Departement Vraag
SZW -1 Erkent het kabinet dat de inkomensverschillen in 2006 zijn gegroeid? Zo ja, welke conclusie
trekt het hieruit voor het beleidsprogramma en de nieuwe begroting die op prinsjesdag zal
worden gepresenteerd? Gaat het nieuwe kabinet goedmaken wat het vorige kabinet verkeerd
heeft gedaan door het denivellerende koopkrachtbeleid van vorig jaar te compenseren met
een nivellerend koopkrachtbeleid voor volgend jaar? (SP)
Antwoord:
Over het algemeen kan niet worden gesteld dat in 2006 de inkomensverschillen zijn
gegroeid. Voor sommige huishoudtypen heeft 2006 nivellerend ( alleenstaanden en
tweeverdieners zonder kinderen) uitgewerkt, voor andere groepen juist denivellerend
(huishoudens met kinderen). Dit had voornamelijk te maken met de stelselwijziging in de
zorg. Huishoudens die in het oude ziektekostenstelsel relatief weinig betaalden, zijn meer
gaan betalen en huishoudens die relatief veel betaalden juist minder.
Bij stelselwijzigingen moet men zich niet fixeren op al te specifieke koopkrachtcijfers. Het
introduceren van nieuwe stelsels leidt onvermijdelijk tot zowel positieve als negatieve
inkomenseffecten.
SZW - 2 Ik concludeer dat het vorige kabinet erin slaagde om honderdduizenden mensen van een
uitkering naar een baan te helpen en dat dit kabinet mensen in een uitkering laat zitten.
Bovenop dit alles weigert het kabinet ook nog eens te spreken over een vereenvoudiging van
het ontslagrecht. Het twijfelt zelfs of het ontslagrecht überhaupt op de agenda van de
inmiddels berucht participatietop moet staan. Van de minister van Financiën en van de
minister-president hoor ik daarover verschillende geluiden. Ik wil daarom graag een helder
antwoord op de volgende vragen. Zet het kabinet het ontslagrecht op de agenda van de
participatietop? Is er al een datum voor deze top? Komt die dit jaar of in de komende jaren?
(VVD)
Antwoord:
Het Coalitieakkoord geeft aan dat er nog voor de zomer een participatietop komt waarbij in
de context van een beoogde verschuiving van baan- en uitkeringszekerheid naar werk- en
inkomenszekerheid aan de orde moeten komen de thema's arbeidsmarktbeleid, scholing en
opleidingen, WW en flexibilisering en de betekenis van het ontslagrecht daarvoor.
Zodra datum en agenda bekend zijn, zal het kabinet de Tweede Kamer op de hoogte stellen.
SZW - 3 De afgelopen jaren zijn in deze zaal een aantal structurele hervormingen door drie
kabinetten-Balkenende vaak verdedigd als noodzakelijk. Dat geldt bijvoorbeeld voor de
WAO. Het kabinet -- dat maakt het debat over de doelstellingen zo belangrijk -- wilde
vooral minder uitkeringen. In de vele debatten met minister De Geus hebben wij erop
aangedrongen dat hij zich ook verantwoordde over de vraag wat er dan gebeurt met al die
mensen die uit de WAO worden geknikkerd. Waar blijven ze? Komen ze aan het werk? Wat
is er met ze aan de hand? Minder uitkeringen is geen doelstelling, maar bureaucratie,
boekhouding. Uit het jaarverslag van Sociale Zaken -- dat is nu voor het eerst eindelijk eens
opgeschreven, waarvoor hulde -- blijkt dat ruim de helft geen werk heeft. Men herkeurt nog
steeds, maar de helft heeft geen werk. En dat terwijl de operatie al ruim twee jaar loopt. Wat
is de reactie van dit kabinet daarop? Dat geldt in bredere zin ook voor de positie van mensen
met een arbeidshandicap. Het aandeel van mensen met een arbeidshandicap dat werkt en
zelfstandig in een inkomen kan voorzien, is gedaald. Dat doet het al sinds 2002. Wat is de
reactie van het kabinet daarop? (GL)
Antwoord:
In de brief aan de Kamer van 16 februari 2007 bij de twee laatste deelonderzoeken over de
herbeoordelingen heeft de toenmalige minister van SZW geconstateerd dat twee zaken van
het allergrootste belang zijn bij de uitvoering van de herbeoordelingen: perspectief op
participatie en een zorgvuldige uitvoering (Kamerstukken II, 2006/07, 26 448, nr. 323).
Tevens is aangegeven dat op beide punten vooruitgang wordt geboekt, maar dat verbetering
nog mogelijk en nodig is. De onderzoeken maken deel uit van de onderzoeksreeks
"Herbeoordeeld ...en dan?" die de uitvoering van de herbeoordelingen nauwgezet volgt en
bevatten veel informatie over de positie van herbeoordeelden, zowel qua werk,
inkomenspositie, re-integratieondersteuning e.d.
De brief van 16 februari is vervolgens besproken in een algemeen overleg met de Kamer, op
22 maart jl. (Kamerstukken II, 2006/07, 26 448, nr. 329).
Op 12 oktober 2006 is voorts de Arbeidsgehandicaptenmonitor naar de Kamer gestuurd
(Kamerstukken II, 2006/07, 29 461, nr.23). Daarin is inderdaad geconstateerd dat de
arbeidsmarktdeelname van mensen met een arbeidshandicap in de periode 2002-2005 is
gedaald. Dit is een zorgpunt. In de begeleidende brief wordt dan ook het belang
geconstateerd van een versterking van de arbeidsmarktpositie van mensen met een
arbeidshandicap en van de beeldvorming. Ook deze brief is aan de orde geweest tijdens het
algemeen overleg van 22 maart jl.
De regering acht de arbeidsdeelname van gedeeltelijk arbeidsgeschikten van het grootste
belang. In het Coalitieakkoord zijn daartoe beleidsvoornemens uitgewerkt, bijvoorbeeld in
het kader van de WAO/WIA-paragraaf.
SZW - 4 Neemt dit kabinet het oordeel van het CPB over de mogelijke effectiviteit van maatregelen
wel serieus? Dan zouden wij wat opschieten in het debat. Heeft dat ook betekenis voor het
compromis dat gesloten is over de AOW? De fractie van GroenLinks is een hartstochtelijk
voorstander van het zo snel mogelijk fiscaliseren van de AOW. Het door de coalitiepartijen
gesloten compromis vertoont echter grote gelijkenis met de VUT-/prepensioenoperatie. Er
wordt heel veel overhoop gegooid met nagenoeg geen effect op de vergrijzing. Het CPB is
in termen van effectiviteit buitengewoon hard in haar oordeel over dit voorstel. Wat doet het
kabinet met dit oordeel? Dit lijkt mij relevant voor het debat. (GL)
Antwoord:
Het kabinet neemt het oordeel van het CPB serieus. Het kabinet zal dan ook de opvattingen
van het CPB betrekken bij de nadere vormgeving van de maatregel gericht op het
bevorderen van de arbeidsparticipatie van 63 jaar en ouder en het vergroten van de
houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het CPB is wel wat snel in zijn oordeel. Veel moet
immers nog worden uitgewerkt. Het kabinet beschouwt de woorden van het CPB als een
welkome aansporing om goed naar deze vormgeving te kijken.
Het kabinet neemt de uitdagingen van het houdbaar maken van de collectieve voorzieningen
ook serieus en wil met nieuw beleid een derde van de vergrijzingskosten opvangen. Het idee
hierbij is dat in drie periodes, dat wil zeggen voor 2020, houdbare overheidsfinanciën
worden bereikt. Uitgangspunt is een structureel overschot in 2011 van +1,0% BBP.
Daarnaast wil het kabinet de arbeidsparticipatie bevorderen, met name die van groepen die
nu langs de kant staan. Ten slotte, wordt een viertal maatregelen genomen die de
houdbaarheid verbeteren met 0,7% BBP, waar onder de maatregel gericht op het bevorderen
van de arbeidsparticipatie van 63 jaar en ouder en het vergroten van de houdbaarheid van de
overheidsfinanciën.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid