking tot het werkprogramma voor beschermde gebieden.
Er is besloten dat samenwerking (onder andere met NGO's), donorcoordinatie en monitoring
dienen te worden verbeterd. Voor een goede uitvoering van het werkprogramma voor beschermde
gebieden hebben de arme landen meer capaciteit nodig. Afgesproken is dat participatie van lokale
gemeenschappen gewaarborgd dient te zijn en dat in nationale ontwikkelingsstrategieën
biodiversiteit dient te worden geïntegreerd. Tevens zou de sociaal- economische waarde van
beschermde gebieden moeten worden berekend omdat deze bijdraagt aan armoedebestrijding en
de MDG's. Er komt meer aandacht voor duurzaam gebruik van zeegebieden buiten nationale
jurisdictie via wetenschappelijk onderzoek.
36 Wat is de reden voor de uitgebleven verwachte belangstelling voor de terugkeerfaciliteit? 7
---
In de aanloop naar de verkiezingen van november 2006 was een belangrijk onderwerp in het
politiek debat de wenselijkheid van de uitvaardiging van een generaal pardon. Naar het voorkomt
heeft dit de belangstelling voor de terugkeerfaciliteit verminderd. Veel mensen wilden
besluitvorming door een nieuw kabinet afwachten.
37 Is het wenselijk om het draagvlak van OS te laten meten door een organisatie die als doel heeft het 8
draagvlak van OS te bevorderen? 0
Een van de drie kerntaken van NCDO, zoals vastgelegd in het subsidiekader 2007-2010, is
het genereren van actuele kennis ten aanzien van ontwikkelingen op het terrein van
draagvlakontwikkeling. Het laten meten van draagvlak valt dus binnen deze taak. Overigens
worden deze onderzoeken sinds jaar en dag door NCDO uitbesteed aan externe
onderzoeksbureaus. De resultaten van de draagvlakonderzoeken komen derhalve op een
onafhankelijke wijze tot stand.
15/15
Ministerie van Buitenlandse Zaken