Antwoorden op kamervragen over gewasbeschermingsmiddelen die schadelijk zijn voor bijen
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
24 april 2007
2060713390
DL. 2007/1364 8 juni 2007
onderwerp bijlagen
ijensterfte
B
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Thieme (PvdD) over
bijensterfte.
1
Kent u het bericht "dode bijen op stoep Bayer Brussel"?
Ja.
2 en 4
Kunt u zeggen of Regent TS en Gaucho in Nederland toegelaten middelen zijn? Zo ja, voor
welke teelten en voor welke toepassingen? Zo neen, is het bij u bekend of deze middelen
illegaal worden toegepast?
Kunt u zeggen of de bestanddelen fipronil en imidaclopride in andere middelen of
toepassingen zijn toegestaan in Nederland? Zo ja, in welke middelen en voor welke
toepassingen? Zo neen, is het bij u bekend of deze middelen illegaal worden toegepast in
Nederland?
Het gewasbeschermingsmiddel Regent TS is in Nederland niet toegelaten. Over illegaal
gebruik van dit middel is niets bekend. Overigens ligt dat niet voor de hand gelet op de
beschikbaarheid van andere middelen. Gaucho is in Nederland toegelaten als zaad-
behandelingsmiddel (op basis van imidacloprid) met toepassingen in suiker- en voeder-
bieten tegen diverse insecten (`Gaucho'), in snijmaïs en korrelmaïs tegen diverse insecten
(`Gaucho rood') en in sla, kool en prei tegen bladluizen en tripsen (`Gaucho tuinbouw').
Middelen op basis van fipronil:
In Nederland zijn twee middelen (Violin en Mundial) op basis van fipronil met een
landbouwkundige toepassing toegelaten. Violin is geregistreerd voor toepassing in
snijbloemen en potplanten onder glas ter bestrijding van trips door middel van een
gewasbehandeling.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
8 juni 2007 DL. 2007/1364 2
Mundial is toegelaten als zaadbehandeling met een toepassing in bloemkool, broccoli,
rodekool, savooienkool, spitskool, spruitkool en witte kool ter bestrijding van de larven
van de koolvlieg.
Middelen op basis van imidacloprid:
Naast Gaucho zijn er in Nederland zeven middelen op basis van imidacloprid met een
landbouwkundige toepassing toegelaten tegen diverse insecten.
Er zijn drie middelen (AA Insecten staafje, POKON Plantstick en Provado insectenpin)
geregistreerd voor particulier gebruik in sierplanten in potten en bakken. De middelen
bestaan uit een kant-en-klaarstaafje dat in de grond dient te worden gestoken. Eén middel
(Provado Garden) is geregistreerd voor particulier gebruik in siergewassen in de tuin door
middel van een aangietbehandeling of een gewasbehandeling, in appels en peren in de
tuin of particuliere boomgaard door middel van een gewasbehandeling en in het gazon
door middel van een aangietbehandeling.
Er is één middel (Amigo) toegelaten in aardappel tegen bladluizen. Dit middel wordt als
grondbehandeling bij het poten toegepast. Ten slotte zijn er twee middelen (Admire en
Imex-imidacloprid) met de onderstaande toepassingen toegelaten:
- appel en peer tegen groene appelwants, bladluizen en zaagwespen door middel van
gewasbehandeling;
- aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika op
substraat onder glas waarbij het middel met de voedingsoplossing meegedruppeld
wordt. Het middel wordt toegepast tegen bladluizen en larven van kaswittevlieg;
- plantmateriaal van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper
en paprika onder glas tegen bladluizen door middel van een gewasbehandeling;
- bloemisterijgewassen op substraat onder glas waarbij het middel met de voedings-
oplossing meegedruppeld wordt. Het middel wordt toegepast tegen bladluizen en
larven van de kaswittevlieg;
- bloemisterijgewassen onder glas en in de vollegrond tegen bladluizen en larven van
kaswittevlieg door middel van een gewasbehandeling;
- bloembollen en bolbloemen tegen bladluizen en gladiolentrips door middel van een
gewasbehandeling of een dompelbehandeling;
- boomkwekerijgewassen en vaste planten onder glas en in de vollegrond tegen
bladluizen en buxusbladvlo door middel van een gewasbehandeling.
Toepassingen zijn alleen toegestaan vóór en na de bloei van de gewassen. Zowel bij de
middelen op basis van fipronil als op basis van imidacloprid (gewasbehandelingen) is een
waarschuwing opgenomen dat het middel gevaarlijk is voor bijen en hommels.
3
Heeft het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid al conclusies getrokken uit het
onderzoek dat het Franse Agentschap voor voedselveiligheid, AFSSA, deed naar de effecten
van de moleculen fipronil en imidaclopride op bijenvolken? Zo ja, welke consequenties
worden hieraan verbonden voor de toelating van het middel? Zo neen, waarom niet?
Het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) heeft nog geen conclusies
getrokken uit het onderzoek dat de AFSSA heeft uitgevoerd. Reden hiervoor is dat er nog
geen verzoek is gedaan bij EFSA.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
8 juni 2007 DL. 2007/1364 3
5
Bent u bereid nader onderzoek in te stellen naar de milieueffecten van fipronil en
imidacloride en op basis van reeds bekende onderzoeksgegevens van AFSSA een
tussentijdse standstill voor het gebruik van deze middelen in te stellen?
Bij de beoordeling van de toelatingsaanvraag voor deze middelen zijn de riscio's voor het
milieu meegenomen. Daarbij is gebleken dat gebruik van deze middelen toelaatbaar is
met inachtname van het wettelijk gebruiksvoorschrift. In het wettelijk gebruiksvoorschrift
wordt aangegeven onder welke voorwaarden en met welke dosering, frequentie van
toediening e.d. een middel mag worden toegepast. Expliciet is op het etiket aangegeven
dat deze middelen gevaarlijk zijn voor bijen en hommels en dat toepassing tijdens de bloei
van gewassen niet is toegestaan. De middelen mogen dan alleen worden gebruikt ruim
vóór of na de bloei. Met andere woorden bij juiste toepassing van de middelen is de kans
op bijensterfte zeer gering.
Een aantal van de genoemde middelen wordt toegepast in de zaadbehandeling.
Door de producenten is veel onderzoek gedaan om te komen tot een geschikt middel voor
zaadbehandeling.
Daarnaast wordt in de evaluatie van de Nota Duurzame gewasbescherming, die in januari
aan uw Kamer is toegezonden, imidacloprid genoemd in de top tien van meest milieu-
belastende werkzame stoffen voor het oppervlaktewater (volgens metingen uit de
bestrijdingsmiddelen atlas). In het kader van het convenant duurzame gewasbescherming
wordt uitwerking gegeven aan de mogelijke oplossingen om de emissie van deze stoffen
te verminderen. Ik acht het dan ook niet noodzakelijk separaat nader onderzoek te laten
uitvoeren.
Wat een tussentijds standstill betreft het volgende. Een besluit over de toelating van een
gewasbeschermingsmiddel of biocide wordt genomen door het College Toelating
Bestrijdingsmiddelen (CTB). Dit is een ZBO die is opgericht om op afstand van de overheid
op basis van een onafhankelijke, wetenschappelijke beoordeling over een toelatings-
aanvraag te beslissen. Een tijdelijk intrekking van de toelating, zoals u voorstelt, is
derhalve een bevoegdheid van het CTB. Het CTB kan een dergelijk besluit nemen ingeval
er zich nieuwe wetenschappelijke feiten voordoen die daar aanleiding toe geven.
6
Hoe beoordeelt u de berichten over massale bijensterfte naar aanleiding van het gebruik
van deze middelen en in relatie tot de uitspraak van Albert Einstein: "als de bij sterft, heeft
de mens nog vier jaar te leven. Geen bijen meer, geen bevruchting meer, geen gras meer,
geen dieren meer, geen mens meer"?
Bijensterfte, of de zogenaamde wintersterfte, is een normaal verschijnsel in de imkerij.
Er is nog veel onbekend over deze bijensterfte. Veelal in het voorjaar ontdekken imkers
tijdens inspecties dat een aantal van hun volken de winter niet heeft overleefd.
In Europa (inclusief Nederland) fluctueren de sterftepercentages jaarlijks, met andere
woorden er is geen stijgende of dalende trend waar te nemen.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
8 juni 2007 DL. 2007/1364 4
De laatste jaren worden er in een aantal Europese landen (inclusief Nederland) een hoger
sterftepercentage waargenomen dan normaal. In Nederland ziet het er echter naar uit dat
de sterfte dit voorjaar lager is dan vorig jaar.
Er zijn allerlei mogelijke oorzaken voor sterfte van bijenvolken, zoals bijenziekten, slechte
imkerpraktijken, vergiftiging en klimaatsfactoren. De oorzaak van sterfte is vaak moeilijk
te achterhalen. Wel kunnen door onderzoek bepaalde oorzaken worden uitgesloten.
Met name in Zuideuropese landen wordt aangegeven dat genoemde middelen een rol
spelen in verhoogde bijensterfte, echter een verband tussen deze middelen en verhoogde
bijensterfte is in onderzoeken nooit aangetoond.
7, 8 en 9
Deelt u de mening dat continue monitoring van bijenvolken noodzakelijk is om een trend
van grootschalige sterfte van bijen tijdig te kunnen keren? Zo ja, op welke wijze worden
bijenvolken in Nederland gemonitord en welke trends zijn daarin tot op heden waar te
nemen? Zo neen, waarom niet?
Kunt u aangeven op welke wijze en door welke instanties onderzoek wordt gedaan naar
de gezondheid en populatieomvang van bijenvolken in Nederland? Kunt u aangeven op
welke wijze u de resultaten van dit onderzoek gebruikt om de situatie en habitat voor
bijenvolken te optimaliseren?
Kunt u aangeven wat uw beleid is voor de komende vier jaar om de omvang en de
gezondheid van bijenvolken in Nederland te garanderen?
In Nederland doet het instituut Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (WUR-PPO), sector
bijen, onderzoek naar gezondheid en populatieomvang van bijenvolken. PPO monitort de
bijensterfte door enquêtes af te nemen bij imkers. Alleen monitoring is echter niet
voldoende om iets te doen aan een verhoogde bijensterfte. Het instituut doet onderzoek
op monsters van dode bijen om de oorzaken van sterfte na te gaan, waaronder
bestrijdingsmiddelen. Financiële middelen voor het onderzoek komen deels van de EU, de
imkerbonden en het ministerie van LNV (in het kader van onderzoek naar duurzame
bestrijding van de varroamijt). In dit onderzoek werkt PPO samen met andere Europese
landen.
Vorige maand zijn in een internationale bijeenkomst van onderzoekers uit 16 EU landen
en de VS afspraken gemaakt over gezamenlijk onderzoek en uitwisseling van informatie.
Er zijn werkgroepen gevormd rond een aantal thema's, onder andere rond het thema
bestrijdingsmiddelen.
Onlangs is PPO weer met een driejarig onderzoeksprogramma gestart. Indien de
onderzoeksresultaten daar aanleiding voor geven, kunnen maatregelen worden getroffen
om bijensterfte tegen te gaan.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit